- Versie
- Downloaden 0
- Bestandsgrootte 160.35 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 4 december 2025
- Laatst geüpdatet 4 december 2025
Homiletische hulplijnen 118
Homiletische hulplijnen 118
Liturgische taal (ook non-verbaal)
Moderne communicatieschema’s gaan uit van een zender, een boodschap en een ontvanger. De zender zendt een boodschap uit om een ontvanger te bereiken. De ontvanger neemt de boodschap van de zender aan of legt die naast zich neer. De zender houdt rekening met zijn ontvangers, leeft zich in, stelt hun profiel op, noemt hen ‘Henk en Ingrid’.
Een probleem van dit schema is dat het geen onderscheid kan maken tussen verkondiging en propaganda.
Het werkwoord dat in dit verband vaak gebezigd wordt, is ‘uitdragen’: de zender draagt een boodschap uit. De boodschap laat dat kennelijk willoos gebeuren, de zender kleedt boodschap in zo hij wil, hij kan er vrijelijk over beschikken. Het werkwoord is immers ook van toepassing op een gestorvene die tussen zes plankjes wordt uitgedragen. Wie of wat wordt uitgedragen heeft daar niets tegen in te brengen.
Ik herinner me de promotie van Hanna Rijken op ‘My Soul Doth Magnify’. The Appropriation of the Anglican Choral Evensong in the Dutch Context (2017). Een van de opponenten ging ervan uit dat de zangers van een Choral Evensong toch wel christenen zullen zijn, kerkleden, gelovig. En het publiek daarentegen mensen van allerlei slag, die met deze vorm van vieren bereikt kunnen worden. Die veronderstelling was hem ingegeven door dat moderne communicatieschema.
In een Choral Evensong echter blijkt van publiek geen sprake te zijn, wel van congregational singing. Er is inderdaad een koor dat de carols vierstemmig zingt, maar er is ook wisselzang en samenzang. De opponent keek ervan op dat het koor al evenzeer bestaat uit die mensen van allerlei slag. Ze studeren op de noten, repeteren avonden lang, hullen zich in pijen en komen met kaarsen binnen – voor de sfeer, de muziek, om het ritueel – om schoonheid op te doen en misschien geloof (alsof dat een aparte categorie is). Niet de zender bedient zich van de boodschap. De gebeden, carols & lessons zelf brengen een congregation tot stand, stichten gemeenschap.
Er staat al een paar jaar een geleerde casestudy in mijn boekenkast op een bespreking te wachten. Ik kwam er niet toe omdat ik er ambivalent tegenover sta. Het betreft een boek van Jan Mathis en Gerald Kretzschmar (Hrsg.), versprochen. Interdisziplinäre Zugänge zur liturgische Sprache, Leipzig 2022.
Uitgangspunt van de casestudy is een lutherse mis die op 12 januari 2020 in de stadskerk van Wittenberg werd gehouden. Een luthers heiligdom, waar Martin Luther zelf ooit preekte en hij trouwde met zijn Katarina von Bora. Niet te verwisselen met de slotkerk, die van de legendarische 95 stellingen.
Iedere lutheraan moet toch wel eenmaal in zijn leven de verplichte hadj naar Lutherstadt Wittenberg hebben volbracht. Ikzelf ben er meermaals geweest – in die beide kerken – en heb onder meer als Niederländische Predigtcoach deelgenomen aan studiedagen van het Reformzentrum für evangelische Gottesdienst und Predigtkultur, dat opdracht heeft verleend tot deze casestudy.
De casestudy richt zich nu eens niet op de preek maar op andere verbale en non-verbale liturgische aspecten die deel uitmaken van de communicatie van het evangelie: liederen, gebeden, het sacrament, lichaamshouding, kerkinrichting, choreografie, alle symbolische en rituele elementen van de eredienst. De preek wordt slechts zijdelings besproken.
Het boek documenteert het onderzoeksproject in 15 bijdragen, verdeeld over drie hoofddelen.
Het eerste deel doet empirisch onderzoek naar de complexiteit van liturgische communicatie in deze specifieke eredienst. Opmerkelijk aan het project is de betrokkenheid van experts met verschillende niet-theologische achtergronden (literatuurwetenschap, theaterregie, communicatiewetenschappen, retorica, enz.), die vanuit hun buitenperspectief het liturgisch onderzoek verrijken.
In het tweede deel worden deze empirische gegevens – die dus buiten de theologie om zijn verzameld – praktisch-theologisch geanalyseerd. Het gaat dan om de vruchtbare spanning tussen traditie en innovatie, tussen oerkrachten en nieuwe vormen, tussen het mysterie en de levenswerkelijkheid van mensen heden ten dage. Waarbij er al te gemakkelijk van wordt uitgegaan dat ons leven vandaag meer aansluiting vindt bij innovatie dan bij wat in de traditie op ons wacht. Nee, een mis mag geen gesloten evenement voor ingewijden zijn, maar die geslotenheid is dikwijls niet aan de traditie te wijten, maar veeleer aan retorische en scenische knulligheid en een gebrek aan regie. Traditie ligt niet achter ons. Een levende traditie loopt ons altijd een paar passen hinderlijk voor de voeten. Traditie is alles wat bewust of onbewust wordt overgeleverd. Liefst bewust en met kennis van zaken.
Het derde en laatste deel presenteert een uitgebreid transcript van de onderzochte kerkdienst, zodat de lezer de verschillende analyses en interpretaties kan volgen.
Het moderne communicatieschema is in dit onderzoek ingebracht door Larissa Leonhard in een artikel getiteld ‘Liturgische Sprache als Kommunikationsprozess’. Zij baseert zich op een model van Harold D. Lasswell uit 1948: Who? Says what? In what channel? To whom? With what effect? Inderdaad een modern schema; het woord ‘modern’ reserveer ik doorgaans voor verschijnselen uit de vorige eeuw – toen we nog modern waren.
In onze postmoderne werkelijkheid kan een dergelijk lineair schema niet meer voldoen. Het gaat op voor massacommunicatie, maar niet voor interpersoonlijke communicatie en dus niet voor de liturgie. Massacommunicatie, reclame en propaganda maken deel uit van het W.T.E.-complex (wetenschap, techniek en economie) dat instrumenteel denkt, het gooit een spierinkje uit om een kabeljauw te vangen.
In onze intermenselijke verhoudingen echter zetten wij dat instrumentele denken toch niet door? In de liefde treedt het ego terug en komt iemand anders in het midden te staan. In de kunst doet het kunstwerk zijn eigen rechten gelden, ook afgezien van de kunstenaar. De religie durft het aan het hart van de wereld als een leeg graf open te houden. Godsdienst is ‘cirkelen om een uitgespaard midden’ (Willem Barnard).
De postmoderne filosofie neemt afstand van het instrumentele denken en oriënteert zich op kunst, religie en ontregelende humor om van die gebieden, die nog niet zijn opgeslokt door het W.T.E.-complex, te leren welke andere verhouding tot de werkelijkheid ons mogelijk is. Wat gebeurt er als het ego terugtreedt? Stel je voor dat de waarheid niet eenduidig is, maar veelvormig en dus niet beheersbaar.
Wat betekent dit voor liturgische communicatie? Niet de boodschapper bedient zich – instrumenteel – van de boodschap, maar de boodschap – een intrinsiek goed – bedient zich van de boodschapper. Boodschappers en ontvangers staan meer op hetzelfde vlak dan Leonhard voor mogelijk houdt.
In het voorbeeld van de Choral Evensong: niet de koorleden brengen gemeenschap tot stand, maar de carols en lezingen, de kaarsen en gebeden, de beurtspraak en samenzang. Ja, de koorleden komen in processie binnen en dragen een pij, maar in het overige onderscheiden zij zich maar weinig van de anderen die ter kerke zijn getogen. Hier treedt het instrumentele denken terug; de kerk is een waardengemeenschap.
Hanna Rijken, ‘My Soul Doth Magnify’. The Appropriation of the Anglican Choral Evensong in the Dutch Context, Amsterdam: VU University Press, 2020.
Jan Mathis en Gerald Kretzschmar (Hrsg.), versprochen. Interdisziplinäre Zugänge zur liturgische Sprache, Leipzig: Evangelische Verlagsanstalt, 2022.
drs. Klaas Touwen
Ontleend aan ‘de mystieke molen’, sculptuur basiliek Sainte-Marie-Madeleine,