- Versie
- Downloaden 78
- Bestandsgrootte 84.40 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 4 april 2022
- Laatst geüpdatet 4 april 2022
12 juni 2022
Drie-eenheid
Lezingen: Spr. 8,22-31; Ps. 8; Rom. 5,1-5; Joh. 16,12-15 (C-jaar)
Inleiding
Op de zondag van de heilige Drie-eenheid wordt de jaarlijkse kring van grote feesten afgesloten. Na Kerst, Pasen en Pinksteren hebben we het allemaal weer op een rijtje, zou je kunnen zeggen. Zo zou men ook het feest van de Drie-eenheid kunnen zien: we weten nu hoe God in elkaar zit. Dat is echter bedenkelijk. Juist het idee van de Drie-eenheid illustreert dit. In feite is de term Drie-eenheid een aanduiding van iets dat onmogelijk of niet te begrijpen is. Het is meer een vraag dan een antwoord: een formulering van het probleem dat we God nooit helemaal in beeld kunnen krijgen.
In de Bijbel zoekt men tevergeefs naar het begrip Drie-eenheid, maar de Bijbel kan wel helpen om beter zicht te krijgen op de achterliggende thematiek. Met Drie-eenheid wordt aangeduid dat we God op drie manieren leren kennen, namelijk op de verschillende wijzen waarop God zich openbaart. De Schriftlezingen voor deze zondag kan men lezen in dat licht.
Spreuken 8,22-31
In Spreuken 8,22-31 is de Wijsheid, voorgesteld als een vrouw, aan het woord. Ze verklaart hoe het komt dat wie goed om zich heen kijkt wijze lessen leert over hoe deze wereld en ons leven daarin in elkaar zitten. Die wijsheid is daar door God in gelegd bij de schepping van de wereld. De wijsheid is zijn ‘eersteling’. Zij is het principe dat in alles doorwerkt en dus voor de goede verstaander ook overal terug te vinden is. Het boek Spreuken staat vol van de ontdekkingen die daarbij gedaan worden en die ouders graag aan hun kinderen doorgeven als levenswijsheid. Een theoloog zou het de algemene openbaring noemen. Het is iets waar je blij van wordt. Het is immers een mooie ervaring als je het gevoel hebt dat de dingen kloppen. Dat heb je soms als je naar de natuur kijkt of naar je kind dat achter de kinderwagen met je kleinkind loopt of als je constateert dat het kwaad zichzelf straft. God wordt er zelf ook blij van, zo beweert vrouwe Wijsheid: ‘Ik was zijn lieveling, een bron van vreugde’ (Spr. 8,30). God geeft die wijsheid met vreugde door. En dan niet alleen aan het begin van de schepping, maar ‘elke dag opnieuw’.
Psalm 8
Voordat we nu de scepticus aan het woord laten – al binnen de Hebreeuwse Bijbel sputteren Job en Prediker tegen dat het in de praktijk allemaal niet altijd zo mooi in elkaar zit – houden we met Psalm 8 nog even vast aan dat fijne gevoel. We zien het niet alleen om ons heen, maar ook in en aan onszelf: wat heeft God alles mooi gemaakt. Je ziet het aan de hemellichamen en aan de mogelijkheden die God aan de mens geeft: ‘U hebt hem bijna een god gemaakt’ (Ps. 8,6). Bij alle verwondering mag men het woordje ‘bijna’ niet uit het oog verliezen.
Uiteindelijk staat alles wel in het teken van de lof aan God. Daarmee begint en eindigt de psalm: ‘hoe machtig is uw naam op heel de aarde’. Die naam zal de mens hoog moeten houden in hoe hij omgaat met ‘het werk van Gods handen’ dat hem is ‘toevertrouwd’ (Ps. 8,7). Wie de psalm leest in de nbv21 zal ontdekken dat het slot van vers 2 en het begin van vers 3 anders zijn vertaald dan in de NBV. Er staat nu: ‘Uw luister aan de hemel wordt bejubeld door de mond van kinderen en zuigelingen’. In de NBV is het tweede deel van deze zin verbonden met de volgende regel: ‘met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u een macht op tegen uw vijanden’. Door een aanpassing van de vocalisatie van het gebruikte Hebreeuwse werkwoord krijgen we een begrijpelijker tekst met een rol die beter past bij kinderen en zuigelingen. Ze doen denken aan die lieveling uit Spreuken 8 en delen in de vreugde over de mooie schepping.
Maar nu laten we dan toch even ruimte voor de tegenstem van de scepticus. ‘Waarom acht U de mens zo hoog?’ roept Job vertwijfeld uit (Job 7,37). Hij herkent zich niet in het beeld dat Psalm 8 schept van de mens en ziet ook geen reden om in te stemmen met de lof op God. Hij heeft maar liever dat God hem met rust laat. Het heeft er volgens Job alle schijn van dat God op zoek is naar zonden om hem daar vervolgens voor te kunnen straffen.
Romeinen 5,1-5
Precies het tegenovergestelde betoogt Paulus in Romeinen 5,1: ‘Nu wij rechtvaardig verklaard zijn op grond van geloof, leven we in vrede met God, door onze Heer Jezus Christus’ (NBV21). Dat geeft dus een heel ander beeld van God en ook het genoemde ‘leven in vrede’ staat in schril contrast met hoe Job zijn situatie ervaart. Overigens komt vervolgens het lijden wel ter sprake. Wat Paulus precies op het oog heeft met ‘de ellende die we ondervinden’ (Rom. 5,3) wordt duidelijk als we kijken naar het rijtje waarin hij het plaatst: van ellende naar volharding, naar betrouwbaarheid, naar hoop. Diezelfde hoop noemt Paulus in hoofdstuk 8 als hij schrijft over de schepping die ‘nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt… in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn: de verlossing van ons lichaam. In deze hoop zijn we gered’ (Rom. 8,22vv). De ellende is dus in de eerste plaats de spanning zoals die wordt ervaren tussen de tijd van het aangezegde heil en de huidige tijd. Desondanks durft hij te spreken van ‘vrede met God’.
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’, in: H. Janssen & K. Touwen (red.) Paulus zelf. De zeven echte brieven. Exegese en Preken, Vught 2014 20152, 75-86
Johannes 16,12-15
Over diezelfde spanning gaat het in Johannes 16. Enigszins cryptisch zegt Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Nog een korte tijd en jullie zien Mij niet meer, maar kort daarna zien jullie Me terug’ (Joh. 16,16).
Als de leerlingen aangeven dat ze daar niets van begrijpen – zo raar is het niet dat wij hier nog steeds ons hoofd over kunnen breken – legt Hij uit dat dit een verwijzing is naar het moment dat Hij terug keert naar zijn Vader en dat ze daar heel verdrietig om zullen zijn. Hij vergelijkt dat net als Paulus met barensweeën. Die worden vergeten na de geboorte. Zo zullen ze blij zijn als ze Jezus terugzien (Joh. 16,20vv). Dan zal alles duidelijk zijn. Dat is echter niet alleen iets van de toekomst. Al eerder had Jezus gezegd dat de ‘Geest van de waarheid’ hen ‘de weg (zal) wijzen naar de volle waarheid’ (Joh. 16,13). Dat is dus iets dat ze nu al krijgen. En even later verzekert Jezus hun: ‘wat je de Vader ook vraagt in mijn naam – Hij zal het je geven… Dan zal je vreugde volkomen zijn’ (Joh. 16,23v).
Vader, Zoon en Heilige Geest komen zo in dit hoofdstuk samen. Over de vraag hoe het dan precies zit met de verhouding tussen deze drie, geeft de tekst geen uitsluitsel. Het gaat er vooral over hoe in een drievoudige beweging de mens deel krijgt aan die vreugde die niemand je af kan nemen en hoe dat mogelijk is in deze wereld. Met die in Johannes 16 herhaaldelijk genoemde vreugde zijn we weer terug bij de vreugde zoals die wordt beschreven in Spreuken 8. Ze is bestand tegen ondoorgrondelijke dogma’s en sceptische vragen.
Preekvoorbeeld
‘Meten is weten’ is een stelling die tegenwoordig vaak gehoord wordt. Een voorbeeld. Willen we de omvang van de coronacrisis in beeld brengen dan worden statistieken vertoond van het aantal positieve tests op een dag, de hoeveelheid ziekenhuisopnames en het aantal corona-opnames op de ic. Zeker, door deze gegevens weten we beter hoe we ervoor staan, krijgen we prognoses voor de komende weken enz. Gelijktijdig bieden ze ons ook een vorm van houvast: iets van de ongrijpbaarheid van het virus lijken we toch in onze handen te hebben. Niettemin geven deze cijfers maar een heel beperkt inzicht in wat deze crisis betekent voor velen van ons. Wij mensen willen graag dingen begrijpen, inzicht hebben, kunnen berekenen. Maar bevatten wij daarmee wel het gegeven dat we graag willen begrijpen?
Stel je nu eens voor dat wij beter zouden willen weten wat liefde betekent. Om daarachter te komen gaan we speels te werk. We nodigen honderd zangers/artiesten uit die de opdracht krijgen een lied te maken over dit belangrijke thema in ieders leven. Op deze manier hopen we liefde dieper te gaan verstaan. Het is een open opdracht. Alle honderd zijn vrij in de vormgeving van de taak. Ze krijgen twee maanden de tijd om hun product in te leveren. Iedereen is nieuwsgierig naar het resultaat. Wat blijkt: de deelnemers hebben de opdracht heel divers opgevat. Zo is er een stel liederen die de mooie romantische kant van de liefde bezingen, vol verlangen, hoop en verwachting. Sommige betrekken nadrukkelijk de erotische, lichamelijke kant van de liefde erbij. Er zijn liederen over de liefde van jonge ouders voor hun kinderen. Zelfs enkele inzendingen van kinderen over de liefde naar hun papa en mama. Een enkel lied zingt over een mislukte, vastgelopen liefde. Of verhaalt over liefde voor dieren. Een vluchteling zingt over haar liefde voor haar moederland waar ze uit weg moest vluchten. Wat blijkt hier? Als wij willen praten over iets wat ons werkelijk ter harte gaat is het lastig om daarover eenduidige heldere taal te gebruiken. Liefde blijkt zo’n begrip dat zich niet gemakkelijk in woorden laat vangen. Daarvoor is het te alomvattend.
Nog moeilijker wordt het als we God zouden willen vangen in één woord. Dat is helemaal onmogelijk. Het Godsmysterie gaat ons verstand ver te boven. Vandaag op de zondag van de heilige Drie-eenheid leren we uit de verschillende bijbellezingen dat God zich op verschillende wijzen laat kennen. In de eerste lezing komt vrouwe wijsheid aan het woord. Zij is Gods eersteling en ze doordringt heel de schepping. Doordat de wijsheid in alles doorwerkt kan ze ook overal teruggevonden worden voor wie daar oor en oog voor heeft. Ik herinner me uit mijn jeugd dat ik vaak lag te kijken naar de sterrenhemel. Ik vroeg me af: hoe ver staan de sterren van ons af? Hoeveel zijn het er? Wat zou er zijn achter de sterren die ik kan zien? En vooral: waar komen ze vandaan? Waarom heeft niet iedereen het erover?
Het zijn kostbare ervaringen die je heel je leven meeneemt. Al zijn het meer vragen dan antwoorden. Maar juist omdat het ‘oude’ ervaringen betreft is het zo mooi om de vragen open te houden. En al weten we nu meer over de sterrenhemel, de oerknal, zwarte gaten e.d. de vragen zijn er niet minder door geworden. Het raakt ons nog steeds. We worden er stil van. Het relativeert allerlei zaken die ‘het nieuws’ bepalen. Het maakt ons klein en stemt tot dankbaarheid. Wat een verwondering deze schepping! Een ode aan God die de hemel schiep en de aarde. Of zoals Psalm 8 het zegt: Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.
Op een geheel andere manier ontmoeten we God de Zoon in de evangeliën en in het Nieuwe Testament. Hij laat zich in Jezus kennen als een God van mensen. In de Zoon komen we de menselijke maat tegen van God. Hij wijst ons de weg, geeft ons oriëntatie. Hoeveel verhalen lezen we niet in de Schrift waarin hij ons leert hoe naar onszelf en de medemens te kijken. Hij doet dat niet als een meester, ver verheven boven ons, maar als medemens, mens met mensen. Hij gaat ons voor. Iedere zondag horen we over hem vertellen. Hij richt onze ogen. Hij ziet de blinde, de dove, de stomme. Hij staat bij hen stil. En opent na gebed of aanraking de ogen, de oren. Aan de melaatse loopt hij niet voorbij maar hij raakt hem aan. Zijn bewogenheid met mensen die het minder getroffen hebben is enorm. Zijn hart is wijd als de zee: niet beschuldigen, maar vergeven zou zijn motto kunnen zijn. Hij geeft mensen voortdurend een nieuwe kans. Zijn doen en laten worden als weldadig ervaren. Hij geeft mensen kracht en troost. Gelijktijdig daagt hij ons ook uit: mee te helpen onze aarde meer bewoonbaar te maken. Roept ons op om stap voor stap verder te gaan in zijn geest. Deze Jezus is het beeld van God. Hij is het die ons leerde om Abba te zeggen tegen God in de hemel. Hij is de Vader, zelf is hij de Zoon.
Als Jezus voelt dat zijn leven ten einde loopt vertelt hij zijn leerlingen dat hij terugkeert naar zijn Vader en dat ze daar heel verdrietig om zullen zijn. Maar, horen we vandaag in het evangelie, de Geest van de waarheid zal jullie na mijn afscheid de weg wijzen naar de volle waarheid. Hij zal de leerlingen troost schenken als ze Jezus’ fysieke aanwezigheid gaan missen. Het is een herkenbare ervaring dat de verlatenheid en rouw eerst ervaren moet worden voordat de Geest kan komen om troost te brengen. Juist het gemis opent de weg voor de betekenis die de ander in je leven werkelijk heeft.
Zo komen de leerlingen van Jezus dichter bij God. Gaan hem beter verstaan. Kunnen hem naam geven die zich laat zich kennen als Vader, Zoon en heilige Geest. Ver verheven boven de schepping, menselijk nabij in Jezus de Zoon, en intiem in ons werkzaam als een inspirerende, enthousiasmerende kracht.
inleiding prof. dr. Klaas Spronk
preekvoorbeeld Arie van Boekel