- Versie
- Downloaden 19
- Bestandsgrootte 388.32 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 januari 2021
29 maart 2013
Goede Vrijdag
Lezingen: Jes. 52,13-53,12; Ps. 31; Heb. 4,14-16; 5,7-9; Joh. 18,1-19,42 (C-jaar)
Inleiding
Is deze vrijdag wel zo goed?
De Goede Vrijdag waarop wij ons vroom ter kerke spoeden was eeuwenlang in vele landen van Oost- en West-Europa de dag waarop bendes woestelingen de joodse wijken van de stad binnendrongen om op strafexpeditie te gaan. Deze pogroms eisten ieder jaar veel slachtoffers. En om nu te zeggen dat de kerk er veel tegen gedaan heeft? Eerder het tegendeel. Pas in 1976 werd in de rooms katholieke Goede Vrijdagliturgie niet meer gebeden voor de bekering van de trouweloze (Lat. perfidis) joden. We bidden nu dat God ‘de joden in trouw voor zijn verbond wil bewaren’. Na Jezus’ dood werd door zijn volgelingen het goede nieuws verkondigd dat hij zich niet vergeefs op zijn God verlaten had, op Hem, die door Mozes en de profeten genoemd was ‘de Redder en Bevrijder van Israël’, de God van Abraham, van Izaak, en van Jakob, een God van de Levenden, Schepper van hemel en aarde.
In hun boek ‘Jezus de jood’ stellen Ulrich Luz en Pinchas Lapide dat het volk Israël Jezus helemaal niet heeft afgewezen. Het duidelijkst is Lucas die herhaalde malen de term: ‘al het volk’ gebruikt: ‘En toen al het volk dit hoorde, en ook de tollenaars, hebben zij God gerechtvaardigd ...’ (7,29). ‘Toen hij deze dingen sprak, verhief een vrouw uit de schare haar stem en zei tot hem: Zalig de schoot die u heeft gedragen’ (11,27).
Volgens een Joods-Haggadische opvatting zal iedere rechtvaardige sterven door een kus, de kus van God. Deze opvatting knoopt aan bij de beschrijving van Mozes’ eenzaam sterven op de berg. Van Mozes staat immers geschreven dat hij sterft ‘op de mond des Heren’ (Deut. 34,5).
Een meer letterlijke vertaling dan het gebruikelijke ‘op het woord des Heren’. Niet de verschrikkelijke doodsengel nadert de rechtvaardige, maar God buigt zich neer, kust zijn zoon en neemt in deze kus zijn ziel mee, die hij hem gegeven had. Zit in de beschrijving van deze kus van Judas een verwijzing naar de dood door een kus, die het voorrecht is van de rechtvaardige?
Verhelderend is het gebed van Paus Johannes XXIII:
Wij beseffen thans dat onze ogen gedurende vele eeuwen zo blind zijn geweest, dat wij niet meer in staat waren de glorie van uw uitverkoren volk te zien, noch op zijn gelaat, de tekenen van de voorrang van onze broeder te onderscheiden. Wij zijn tot het inzicht gekomen, dat op onze voorhoofden het Kaïnsteken geschreven staat. Eeuw na eeuw was onze broeder Abel in bloed en tranen om onze wandaden, doordat wij uw liefde vergeten waren. Vergeef ons de vloek die wij, in ongerechtigheid, over hun joodse naam hebben gebracht. Vergeef het ons, dat wij U in hen, in hun vlees, ten tweede male hebben gekruisigd – wij wisten niet wat wij deden. Heer, laat ons omkeren op de slechte wegen die wij in de geschiedenis en in de kerkgeschiedenis gingen. Laat onze ommekeer bestaan in een concrete vernieuwing.
Moge de vrede van God die ons leven en denken bewaart, onze harten vervullen.
Beter dan Judas en de joden de schuld te geven van Jezus’ dood is het om in de verkondiging duidelijk te laten blijken dat het lijden van alle zonen en dochters van Jezus’ eigen volk, deel uitmaakt van het grote lijden dat rechtvaardigen wanneer en waar ook ter wereld, ten onrechte wordt aangedaan.
Het lijdensverhaal volgens Johannes
Laat ons nu eens proberen het lijdensverhaal volgens Johannes volgend, te zoeken naar wat de tekst ons bij gelovige lezing te zeggen heeft:
‘Toen Jezus de zure wijn genomen had riep hij: “Het is volbracht”, en met gebogen hoofd gaf hij de Geest.’ Met deze korte woorden vat Johannes het lijden van Christus samen. Afgaande op de andere evangelisten kunnen wij aan Johannes vragen: waarom zo kort van stof? Waarom vermeld je niet dat alles duister werd op Golgota, dat de aarde beefde, dat Jezus het uitschreeuwde van de pijn ?
Niets van dat alles: het is – als het ware – de voorstelling van een verstilde icoon die Johannes ons schildert: geen pijn, geen geluid: een waardige gekruisigde. Het gaat bij Johannes’ beschrijving van Jezus’ dood om de aankondiging van een nieuw begin.
Johannes laat zijn verhaal daarom rijmen op het uittochtsverhaal uit Egypte dat wij gisterenavond begonnen en in de paasnacht uit zullen lezen: ‘Ze braken hem de benen niet.’ Dat hadden ze ook niet mogen doen met het paaslam dat ze aten, daar in Egypte toen de bevrijding van God volk begonnen was.
Zijn kleed was uit één stuk, ontdekten de brute Romeinse soldaten. Die wisten natuurlijk niet dat dat alleen maar het geval hoort te zijn bij het gewaad van de hogepriester. Jezus is de goede hogepriester die het heil brengt aan zijn volk.
Hij was naakt aan het kruis maar hij schaamde zich niet. Hij is de nieuwe Adam, de mens in zijn oorspronkelijke en toekomstige zuiverheid. En als hij daar hangt wordt zijn zijde geopend... zoals die van Adam in het paradijs. Uit Adams zijde werd de vrouw genomen... zijn bruid. Jezus is de bruidegom van zijn volk. Naar Jezus’ zijde wordt de nieuwe bruid geleid: het volk van de Messias. De aarde wordt als wij, mensen van zijn volk, hem trouw zijn, een liefdesparadijs.
Het slot van Johannes’ lijdensverhaal brengt in ons duidelijker nog de herinnering terug aan het paradijs... er wordt gesproken over een prachtige tuin waarin hij wordt neergelegd. In diezelfde paradijselijke tuin zal een vrouw, Maria Magdalena, hem ontmoeten, denkende dat hij de tuinman is, wat hij ook is... hij, de nieuwe Adam, Heer van de tuin, Koning van de nieuwe aarde!
Johannes beschrijft ons Jezus die zijn lijden volbracht als de Heer van ons allen, onze Voorganger dwars door de dood heen.
Gewond, zeker, Tomas mag zijn wonden voelen, maar zijn dood was geen einde. Er eindigt niets op Goede Vrijdag: er is een nieuw begin rond deze rechtvaardige. Er komt perspectief in ons bestaan!
‘Toen Jezus de zure wijn genomen had riep hij: “Het is volbracht”, en met gebogen hoofd gaf hij de Geest.’ Hij gaf die Geest aan de Vader, maar via hem gaf hij die door aan ons.
En zo horen we Paulus al roepen: ‘Dood waar is je overwinning, dood waar is je prikkel?’ Daarom heet deze vrijdag goed.
Preekvoorbeeld
Als kind ontdekte ik tot mijn stomme verbazing, dat Goede Vrijdag tot de christelijke feestdagen werd gerekend. Begrepen de makers van agenda’s en kalenders dan niet wat voor verschrikkelijks er op die dag gebeurd was? Hoe kon de kerk ook zo dom zijn om deze dag ‘Goede’ Vrijdag te noemen?
Nog steeds ben ik ervan overtuigd, dat de naam ‘Goede Vrijdag’ ons al te makkelijk op een fout spoor zet. Wat wij aanschouwen is marteling, misdaad tegen de menselijkheid, en dat valt nooit goed te noemen, vroeger niet en nu niet. Slechte vrijdag, godverlaten vrijdag, zou duidelijker zijn. Deze marteling bewijst hoe wij als mensen van God los zijn als we de goede mens kruisigen. Het gepeupel staat er sensatiebelust bij. De machthebbers wenden beschaafd, maar innerlijk tevreden, het hoofd af en verder zijn ze vooral bezig met hun eigen rituele reinheid. De vrienden van de gekruisigde zijn grotendeels weggevlucht, op enkele vrouwen en een jongeman na.
Slechte vrijdag: dag van marteling, schijnheiligheid, in de steek laten en leedvermaak.
Waarom wordt deze dag dan toch hardnekkig Goede Vrijdag genoemd?
Laten we eens nader kijken naar het tafereel dat de evangelist Johannes ons schildert.
De gruwelijke afbeelding van de gekruisigde lijkt uit een heleboel pixels te bestaan, die ieder in zich betekenis hebben.
In Friesland herkennen we dat. Wie na een lange schaatstocht op de Dokkumer Ee onder het bruggetje bij Bartlehiem door schaatst, ziet vanuit de verte een afbeelding van vermoeide, volhardende schaatsers. Als je vlakbij bent, ontdek je dat die afbeelding bestaat uit allemaal kleine tegeltjes. Op iedere tegel staat een foto van een Elfstedentochtrijder. Sommige tegeltjes zijn donker, andere lichter, maar als pixels vormen ze samen de afbeelding van de tocht der tochten. Hoe trots was de oude pake (het Friese woord voor opa), toen hij op zijn tachtigste verjaardag van zijn kleinkinderen een fototegeltje kreeg met de woorden ‘Pake, dit tegeltje van jou komt op het bruggetje. Wij hebben ervoor gezorgd, dat jij een deeltje bent van die afbeelding’. Dit had pake in de hel van ’63 niet kunnen denken toen hij uitgeput de tocht volbracht.
Als je het lijdensverhaal van Johannes op die manier leest, hangt daar een gruwelijk gemarteld mens, maar de puntjes in het verhaal vertellen meer. Als eerste tegeltje herkennen we woorden van de profeet Jesaja, zoals die vertelde over de knecht van de Heer: gruwelijk geslagen, niet om aan te zien, maar in alle verachting die hem ten deel valt, mens naar Gods hart en God houdt hem vast, verschaft in deze rechtvaardige velen recht.
Als ander tegeltje zien het woord van de profeet over een lam naar de slacht geleid. We hoorden in het evangelie dat het de dag is van voorbereiding op het joodse Pesachfeest. De paaslammeren staan in de tempel klaar om geslacht te worden. Het moment dat de gekruisigde uitroept ‘Volbracht’ , is het moment dat de paaslammeren de hals wordt doorgesneden. De botten van een paaslam moeten ongebroken zijn, van deze gekruisigde werden de benen niet gebroken. Dit tegeltje lijkt te tonen, dat hier het nieuwe paaslam sterft, het paaslam dat voor allen bevrijding bewerkt. Immers, door het bloed van het paaslam sprong de dood de joodse huizen voorbij in de nacht van de uittocht, zo wordt deze vrijdag bevrijdingsdag voor wie zich verbindt aan deze gekruisigde.
Een volgend tegeltje: Zijn ondergoed, een gewaad uit één stuk geweven, wordt niet verscheurd. Een gewaad uit één stuk geweven heeft alleen de hogepriester, die de dienst der verzoening mag bedienen. Dit is ook een tegeltje van het tableau, verzoening tussen God en mensen.
Een gruwelijke afbeelding, dat kruis, en tegelijkertijd schemert in de beschrijving van de evangelist iets anders door: Wij mensen begaan misdaden tegen de menselijkheid, en dat is nooit goed te praten, maar God laat zijn rechtvaardige niet vallen. Kijk maar goed, dan zie je Gods trouw doorschemeren. Psalm 31 zingt ervan, de dichter gemarteld en geslagen, weet bij God zijn redding zeker. ‘Volbracht’ klinkt er vanaf het kruis en als christenen willen we dat geloven: In deze rechtvaardige zet Gods bevrijding door, in dit Paaslam is onze redding zeker. Dan is Pasen niet een goedkoop eind goed, al goed, maar dan is er wel hoop voor allen die de rechtvaardigheid dienen.
Is dat dan de reden dat de kerk deze vrijdag hardnekkig Goede Vrijdag blijft noemen? Om elk die de weg van de Rechtvaardige gaat aan te moedigen: ‘Al is de spot groot, al lijkt het onrecht te overwinnen, God laat zijn rechtvaardigen niet vallen.’ In Jezus’ woord ‘het is volbracht’ klinkt de overwinning mee voor allen die zijn weg gaan, allen die op hun plaats een pixel, een tegeltje zijn in dit tableau. Zo worden dus ook dagelijks tegeltjes toegevoegd, samengevoegd met Christus, tegeltjes van de rechtvaardigen, die de tocht hebben volbracht.
Sommige namen kennen we allemaal, geloofsvoorbeelden ons voorgegaan, van bisschop Romero tot moeder Teresa, andere tegeltjes worden aangeleverd door de kleinkinderen ‘Van opa heb ik geleerd waar het op aankomt in het leven’ en sommige tegeltjes zijn stil en toch onmisbaar, stille lijdenden bij God bekend. Wij geloven in Gods trouw aan de Rechtvaardige en de rechtvaardigen, van Jesaja tot Romero, van oermoeder Sara tot grootmoeder Saartje.
Geschaard rond de afbeelding van de lijdende rechtvaardige vormen we één tableau van overwinning: Het is volbracht, dood waar is je overwinning, dood waar is je prikkel. Daarom heet deze vrijdag goed.
Hein Jan van Ogtrop, inleiding
Rinske Nijendijk-Cnossen, preekvoorbeeld