- Versie
- Downloaden 24
- Bestandsgrootte 277.94 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 17 augustus 2021
- Laatst geüpdatet 17 augustus 2021
Homiletische hulplijnen 92
De heilige Naam
Erik Meganck schreef een fijn boek, getiteld Religieus atheïsme, dat in een half jaar tijd al aan een tweede druk toe is. Ik beveel het ieder aan die in de verkondiging van het evangelie dat meest misbruikte woord ‘God’ in de mond neemt. De ondertitel belooft dat de auteur zich zal wijden aan ‘(Post)moderne filosofen over God en godsdienst’. Het zijn er twaalf.
In zijn bespreking van deze twaalf ‘apostelen’ neemt Meganck zijn uitgangspunt niet bij een of ander godsbeeld of bij de idee dat er een God moet bestaan die zich zou hebben geopenbaard, ‘maar bij het onomstootbare gegeven dat de naam “God” circuleert’ (14). Met John Caputo, ‘de grootste theologische deugniet van deze tijd’ (12) aan zijn zijde maakt Meganck weinig woorden vuil aan Gods bestaan. God heeft wel wat beters te doen dan te bestaan: ‘God mag dan niet langer existeren, hij kan wel insisteren en persisteren’. Zijn naam gaat rond ‘zonder op iets terug te vallen als referent’ (14).
Ik geef een wat uitvoeriger citaat, van zo’n kleine 200 pagina’s verderop, niet alleen om de voorgaande zin te verduidelijken, maar vooral om een indruk te geven van Megancks stijl: glashelder, vrolijk, speels.
Elk systeem is netjes cartesiaans opgebouwd uit enerzijds de dingen en anderzijds de begrippen ervan, voor elk ding een begrip en omgekeerd. De boekhouding klopt volledig. Plots valt daar de Naam die geen anderzijds heeft. De Naam lijkt wel wrijvingloos, of nog: hij betekent zelf wrijving, weerbarstigheid, ongemak. Telkens een systeem zich dreigt te sluiten, als in een totaaluitleg, valt de Naam en klopt de epistemologische boekhouding niet langer. Immers, een Naam zonder referent betekent niets, draagt geen inhoud aan. De Naam verhindert wel dat alles, de wereld, wordt ingesloten, opgesloten in een groot verhaal of een totaaluitleg, bijvoorbeeld een wetenschappelijke. Eenmaal de wereld opgesloten in haar eigen verklaring, valt het denken uit. Het denken, de filosofie wordt dan afgesloten. Er wordt dan alleen nog toegepast, geïmplementeerd, geëxtrapoleerd. Alle denken wordt dan management en wil of mag alleen nog ‘landen’. Van de logica rest alleen nog de logistiek, zegt Heidegger dan’ (212).
Wie de tocht doorheen de recente filosofiegeschiedenis – dit zijn de twaalf: Feuerbach, Marx, Kierkegaard, Nietzsche, Freud, Russell, Wittgenstein, Heidegger, Sarte, Lyotard, Levinas en Derrida – met Meganck heeft afgelegd, komt aan het einde van het boek de naam (zie bovenstaande citaten van bladzijde 14) weer tegen, maar vanaf bladzijde 203 schrijft hij de Naam met een hoofdletter (zoals zo-even bleek uit het lange citaat van bladzijde 212). Meganck voert God ‘niet langer op als begrip maar als de Naam die de dood van God heeft overleefd. Alleen al daarom mag de Naam “heilig” genoemd worden.’
Maar pas op, die hoofdletter wordt slechts weggegeven om te voorkomen ‘dat weer een of ander Hoogste Zijnde die kapitaal kaapt’. Want nogmaals: ‘de Naam “slaat nergens op”, verwijst naar geen enkele zaak of toestand’. En verwijzend naar de Christushymne (Fil. 2,5-11): ‘In het christendom ontdoet het goddelijke zich van elke (metafysische) vorm en inhoud… Dit “ontdoen” betekent geen verlies, integendeel, het zuivert en bevrijdt de Naam’ (204).
Met deze schets – spoileralert – leg ik slechts een grondstructuur van het boek bloot in de hoop dat u, lezer, benieuwd wordt naar deze filosofiegeschiedenis die soms zo dicht tegen de bijbelse theologie aanschurkt. Zo althans verging het mij, dat ik bij deze passages moest denken aan mijn leermeesters. Karel Deurloo: ‘Bestaat “God”? Hij is er met zijn Naam’ (Exodus en Exil, 50). Miskotte: ‘God in zijn Openbaring hebben wij leren onderscheiden van alles wat bestaat, enkel maar “bestaat”; God hebben we gekend in het Woord, als de Enige, die spreekt tot ons hart. Maar Hem onderscheidende van de wereld, van de goden, van de oermachten en de ideeën (die naast Hem in leven gelaten worden) hebben we geweten dat de Here Gòd is, meer-dan-al, boven-het-al, onder-het-al, in-het-al! Doende! In zijn dáden’ (Preken, Verzameld werk XIII, 517).
Ik noemde Religieus atheïsme een filosofiegeschiedenis, inderdaad van de negentiende en de twintigste eeuw, maar slechts ten dele. De twaalf besproken filosofen passeren enkel de revue voor zover hun vermeend atheïsme daartoe aanleiding geeft. In de negentiende eeuw werd dat atheïsme vooral ingegeven door kritiek op het gevestigde christendom, in één woord: kritiek op de manifeste kerk. Dat atheïsme had veelal nog een theïstisch substraat. In de twintigste eeuw echter wordt het atheïsme metafysicakritisch. Dat is een atheïsme waarmee een theoloog kan lezen en schrijven. De theologie heeft zich als eens een keer ontdaan van het deïsme, zij doet er goed aan ook het theïsme opzij te leggen.
Meganck noemt ‘het platte atheïsme’ een variant op het theïsme: ‘één Hoogste Zijnde geeft de ultieme betekenis aan al wat zich onder dat Zijnde verzamelt’ (217). Het filosofisch atheïsme daarentegen wil voorbij elk theïsme denken. ‘In die zin richt de “a” zich tegen het theïsme in plaats van een variatie daarvan aan te duiden.
Dat prefix “a” slaat dus op de werking van de Naam. God houdt zich niet langer op in het theïsme, in de christelijke metafysica, maar in het “a”. In die Naam worden grote verhalen, versteende principes, eeuwige structuren, alleenzaligmakende systemen, ongenaakbare normen, onbespreekbare waarheden teniet gedaan, onschadelijk gemaakt’ (Meganck verwijst naar 1 Kor. 1,27v). ‘Niet dat ze worden vernietigd en vervangen, want dat zou weerom een theïsme genereren. In dat nieuwe atheïsme erkent het denken, de filosofie én de theologie, de erosie van het theïsme. Het gaat dan niet om de veroudering van een welbepaald systeem, maar om de erosie van de metafysiek zelf. Het filosofisch atheïsme collaboreert met de erosie van het theïsme. Het neemt die erosie nadrukkelijk op in zijn denken in plaats van die te marginaliseren en te negeren. Dit “andere” atheïsme geeft gevolg aan Eckharts bede tot God om ons van God te verlossen’ (217).
Erik Meganck, Religieus atheïsme. (Post)moderne filosofen over God en godsdienst, Damon, Eindhoven 2021.
drs. Klaas Touwen