- Versie
- Downloaden 68
- Bestandsgrootte 345.61 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 11 maart 2021
- Laatst geüpdatet 11 maart 2021
16 mei 2021
Zevende zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 1,15-17.20a.20c-26; Ps. 103; 1 Joh. 4,11-16; Joh. 17,11b-19 (B-jaar)
Inleiding
Eerste Schriftlezing: Handelingen 1,15-26
Het blijft te betreuren dat er tussen Pasen en Pinksteren niet uit Tora & Profeten wordt (voor)gelezen, terwijl Jezus zijn leven duidt aan de hand van Tora, Profeten en Geschriften (Luc. 24,27.45-46; vgl. Hand. 13,15). Ook Petrus, althans in de lucaanse compositie van zijn toespraak, put uit de Schrift!
De evangelist Lucas heeft één boek geschreven in twee delen: het evangelie en de Handelingen van de Apostelen. Deze twee delen horen bij elkaar en zijn ook lange tijd als één doorlopend verhaal doorgegeven. In het eerste deel gaat de blijde boodschap van Nazaret in Galilea van de heidenen naar Jeruzalem (hét religieuze centrum van de Joden) in Judea. Het tweede deel is het verhaal van een serie bewegingen. Al deze dynamische ontwikkelingen die ervoor zorgen dat de blijde boodschap van Jezus Christus in een korte tijd vanuit Jeruzalem ook in Rome (het politieke centrum van de wereld) verkondigd wordt aan Joden en heidenen, ontspringen aan de kracht van de heilige Geest. Dankzij de Geest kunnen Petrus en de andere leerlingen en Paulus, getuigen zijn van Jezus Christus. Handelingen van de Apostelen wordt dan ook wel het evangelie van de Geest genoemd.
Zoals Jezus een profeet in daad en woord (Luc. 24,19) was, zijn ook de apostelen mannen van daad en woord. Het gaat daarom in de Handelingen niet alleen om ‘handelingen’ maar ook om ‘woorden’ van de apostelen. In Handelingen staan vierentwintig toespraken, redevoeringen en preken. Dit is een kwart deel van het gehele boek. Zonder toespraken zijn de Handelingen een naakt torso. Zij zijn voor Lucas een belangrijk literair stijlmiddel, waarin hij veel teksten uit Tora & Profeten gebruikt. Met deze verkondigende teksten geeft de evangelist ‘de richting’ en betekenis aan van de gebeurtenissen. De toespraken zijn schilderijtjes, close-ups, exemplarisch voor redevoeringen voor Joden en heidenen. Geïnspireerd door met name Petrus, Filippus, Stefanus en Paulus, heeft Lucas deze ‘preekvoorbeelden’ gecomponeerd. Zijn preekschema is: inleiding die bij de situatie aansluit; de boodschap van Jezus Christus; Schriftbewijs; oproep tot bekering en aanname van het aangeboden heil.
Petrus’ eerste toespraak: Handelingen 1,15-26
Terwijl Jezus na zijn opstanding gedurende veertig dagen – zie ook: Luc.23,44–24,12 – te midden van zijn elf apostelen verschijnt, heeft hij zelf geen vervanger voor Judas uitgekozen om de Twaalf weer voltallig te maken (de twaalf stammen van Israël).
Daarom neemt Petrus te midden van honderdtwintig mannen en vrouwen het initiatief om ter voorbereiding op de komst van de toegezegde Geest, het college van apostelen weer voltallig te maken. Hij blijkt in zijn eerste toespraak een goede verkondiger te zijn. Aan de hand van de Schrift (Ps. 69,26; 109,8) duidt hij het verraad en de zelfdoding van Judas en hoort hij ook de opdracht: Laat een ander zijn taak overnemen. Na deze korte verkondiging van de Schrift, maakt Petrus van het gehoorde meteen werk. Het profiel is helder: de nieuwe apostel moet de Heer Jezus nagevolgd zijn vanaf de doop van Johannes tot en met de tenhemelopneming. Alleen zo iemand kan samen met de andere apostelen – die zelf niet helemaal aan dit profiel beantwoorden – getuigen van zijn opstanding zijn.
Zij stellen twee kandidaten voor, uit wie God mag kiezen. Om Gods wil te achterhalen bestaan er drie mogelijkheden: via dromen/visioenen (Gen. 17,19), heilig dobbelspel (Ex. 28,29v; Jon. 1,7v) en profetie (Ex. 7,1). Na een indringend gebed laten zij Josef Barsabbas en Mattias loten en het lot valt op Mattias. De Heer heeft Mattias uitgekozen om zijn dienende taak (diaconie) als apostel te verrichten. De Twaalf zijn weer compleet, de Geest kan neerdalen!
Evangelielezing: Johannes 17,9-19
Hoor Israël! De Eeuwige is onze God,
de Barmhartige is ÉÉN!
Heb daarom de Ene lief
met hart en ziel en met inzet van je krachten;
en de naaste en de vreemdeling als jezelf!
(Deut. 6,4v; Lev. 10,18.34).
Kort voor Pesach houdt Jezus een afscheidsmaal met zijn leerlingen. Tijdens deze geladen maaltijd stelt hij het sacrament van de voetwassing in en onderstreept zo het diaconale karakter van zijn blijde boodschap (13,1-20). Jezus neemt biddend afscheid van zijn leerlingen. Hij blijkt hierbij geïnspireerd door het Sjema, dat hij als vrome jood dagelijks bidt. De God van Abraham en van Sara is uit één stuk, betrouwbaar en daarom kan iedereen in Israël betrouwbaar, integer en uit één stuk zijn, naar zichzelf en naar de ander toe. God, die één is, liefhebben betekent tegelijkertijd de naaste en de vreemdeling liefhebben.
Nu hij vertrekt vertrouwt Jezus de zorg voor zijn leerlingen (17,6-19) en voor alle latere gelovigen (17,20-23) aan zijn Vader toe: ‘Heilige Vader, bewaar hen door uw Naam, de Naam die u ook aan mij gegeven hebt, zodat zij één zijn zoals wij één zijn!’ (17,11.22v) Jezus bidt en smeekt om eenheid tussen zijn leerlingen. Een gekwalificeerde eenheid (in verscheidenheid), een eenheid zoals die er is tussen de Vader en de Zoon, die met de Geest een liefdesgemeenschap vormen.
Deze eenheid wordt gevoed door het woord van de Vader dat Jezus aan zijn leerlingen heeft verkondigd: Ik ben… de weg, de betrouwbare ten leven (14,6). Jezus vraagt aan zijn Vader dat hij hen heiligt door het woord van zijn waarheid, opdat de leerlingen vervuld worden van Jezus’ vreugde. Deze waarheid brengt scheiding aan tussen de volgelingen en ‘hen van de wereld’ die niet open staan voor Gods betrouwbaar woord. De leerlingen dienen te leven in de wereld, maar niet volgens de maatstaven van de wereld, maar die van Gods woord: Zij zijn in de wereld maar niet van de wereld. Zij worden niet uit de wereld weggenomen, maar – op verzoek van Jezus – door God beschermd tegen de duivel.
Op de leerlingen van Jezus rust een grote en vreugdevolle verantwoordelijkheid: door één te zijn zal de wereld gaan geloven dat Jezus door de Vader is gezonden: ‘Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden.’
Streven naar eenheid tussen christenen (en hun kerken) is geen vrijblijvende hobby, maar een liefdesopdracht: opdat zij één zijn zoals wij, ik in hen en u in mij, liefde volop! (17,22v).
O Geest, die levend maakt
en voegt het al aaneen,
wij zijn verstrooid geraakt,
maar Gij houdt ons bijeen.
Weersta toch aan de macht
die onze harten scheidt,
o alvermogend woord,
o licht van eeuwigheid.
(Huub Oosterhuis, GvL 575,3)
Literatuur
W. Barnard, Tot in Athene. Handelingen 1-17, Zoetermeer 2005
G.P. Freeman & H. Janssen, ‘Handelingen van de Apostelen. Wereldwijd’, in: De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 607-114
J. Hulshof, Zondag aan de rivier, Baarn 2018, 176v
H. Janssen, ‘Petrus in de Handelingen van de Apostelen’, in: H. Janssen & K. Touwen (red.), Steenrots en struikelblok, Vught 2017, 60-73
J. Sacks, Een gebroken wereld heel maken, Middelburg 20172
K. Schelkens, Johannes Willebrands. Een leven in gesprek, Boom 2020
J. Smits, Het verhaal van Johannes, Berne Heeswijk 2015, 98vv
Preekvoorbeeld
Op zijn laatste levensavond bidt Jezus in de kring van zijn leerlingen. Johannes maakt ons deelgenoot van een prachtig gecomponeerd gebed, waarschijnlijk samengesteld uit flarden herinnering en het beeld dat hij heeft bewaard van Jezus. We vallen eigenlijk midden in het gebed, dat begonnen is met de woorden: ‘Vader, het uur is gekomen. Verheerlijk uw zoon, opdat de zoon U verheerlijkt.’ Op de bruiloft van Kana aan het begin van Johannes’ evangelie zinspeelt Jezus hier al op: ‘Mijn uur is nog niet gekomen.’ Nu is het uur van afscheid gekomen en zal hij door de weg van lijden en dood in heerlijkheid verenigd worden met de Vader, van wie hij is uitgegaan en naar wie hij terugkeert. Het gebed vervolgt met de tekst die we hoorden: ‘Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen, die U mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn, zoals wij.’
Het is een voorbede voor de leerlingen die achterblijven in de wereld. De grondtoon van zijn gebed is een groot verlangen dat de leerlingen in de naam van God bewaard blijven en één zijn van hart en geest.
Hoe kun je die woorden verstaan als je ziet hoe verdeeld zijn volgelingen zijn, niet alleen de christenen van verschillende kerken, maar evenzeer in de kerken? Opdat zij één mogen zijn, zoals wij. Het één zijn van Vader en Zoon is geen eentonig of eenvoudig verhaal van liefde en gelijkheid. Hoe kan in alle verscheidenheid en diversiteit, in alle spanning en tegenstelling, eensgezindheid en geestelijke verwantschap groeien?
Misschien ligt er een aanknopingspunt in de verbinding van het gebed om eenheid onder de leerlingen én het verlangen, dat de Vader hen bewaart in zijn naam. Dat klinkt bijna mystiek en misschien is het dat ook wel: dat we in Gods naam bewaard worden. Om dat te verstaan wil ik kijken naar de gelovige traditie waarin Jezus staat: de Tenach, het (oude) eerste testament. Hoe komt in de Tenach de Naam van God ter sprake?
In de geloofsbelijdenis, die elke gelovige jood dagelijks bidt, staat centraal dat God één is. Luister maar: ‘Hoor Israël, JHWH is onze God, JHWH is Eén! Heb lief uw God, met heel uw hart, heel uw ziel en heel uw vermogen’ (Deut. 6,4v) De godsnaam wordt niet uitgesproken maar in het Hebreeuws vervangen door Adonai, dat mijn Heer betekent. In het Nederlands kan die naam uitgedrukt kan worden met: Ene, Eeuwige, Levende, Aanwezige, Barmhartige… Een genderneutrale naam is te verkiezen boven een louter mannelijke.
Tegelijk kent het eerste testament aan de Ene God vele namen toe, die telkens een ander aspect van de Eeuwige belichten. Vooreerst is de Eeuwige verborgen en onuitsprekelijk, een niet te bevatten mysterie. Dat stemt tot bescheidenheid in ons menselijk denken over God. We weten er niets van, maar om niet helemaal te hoeven zwijgen, hebben de schrijvers van bijbelse teksten de ervaringen van mensen over de onuitsprekelijke verbonden met namen. In de ervaring dat de aarde en het leven niet ons werk zijn, maar ons gegeven zijn, wordt God geduid als Schepper van hemel en aarde, in het verlangen naar eerlijkheid en rechtvaardigheid: de Gerechte, in dragende kracht en richtingwijzer op de levenstocht: Ik-zal-er-zijn, bij ommekeer, verzoening en vergeving: de Barmhartige, in de strijd tussen goed en kwaad: God van de machten, bij het oordeel over levenden en doden: Rechter. Verder wordt de Eeuwige ook genaamd: Koning, Herder, Getrouwe, Lichtende…
In al deze namen gaat een enorme reikwijdte schuil van het onuitsprekelijk geheim dat ons begrip God omvat. Ter vergelijking spreekt de Islam van 99 namen voor Allah. Een veelheid aan kenmerken die niet altijd harmonieus samengaan. Soms is er spanning of tegenstelling, bijvoorbeeld tussen barmhartigheid en het kwade veroordelen, tussen strijd en vrede, enzovoort. Alleen in het mysterie wordt die tegenstelling of spanning uitgehouden of overbrugd, zodat er toch in God eenheid is. Het gaat er niet om dat mysterie te doorgronden en te begrijpen, maar ervan te leren, dat wij bij alle onderlinge verschillen en belangen gericht blijven op verbondenheid, eensgezindheid en samenhang. Dat in praktijk brengen, vraagt verstilling, meditatie, introspectie, gebed…
Het gebed van Jezus drukt het verlangen uit op een gerichtheid tot leven in samenhang met anderen en recht doen aan God, aan elkander en aan onszelf… Op een andere wijze verwoordt Jezus dat verlangen in zijn gebed met: zij zijn niet van de wereld. Hoewel we in de wereld zijn en leven en ons daartoe verhouden, zijn wij niet van de wereld. We kunnen andere keuzes maken dan het recht van de sterkste of ieder voor zich en God voor ons allen, we kunnen kiezen voor een levensoriëntatie waarbij belangrijker is wie je bent, dan wat je hebt. Daarmee kom je in de richting van de Naam, waarin Jezus hoopt dat we bewaard worden door God.
Hans Andreus heeft op zijn eigen wijze gemediteerd over de naam van God en een vijftal sonnetten geschreven onder de titel Naam. We luisteren naar het laatste sonnet:
Naam
Adonaj, Eeuwige,
Eén in het Ene –
en warmte en vuur en wolken
en ronding van genade
in loutere lijnen
van wet en rechtvaardigheid –
Naam zachter zijnde
en die de aarde zegent
en me weer tot leven wekt
in zwaargeworden gebeente
waarrond moe vlees bidt, beeft – :
Eeuwige in het Ene
van heuvel en dal samen
en luchten en tijd en namen.
(Hans Andreus, De witte netten van zon en maan, 1974)
Laten we stil mediteren en bidden bij het de Naam van God…
inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld drs. Ben Piepers