Homiletische hulplijnen 107

By 20 februari 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 41
  • Bestandsgrootte 122.32 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 20 februari 2024
  • Laatst geüpdatet 20 februari 2024

Homiletische hulplijnen 107

Homiletische hulplijnen 107

Het geschrevene en het beschrevene
Ondanks ons eerbiedig spreken van ‘de heilige Schrift’, steken veel preken te snel over van het geschrevene naar het beschrevene. Naar wat er wel of niet gebeurd is, hoe dat eruit zag en hoe wij ons die voorvallen voorstellen. Daarmee dienen we de parochie niet. Het kapitaal van wat geen oor heeft gehoord en geen oog heeft gezien, wordt het kleingeld van wat wij ons kunnen indenken. De verstaanskaders van de modale kerkgangers (waar het autochtone Nederlanders betreft is dat veelal de hogere middenklasse, in migrantenkerken ligt dat veel diverser) bepalen het evangelie. We doen daarmee – tenzij we intercultureel gaan bijbellezen! – onszelf tekort.

Te snel oversteken van het geschrevene naar het beschrevene draagt ook het gevaar van een latent fundamentalisme in zich. Het evangelie, je leest er de feiten aan af, in plaats van dat het heilige schriftuur is om in te verwijlen. Je leest ‘historisch’ in plaats van letterlijk, met oog voor de literaire technieken van de oudheid en de stijlkenmerken van de verschillende genres. Wat ik dus bedoel is een onderscheid tussen quasi feitelijk lezen (dat zich richt op het beschrevene) en letterlijk = literair lezen (dat zich richt op het geschrevene).

Het viel me op dat het evangelie van Palmzondag teruggaat op twee poëtische teksten, de meest bekende een profetie uit Zacharia 9,9:
Nederig komt hij aanrijden op een ezel,
op een hengstveulen, het jong van een ezelin.

En, niet minder constitutief, een zegenspreuk over Juda in Genesis 49,11:
Aan een wijnstok bindt hij zijn ezel,
aan een wingerd het jong van zijn ezelin.

Het parallelismus membrorum gaat grotendeels gelijk op: ‘het jong van een ezelin’.

De Zachariatekst kennen we uit Matteüs 21,5 (waar de tekst zich verknoopt heeft met Jesaja 62,11) en Johannes 12,15.

De Genesistekst wordt in het Nieuwe Testament niet geciteerd, maar het is duidelijk dat het gegeven van de vastgebonden ezel hieruit voortkomt. Dankzij Genesis weten we zelfs dat Jezus’ ezel stond vastgebonden aan een wijnstok.

Marcus, Lucas en Johannes hebben één ezel, Matteüs heeft er twee, hij heeft namelijk het parallelisme optimaal uitgebuit door de dubbelheid van de Hebreeuwse poëzie die tweemaal hetzelfde zegt, uiteen te leggen als twee afzonderlijke prozaïsche mededelingen over die ezel en dus ook nog over het ‘jong van een ezelin’.

We zien daarmee dat het evangelie van Palmzondag grote literaire creativiteit in zich bergt. Het levert de verkondiging meer op de hele context van Zacharia 9, Jesaja 62, en Genesis 49 bij de intocht in Jeruzalem te betrekken, dan dat wij ons voorstellingen maken van ‘wie es damals gewesen sein könnte’.

Daarom nog één observatie bij Genesis 49,11. Rasji wijst erop dat Onkelos het hele vers op de Messias-koning betrekt met een eigenzinnige vertaling: ‘iro verstaat hij niet als ‘zijn ezel’ maar als ‘zijn stad’, en beni atono vertaalt hij niet als ‘jong van zijn ezelin’ maar als ‘zij zullen bouwen zijn tempel’, namelijk met verwijzing naar de nieuwe tempel van Ezechiël 40. Bij Onkelos staan dus die wijnstok en de wijnrank voor Israël (Jer. 2,21) en hij heeft de ezels wegvertaald ten gunste van Jeruzalem en de vernieuwing van de tempel – en dat alles binnen de beeldtaal van de Messias die komt tot zijn stad.

Het is van een duizelingwekkende schriftgeleerde behendigheid, die laat zien dat deze teksten al vanouds literaire verlokkingen in zich borgen die tot grootste hervertellingen hebben geleid.

drs. Klaas Touwen