- Versie
- Downloaden 17
- Bestandsgrootte 278.83 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 19 januari 2021
Homiletische hulplijnen 24
Detail
Predikanten bedienen zich graag van beeldende taal. Dat is niet alleen maar gunstig. Beeldspraak neigt naar het algemene: ‘Kinderen van één Vader zijn wij allemaal.’ Typologie (Adam – Christus; Eva – Maria; Abrahams drie gasten en de Triniteit) legt traditionele rollen van man en vrouw vast, fixeert gevestigde betekenissen, staat andere interpretatiemogelijkheden in de weg. Allegorie is bijna altijd seksistisch, racistisch en antisemitisch. Een aan de bijbel ontleende uitdrukking: dat iets ‘naar de Filistijnen’ gaat, is niet zonder repercussies voor ons beeld van de Palestijnen. Staande uitdrukkingen veralgemeniseren de werkelijkheid. Iconen worden idolen zodra ze goed en kwaad, recht en slecht in schema’s onderbrengen.
Bloemrijke taal ontaardt gemakkelijk in mooipraterij als de predikant geen oog heeft voor het detail; vooral het storende detail is onmisbaar! Het is een compliment als van een predikant gezegd wordt: ‘Hij zat er wel goed in, maar kwam er niet goed uit.’ Een preek die van begin tot eind klopt – geen speld tussen te krijgen – is propagandistisch. Ideologie klopt als een bus, zulks in gelukzalige tegenspraak tot de godsdienst.
In de preek hebben wij oog voor de werkelijkheid. Symbooltaal construeert overeenkomsten. Spreekwoorden hebben algemene geldigheid. Wij preken echter over wat verschil uitmaakt. Met iedere anekdote, die alleen maar illustreert wat de predikant bedoelt, wordt een preek in feite stilgezet. Er is geen voortgang meer. Veel van die verhaaltjes zijn nogal zouteloos en voorspelbaar omdat ze niet meer zijn dan een middel dat de predikant inzet om zijn doel te bereiken.
Het verhaaltje als vehikel van een instrumentele strategie, verraadt zichzelf doordat er geen angel aan zit, niet een los eindje om over te struikelen, geen onvoorziene implicatie die tegenspraak oproept. Hetzelfde geldt voor een liedkeuze die de beminde gelovigen alleen coupletjes met meer van hetzelfde te zingen geeft. Alsof zingen niets meer is dan inprenting. Wat de preek nodig heeft, is het plezier om de anekdote zelf, die altijd meer zegt dan wat de predikant gebruiken kan. Wat de liturgie behoeft, is de vervoering van een lied dat de ruimte krijgt.
In het Engels geeft het woord redundant een mate van teveel aan: overdadig, overtollig, tautologisch, barok. In de homiletiek echter duidt ‘redundantie’ op het nódige overbodige, op alles wat meer is dan de outline. Redundantie is niet slechts ‘de verpakking’ maar het geheel van de communicatie dat het gesproken woord onderscheidt van een leestekst.
Grote concepten zijn niet mededeelbaar, misschien wel in een intensieve leergang, maar niet in de liturgie. Het behoort tot de competentie van de predikant dat hij als systematisch theoloog in grote concepten zijn weg vindt. Die competentie verleent aan zijn preken relevantie en consistentie.
De hoorder echter heeft aan een enkel woord genoeg: de uitleg van een bijzonderheid in de lezing, de ontvouwing van één aspect van het credo, een blijk van herkenning bij een levensvraag. Conceptuele helderheid is daarbij geboden, maar wat communiceert, is niet het concept maar het detail, niet de grote gedachte maar de finesse. De homiletiek leeft bij de hartstochtelijke overtuiging dat het eindige het oneindige kan bevatten (finitum capax infiniti).
Het detail brengt creativiteit aan in onze algemene concepten van God en gebod. Differentiatie behoedt ons voor gemoraliseer dat altijd op de loer ligt. Homiletisch beschouwd is het aspect dat niet mee wil, geen spelbreker.
Klaas Touwen
LOGO
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,
Vézelay, die de samenhang verzinnebeeldt tussen Oude en Nieuwe Testament.
Mozes werpt tarwe in de molen, Paulus vangt het meel op.