- Versie
- Downloaden 14
- Bestandsgrootte 396.55 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 februari 2021
1 november 2016
Allerheiligen
Lezingen: Apok. 7,2-4.9-14; Ps. 24; 1 Joh. 3,1-3; Mat. 5,1-12a (C-jaar)
Inleiding
In het tv-programma ‘Twee voor Twaalf’ werd de Nederlandse naam voor het feest van All Saints gevraagd. Bij het antwoord: ‘Allerheiligen’, voelden de kandidaten zich zo onzeker dat ze zeiden: ‘Dat zoeken we op!’
De eerste vraag van onze oude catechismus was: Waartoe zijn we op aarde? Het antwoord: ‘Om God te dienen en hier en hiernamaals gelukkig te zijn’, heeft ons op een smal, onduidelijk spoor gezet. Zou: ‘om hier en hiernamaals heilig te worden’, geen beter antwoord zijn? Waarbij ‘heilig’ niet in een zin van: vroom, stralenkransje, wereldvreemd wordt verstaan maar als: volledig transparant, absoluut integer, onverdeeld? (vgl. A. Zegveld: Worden wat God is. Lannoo 2009, blz. 8 en passim)
Apokalyps 7
Hoofdstuk 6 van de Apokalyps eindigt met de vraag: ‘Wie kan standhouden?’ De engelen stáán! (7,1 en 11). Zij bezwijken niet onder de boze ruiters op het veld van de geschiedenis. Ook de hemelse ‘schare die niemand tellen kan’ stáát (vv. 9 en 11). Zij zijn getekend met het zegel van de levende God: een teken van toebehoren, en van hun bestemming. Johannes hoort (v. 4) het aantal verzegelden, ziet (v. 9) de schare die gekenmerkt wordt als gelovigen die de weg van het Lam tot het uiterste zijn gegaan. Zij stáán voor het Lam, voor Gods troon. Hun staan is het staan van stand houden, overeind blijven, van opstanding.
Het zegel op het voorhoofd is teken van bescherming en uitverkiezing. Het getal 144.000 = 12x12, staat voor alomvattende compleetheid: allen zijn Israël: volk Gods. Ook Exodus 12,23 en Ezechiël 9 spreken van verzegelingen tegen de zware oordelen die op de wereld worden losgelaten. Ook Paulus spreekt van verzegelen. Zijn teksten helpen de draagwijdte van de Apokalyps te verstaan: ‘In hem hebt ook u de boodschap van de waarheid gehoord, het evangelie van uw redding, in hem bent u, door uw geloof, gemerkt (= zegel) met het stempel van de heilige Geest die ons beloofd is als voorschot op onze erfenis, opdat allen die hij zich heeft verworven verlost zullen worden, tot eer van Gods grootheid’ (Ef. 1,13v) en ‘Het is God die u en ons Christus als fundament geeft, die ons allen heeft gezalfd, heeft gewaarmerkt (= gezegeld) als zijn eigendom en ons als voorschot de Geest gegeven heeft’ (2 Kor. 1,21).
De verzegeling in de Apokalyps is een bemoediging voor de gelovigen: zij leven nu al verzegeld, beschermd en als eigendom Gods. Het is niet alleen voor de toekomst, voor later, maar deze hoop en verwachting kleurt en bepaalt ook hun huidige leven in de verdrukking. Daarom gaat het antwoord op de vraag van 6,17 ‘Wie kan standhouden’, ook vooraf aan het openen van het zevende zegel: de verzegeling bewaart niet tegen, maar in de verdrukking. Ten slotte zou ik vertalen ‘hun kleren wit wassen met het bloed van het Lam’ (zie het mooie commentaar, van E. Peterson, Laatste woorden; de Openbaring van Johannes en de biddende verbeelding, Driebergen 1998)
Matteüs 5
Op Allerheiligen lezen we de Zaligsprekingen. Negenmaal klinkt het woord makarios als kenmerk van iemand die zich op een bepaalde wijze gedraagt, handelt. Het staat voor ‘gezegend, (geluk)zalig; een soort ‘Proficiat!’ Je zou kunnen vertalen: ‘het echte geluk’, of ‘echt rijk ben je’ – om verwarring met gangbare begrippen van geluk en rijkdom (zie Mat. 6,19-21) te vermijden. Degene die het betreft, wordt bevestigd in haar/zijn doen: zij/hij is, ondanks alles, op de goede weg – op de weg van echt geluk, echte rijkdom – de weg van het Koninkrijk Gods dat genoemd wordt in de eerste en in de achtste zaligspreking en dat alle acht spreuken bijeenhoudt. En samen met de passieve werkwoordsvormen ‘getroost worden, verzadigd worden, enz. en de expliciete vermelding van God in ‘zullen God zien’, ‘kinderen Gods genoemd worden’, geven ze een duidelijk perspectief aan de Zaligsprekingen (zie ook het gebruik van makarios in Mat. 24,46 en 25,34).
De situatie is dat Jezus via een binnenkring (zijn leerlingen 5,1) een grote buitenkring (de menigte 7,28) onderricht. Het zijn Jezus’ eerste woorden in het openbaar; het is zijn maiden speech, zijn mission statement. Hij geeft aan waar het in zijn leven om zal gaan en geeft de richting (zoals in: ‘onderricht’, het joodse woord Thora) aan voor zijn leerlingen en de hele menigte.
Deze zaligsprekingen zijn als een verwoording van: Ik droom van een nieuwe wereld waarin... Die nieuwe samenleving, dat is het Rijk Gods. En als goede leraar is hijzelf de eerste om het te doen! (wat je zegt ben je zelf).
Jezus had concrete mensen in Galilea voor ogen: armen, hongerigen, treurenden. Hij brengt niet hun morele gedrag in het geding, zegt niet dat ze beter zijn dan anderen, maar zegt dat God hun kant kiest omdat ze het nodig hebben. God, het Koninkrijk Gods komt op voor wie niemand opkomt (vgl. Reve: ‘Goed dat er een God is’!)
Op de hoorders hebben deze zaligsprekingen een jaloersmakende kracht. Aan makarios kleeft ook de notie: ‘Was ik dat maar! Zo zou ik (leerlingen, menigte) ook willen zijn!’ De menigte rond Jezus groeide niet door proselitisme maar door aantrekkingskracht (Evangelium Gaudium 14).
Over elke zaligspreking zou veel te zeggen zijn. Ik beperk me tot enkele suggesties.
De eerste zaligspreking verlokt om ‘arm van geest’ te zijn. Gedacht kan worden aan mensen waar door anderen op neergekeken wordt, die ‘de wet niet kennen’, en als ‘kinderen’ (zie Mat. 18,1-5) worden beschouwd. Het ‘Rijk Gods’ is niet gereserveerd voor ‘wetgeleerden’ zoals Matteüs 7,29, het slot van de Bergrede, duidelijk maakt. Er is een andere kwaliteit: eks-ousia = vanuit je wezen, die een diepere verbondenheid geeft.
Bij de treurenden roept een zin van Elie Wiesel die schrijft over het chassidisme, veel op: ‘Geen hart is zo heel als een gebroken hart’.
Bij de zachtmoedigen biedt Matteüs 22,16 zich aan voor een interpretatie.
Bij hongeren en dorsten naar gerechtigheid citeer ik Pieter van der Meer de Walcheren: ‘Er is honger naar het absolute, een honger die telkens weer, op de grote keerpunten der geschiedenis, als de verwarring te groot geworden is en een oude wereld in wanhoopsuitgelatenheid te vergaan ligt, ontelbare zielen aangrijpt met fellere nood (Het witte Paradijs, 24).
Bij de barmhartigen komt ‘Weest barmhartig zoals uw vader barmhartig is’ in gedachten (Luc. 6,36), met de thematiek die in dit jaar van de barmhartigheid alle aandacht krijgt.
Bij de zuiveren van hart wordt gedacht aan: zonder egoïsme, echt belangeloos. (A. Zegveld, Worden wat God is, 44). Het boek Spreuken spreekt hier ook wijze woorden (o.a. Spreuken 4,24; 27,19).
En ten slotte de vredemakers. In de eerste jaren van onze jaartelling schreef Seneca: ‘Ik kan nauwelijks iets bedenken dat slechter voor het karakter is dan de (gladiatoren)spelen. Mijn ervaring is: wanneer ik naar de spelen ga, kom ik hebzuchtiger, begeriger en met meer lust om me extravagant te gedragen, terug. Ik ben wreder en minder menselijk, alleen omdat ik me tussen andere mensen heb begeven’. Zijn tijdgenoot, Jezus van Nazaret, zei: ‘Zalig de vredemakers, zij zullen kinderen van God heten’. Hij zal niet aan een samenleving zonder tegenstellingen gedacht hebben. Vrede is veeleer een harmonie van tegenstellingen. Maar die harmonie ‘maken’, is geen kinderwerk. Dat blijkt uit Augustinus, Sermo 53A,12 ‘... moet u bij uzelf beginnen met vreedzaam te zijn. U moet uzelf van binnen tot vrede brengen, waar u waarschijnlijk elke dag strijd levert met uzelf’.
Preekvoorbeeld
Kunt u een historisch figuur noemen
op wie deze omschrijving van toepassing is:
‘Een mens met rechtvaardige handen en een onverdeeld hart’?
Weet u misschien iemand te noemen die nog leeft en die in dit profiel past:
‘Iemand met onschuldige handen en een gelouterd hart’?
Kent u iemand van wie u zou zeggen:
‘Ja, die persoon heeft reine handen en een zuiver hart’?
Zit er iemand in uw vriendenkring waar iedereen het over eens is:
‘Dit is een mens die zich heeft afgekeerd van schijn en leugen
onkreukbaar is, met licht geladen’?
Bent uzelf misschien iemand van wie anderen zouden kunnen zeggen:
’Die heeft schone handen en een hart uit één stuk’?
In Psalm 24 wordt gezegd dat als je dat hebt:
een onverdeeld, gelouterd, zuiver hart, gevuld met licht en
onschuldige, rechtvaardige, schone, eerlijke handen,
dat je dan in aanmerking komt
om de berg van de Heer te bestijgen.
Je zou die berg van de Heer kunnen interpreteren als het hier-na-maals
dus iets dat ons na dit leven op aarde wacht –
maar niets is minder waar.
Die berg van de Heer was de berg waar de tempel in Jeruzalem op gebouwd was.
De mensen die de psalmist waardig acht
deze te beklimmen – op hun jaarlijkse pelgrimstocht –
leefden in het hier-en-nu.
Als Jezus in de Bergrede de mensen toespreekt,
dan gaat het over de mensen die daar toen aanwezig waren,
het ging niet over anderen of over de toekomst.
De mensen die Jezus in zijn eerste openbare toespraak
proficiat wenst, geluk toedicht,
bevinden zich concreet onder zijn gehoor.
Mensen, echt rijk ben je
als je je op een bepaalde manier gedraagt.
Dan ben je op de goede weg,
de weg van het koninkrijk Gods.
Dat koninkrijk van God is geen utopie.
Dit Rijk komt tot stand door echte mensen,
die Jezus’ woorden handen en voeten geven.
Mensen die beantwoorden aan het profiel dat Jezus vandaag schetst:
van iemand die kiest en dan de goede weg in slaat
en het doel niet uit het oog verliest,
meewerkt aan een wereld voor alle kinderen Gods.
De wereld waar zijn hemelse Vader blij van wordt
omdat er mensen wonen die God willen zoeken en vinden.
Wilt u dat ook?
Proficiat...!
De heilige Augustinus was als jongeman
een losbol, tot hij een bewuste keus maakte
om God de belangrijkste plaats te geven in zijn leven.
Pas toen hij zich omkeerde
en de weg insloeg van het koninkrijk van God,
groeide hij langzaam maar zeker uit
tot de kerkvader zoals wij hem nu kennen.
Franciscus van Assisi was een rijke koopmanszoon,
die pas na zijn keus om God te dienen
uitgroeide tot een mens die werkelijk arm kon zijn met de armen
en in ieder schepsel, hoe nietig ook, een broeder of zuster zag.
Heiligen worden niet zo geboren,
heilig word je door keuze.
Een standvastige, radicale keuze.
De keuze om voortaan met een onverdeeld hart
en met helder handelen je leven te leiden.
Lang niet alle grote en kleine heiligen die er vroeger waren
of vandaag de dag leven, worden opgemerkt.
Het zijn vaak gewone mensen als u en ik,
maar – ik ben daar zeker van – God kent ze bij name.
Wie mag beklimmen de hoogte,
wie gaan en staan in zijn heilige stad,
wie mag met opgeheven hoofd staan in zijn huis?
Mensen met rechtvaardige handen,
en een onverdeeld hart, met licht geladen.
In het visioen van Johannes bestaat de schare die niemand tellen kan
uit mensen die komen uit de grote verdrukking.
Hun leven is dus niet gladjes, zonder moeilijkheden of lijden verlopen.
Zij knielen niet in aanbidding neer voor het Lam,
zij staan voor het Lam, zij staan voor Gods troon
met opgeheven hoofd, in witte, met licht geladen kleren
Hun staan lijkt op het staan van Jezus.
Jezus bleef achter zijn keuze staan voor het Rijk van God,
hij stond daar met opgeheven hoofd voor Pilatus,
niet vechtlustig, niet provocerend,
maar eenvoudig, met onverdeeld hart,
zachtmoedig, waarheidlievend.
Deze trouw leidde uiteindelijk tot zijn opstanding.
Trouw blijven aan je keus leidt tot opstanding!
De grote staande schare bestaat uit gewone mensen,
want – voor wie geldt dat eigenlijk niet –
die beproefd zijn door het leven,
die geleden hebben
onder valse voorwendselen en gladde praatjes,
onder armoede, een gebroken hart,
gerouwd hebben, verdrietig zijn,
die geleden hebben
onder onrecht, onbarmhartige kritiek,
geweld in verschillende vormen,
hebzucht, onvrede
en die toch – ondanks alles met wat zij hebben meegemaakt –
hun ogen op de weg gehouden hebben
die leidt naar het koninkrijk van God.
Op dit feest van Allerheiligen
wil ik u uitnodigen om samen met mij
de radicale keus te maken,
de keus voor heiligheid.
Om voortaan met een onverdeeld hart, schone handen
en met licht geladen ons leven te leiden.
Dat is niet altijd makkelijk,
maar je kunt wel staande blijven.
Wij hebben het voorbeeld van Jezus,
wij hebben elkaar.
Een grote schare ging ons al voor
op de weg van het koninkrijk Gods.
Laten we ons vandaag nog bij hen aansluiten.
Proficiat!
inleiding dr. Henk Bloem
preekvoorbeeld drs. Ellie Keller-Hoonhout