7e zondag dhj, A jaar, 19-2-2023

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 49
  • Bestandsgrootte 181.87 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 2 december 2022
  • Laatst geüpdatet 2 december 2022

7e zondag dhj, A jaar, 19-2-2023

19 februari 2023
Zevende zondag door het jaar

Lezingen: Lev. 19,1-2.17-18; Ps. 103; 1 Kor. 3,16-23; Mat. 5,38-48(A-jaar)

 

Inleiding

Leviticus 19,1-2.17-18
Het boek Leviticus roept bij de moderne bijbellezer gemengde gevoelens op. Er staan heel mooie, aansprekende teksten in, maar ook vreemde, soms zelfs weerzinwekkende teksten. Leviticus 19 bevat een combinatie van beide: zinvolle geboden, maar ook voorschriften die ons niet aanspreken. Wie zich houdt aan het leesrooster en alleen de daarin geselecteerde verzen leest zal dat niet zo snel opvallen. Na de inleiding (vv. 1-2) valt de aandacht vooral op het bekende en doorgaans graag aangehaalde gebod je naaste lief te hebben als jezelf (vv. 17-18). De opstellers van het rooster zouden zich, als ze daar behoefte aan zouden hebben, kunnen verdedigen door te zeggen dat Jezus volgens het verhaal van de Bergrede in Matteüs 5 nog verder ging en alleen vers 18b eruit pikte. Daar staat tegenover dat Jezus, zoals hieronder nog uitgelegd zal worden, het gebod radicaliseert en daarmee meer aansluit bij de oorspronkelijke boodschap dan mensen die denken het liefdegebod eenvoudig te kunnen toepassen.
Leviticus 19 is namelijk bijzonder veeleisend. In de inleidende verzen wordt dat direct duidelijk, al kun je daar misschien overheen lezen. Het staat er namelijk een beetje cryptisch: ‘heilig moet je zijn, want Ik, jhwh, ben heilig’. Wat moet een mens zich daar nu precies bij voorstellen? ‘Heilig’ klinkt in onze taal niet zo positief. Meestal wordt in een negatieve context gebruikt: ‘heilige huisjes’ of ‘schijnheilig’. Of het duidt op iets wat ver van de gewone mens af staat. Heiligverklaring is slechts enkelen gegeven en dan doorgaans ook nog postuum. Op gezag van de paus neemt men aan dat de persoon in kwestie nu niet alleen hemelse zaligheid geniet maar ook een voorspraak bij God kan zijn. Dat staat ver af van u en mij als gewone stervelingen. Bij de opdracht aan het begin van Leviticus 19 kan men zich ook afvragen of het niet te hoog gegrepen is om te streven naar heiligheid zoals van God. Hoe ver staat dit nog af van de verleiding waarvoor Eva en Adam bezweken volgens de slang in Genesis 3,5, namelijk om te zijn als God?
Bij de nadere invulling in de volgende verzen in Leviticus 19 komt het al wat dichterbij. Eerbied hebben voor je ouders en de sabbat houden past beter bij de gewone menselijke maat. Daarna gaat het over offers en over de oogst. Ook al horen die bij de meesten van ons niet tot de dagelijkse bezigheden, we kunnen ons er wel wat bij voorstellen. Dat geldt helemaal voor de daarop volgende richtlijnen voor de omgang met elkaar, met name in situaties van ongelijkheid. Dat loopt uit op het liefdegebod in vers 18. Dat is zo bekend dat het een niets zeggend cliché kan worden. De beste remedie daartegen is om door te lezen, om uit te komen bij een toepassing van het liefdegebod die het gebod weer spannend maakt.
Daarvoor moet men zich door verzen over een aantal geboden werken die ofwel niet van toepassing zijn, bijvoorbeeld omdat ze het bezit van slaven veronderstellen (v. 20), of die we domweg negeren, omdat we er de zin niet van inzien, zoals het verbod om kleren te dragen die uit twee soorten garen geweven zijn (v. 19). Beter dan met exegetisch kunst- en vliegwerk daar nog een betekenis aan te geven is het om uiteindelijk stil te staan bij vers 34 dat ons voorhoudt dat we de vreemdeling moeten liefhebben als onszelf. Deze eerste toepassing van het liefdegebod maakt duidelijk hoe ingrijpend het kan zijn om dat gebod serieus te nemen. Lees voor ‘vreemdeling’ asielzoeker en je beseft dat het komende zondag wel eens een spannende kerkdienst zou kunnen worden.
Het overtuigende argument dat de Israëlieten niet op vreemdelingen neer mogen kijken is dat ze moeten beseffen dat ze zelf vreemdelingen waren in Egypte en bedenken hoe blij ze waren dat God ze uit die situatie heeft bevrijd. Dat laatste duidt overigens dan wel weer op een verschil tussen God en de mens. De oproep om heilig als God te zijn wordt aan het slot ook niet meer herhaald. Er staat alleen nog maar het refrein ‘Ik ben de heer’. De Israëlieten en wij met hen zullen daarom bij het ‘heilig’ toch in de eerste plaats moeten denken aan heilig ontzag voor de heer. En dat geldt dan ook voor zijn geboden. Misschien dat we dan ook nog maar eens kritisch moeten kijken naar onze selectie van al dan niet relevant geachte voorschriften.

Matteüs 5,38-48
In zijn Bergrede waarschuwt Jezus ook tegen de neiging om water bij de wijn te doen als het gaat om Gods geboden. Hij pleit voor het tegenovergestelde. Daarin gaat hij wel erg ver. Is het zelfs niet te veel gevraagd? Jezus kan – om bij de eerder gebruikte beeldspraak te blijven – water in wijn veranderen, maar onze mogelijkheden zijn beperkt. Schetst Jezus niet een onrealistisch ideaal, waarbij men zich af kan vragen of het in alle omstandigheden wel zo verstandig is om er gehoor aan te geven? Het ‘oog om oog en tand om tand’ (v. 38) wordt tegenwoordig gezien als uiting van ongeciviliseerd gedrag (Gen. 4,23v). Dat zal ongetwijfeld beïnvloed zijn door de uitspraak van Jezus. Maar in de tijd waarin dit principe van wederkerigheid werd geformuleerd functioneerde het juist als een zinvolle inperking van geweld. Het gold als een goede regel bij de rechtspraak, namelijk dat er een evenwicht moet zijn tussen misdaad en straf. Dat is nog steeds iets wat het overwegen en vaak ook het toepassen waard is. Aan de andere kant zijn er ook situaties denkbaar dat het niet verantwoord is om de ‘andere wang toe te keren’ (v. 39). Soms vraagt geweld om gerechtvaardigd tegengeweld.
Jezus overdrijft. Dat is ook duidelijk in de manier waarop Hij Leviticus 19,18 aanhaalt. Hij suggereert dat daar naast het liefdegebod wordt gezegd: ‘uw vijand zult gij haten’. In Leviticus 19,17 wordt juist gewaarschuwd tegen de haat. Misschien deed Jezus het wel met opzet. Kenners van de Schrift zullen gepikeerd reageren: dat staat er niet! Maar het is natuurlijk wel de praktijk. Dat zal niemand ontkennen. Het wordt ook algemeen geaccepteerd dat het onontkoombaar is dat je in ieder geval de ergste vijanden haat. Soms wordt er zelfs een vijand gecreëerd, want dat geeft duidelijkheid en versterkt het wij-gevoel.
De opdracht van Jezus lijkt voor gewone mensen zoals wij te hoog gegrepen. En dan eindigt Jezus ook nog eens zoals Leviticus 19 begon. Hij versterkt het zelfs. In plaats van heilig worden we nu geacht ‘volmaakt’ te zijn ‘zoals jullie hemelse Vader volmaakt is’ (v. 48). Daar is toch geen beginnen aan? Of zou het nu juist de bedoeling zijn om er toch maar aan te beginnen? Is de komst van Jezus in ons midden het signaal dat er meer mogelijk is dan wij denken? Dat de theorie (de boodschap) overgaat in de praktijk? En dat wij daar zelf een rol in spelen?

1 Korintiërs 3,16-23
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56

Literatuur
Jonathan Sacks, Leviticus, boek van het heilige, Middelburg 2020

 

Preekvoorbeeld

Thema: Meer dan het gewone…’

Wetten, geboden, regels, voorschriften … Wij hebben het daar meestal niet zo op.

15 Miljoen mensen
Op dat hele kleine stukje aarde
Die schrijf je niet de wetten voor
Die laat je in hun waarde

Het is het refrein van een reclamelied. Jaren geleden geschreven voor een grote bank in Nederland, werd het zó populair, dat het binnen de kortste keren in de top 40 van de hitlijsten stond.
Het geeft scherp het gevoel van veel mensen weer. Zo van: Je moet mij niet zo gauw vertellen wat ik wel of niet mag of moet. Laat mij in míjn waarde, ja! Ik maak dat namelijk zelf wel uit.

Merkwaardige zin eigenlijk, die laatste zin uit het refrein. Die suggereert dat je Nederlanders in hun waarde laat als ze zélf mogen uitmaken waar ze zich wel of niet aan houden… Alsof iedereen zelf mag bepalen wat hij/zij wel of niet doet. Ikke, ikke, ikke en de rest zoekt het ook maar lekker zelf uit…
Vreemde spanning roept dat op tussen jou als individu en de samenleving. Want wetten, regels, geboden, ze zijn er immers voor, om het leven met elkáár leefbaar te maken; een leefbare samen-leving voor iederéén en niet alleen voor jou of voor mij zonder je iets aan te trekken van anderen.

In de bijbellezingen gaat het vandaag ook over geboden en regels en hoe je daarmee omgaat. Zo gezien dus niet een populair onderwerp.
Maar het gaat verder, want de lezingen roepen daarnaast nog een andere spanning op, die van geloof en religie. Dat is voor veel mensen helemaal niet vanzelfsprekend en zeker niet altijd positief. Geloof geldt voor velen als beknottend. Dan mag je meestal een heleboel niet.

Zo komen we bij die inleidende en centrale woorden in Leviticus 19, die luiden: ‘Wees heilig, want ik de Heer, uw God, ben heilig.’

Ze vormen een oproep: wees heilig. Dat is nogal wat. Dat klinkt wel bijzonder veeleisend. Kan dat, heilig zijn zoals God? Is dat niet veel te hoog gegrepen? Je bent geneigd je hoofd te schudden. Dat gaat ‘m niet worden.

Nee, maar misschien moeten we die zin ook niet zo lezen. Misschien moet je ’m eerder lezen als een spiritueel begin. Het begint niet bij ‘ik’. Niet ik ben het ijkpunt van wat wel of niet kan of mag. Nee, dat ijkpunt ligt buiten mij bij God, de Heilige, de Schepper, bij hoe hij het leven bedoelt … Hij staat aan het begin. Daarmee wordt ons leven op een ander plan getild.
Daarom is deze zin voor gelóvige mensen, een beginselzin. Een zin van waaruit je gaat nadenken en op zoek gaat naar hoe je dan in het leven kunt staan. God, de Heer, is heilig. Wat betekent dat voor mij als zijn schepsel? Wat voor mijn omgaan met zijn andere schepselen?
Mensen zijn niet God en zijn dus ook niet zo heilig als God, maar we mogen als zijn schepselen wel iets weerspiegelen van die heiligheid. Dáár gaat het om. Hoe doen we dat in een gebroken wereld? Hoe houd je het goed met elkaar? Zo kun je de regels en geboden van de Bijbel lezen als richtingwijzers die ons houvast bieden, maar die ook – eerlijk is eerlijk– kritisch en lastig kunnen zijn. Soms is dat ook de bedoeling. We hebben dat ook wel eens nodig. Lastige vragen over ons eigen gedrag. Waar ben je nu mee bezig? Had je dit niet anders kunnen doen? Vragen die ons storen in onze voortdenderende gelijkhebberigheid.

We hebben niet heel Leviticus 19 gelezen, maar er staan lezenswaardige regels in, die soms heel bekend klinken. Eerbied, respect voor ouders; de sabbat houden om geen slaaf te worden van het werk of van de economie. Zeker er staan ook regels in over offers. Dat is wat uit een andere cultuur, maar tegelijkertijd onbegrijpelijk zijn ze niet.
Er staat ook een prikkelende regel in. Namelijk dat je iets moet overhouden bij de oogst, bij je werk, voor minder bedeelden; eerste levensbehoeften. Dat dat eigenlijk gewoon in je systeem moet zitten. Dat je dat doet. Dan wordt het plotseling weer heel actueel. Niet alleen voor jezelf zorgen en binnenharken wat je maar kunt pakken. Dat is zo’n regel die ons echt aan het denken mag zetten. Juist ook in de actualiteit van onze dagen. En wat te denken van de regel, dat je niet op vreemdelingen moet neerkijken, maar dat je je om hen zult bekommeren. Waar blijven we dan met ons omgaan met asielzoekers? Ook dat is zo’n regel die het ons lastig maakt en waar je makkelijk een ongemakkelijk gevoel bij krijgt... Zo storen de woorden en regels van de Heilige, God, ons op onze vierkante meter.

Wij hebben niet alles gelezen, maar toegespitst kom je de kern tegen in wat we wél lazen. Vers 17 en 18, dat je niet haatdragend moet zijn als iemand je iets geflikt heeft; natuurlijk moet het rechtgezet, maar je moet niet uit zijn op wraak en wrok moet je niet laten invreten in je hart, maar je moet je naaste, zo staat het hier in Leviticus ‘liefhebben als jezelf’. In al die regels/geboden gaat het dus over ‘je naaste’ zegt de Bijbel; tot en met degene met wie je in een conflict bent terechtgekomen. ‘Je moet je naaste liefhebben als jezelf’.

Weet u wat zo bijzonder is? Dit zijn nu precies de woorden, waar Jezus op inhaakt. We hebben dat net met elkaar gelezen in Matteüs 5, waar hij ook met die lastige zin komt over ‘die andere wang’, die je toekeert als iemand je geslagen heeft… Woorden waarvan je allemaal denkt, zou hij dat nu echt zó bedoelen?!

Het gaat in die woorden van Matteüs 5 over een conflict, of beter over een poging tot conflictoplossing. Jezus haalt die woorden uit Leviticus erbij. Hij citeert ze, als hij zegt: ‘Jullie hebben gehoord dat er gezegd is “Je moet je naaste liefhebben als je zelf en je vijand haten”. En ik zeg jullie: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen…’

Er zit iets aparts in de manier waarop Jezus deze gedachte uit het boek Leviticus citeert. Inderdaad daar staat ‘Je moet je naaste liefhebben’, maar niet dat je ‘je vijand moet haten.’ Integendeel zelfs. Leviticus roept juist op om niet haatdragend te zijn; géén wrok te koesteren; níet uit wraak de ander terug te pakken…
Zo gezien liggen de woorden van Leviticus en Jezus veel meer in elkaars verlengde. Dat is ook niet verwonderlijk. Jezus leefde in die Joodse traditie. En hier wil hij de inzichten, de regels en geboden die voortkomen uit dat geloof opnieuw over het voetlicht brengen. Zeker, hij doet dat radicaal en daarmee legt hij de lat hoog. Zo hoog, dat wij ons afvragen: kunnen of willen we dat wel? Vraagt hij nu niet teveel van ons? De ander de wang toekeren, is dat nog wel logisch?

Matteüs typeert Jezus in de hoofdstukken 5 tot 7 als een nieuwe leider, als een nieuwe Mozes die het volk de weg wijst naar het koninkrijk van God, het beloofde land, een nieuwe tijd. Hoe bereid je je daarop voor?
Opnieuw, níet door uit te gaan van de gedachte: als ík er maar goed mee weg kom; als ík maar gelijk krijg; als ík maar… Nee het beginpunt van mijn denken ligt niet bij mij, maar bij God, de Heilige, bij hoe hij het leven bedoelt. En dus ga je denken vanuit een ander perspectief, vanuit het geheel, de schepping en je zoekt de verbinding. En dan hoort de minderbedeelde erbij en de vreemdeling en ja, ook hij/zij die tegenover je staat in een conflict, hoort daarbij. Hoe vind je een weg naar die ander? Door iets anders te doen dan wat gewoon is.

Wat is er gewoner dan de ander een klap terug te geven als hij jou er een geeft, letterlijk of figuurlijk? Terugslaan is onder ons heel vanzelfsprekend, maar dat verdiept het conflict. Jezus vraagt om niet het gewone te doen, maar om nieuw te denken. Ook in een conflictsituatie. De Bijbel roept op tot omdenken. Niet alleen vanuit je gekwetste emotie reageren, maar nadenken en weggetjes zoeken naar elkaar.
De ander opzoeken en een hand uitsteken… Als de ander een muur om zich heen gebouwd heeft, zoeken hoe je er omheen kunt komen: hé, hier ben ik… ik dacht ik kom even om de hoek kijken, misschien kunnen we eens praten...

Zeker, dat maakt je kwetsbaar. Alsof je de ander je wang toekeert, maar ergens moet het wel beginnen.
Het gaat niet om geboden van ‘je moet dit van het geloof of je moet dát’. Nee het is veel meer een uitnodiging om vanuit een ander perspectief te denken. Om in de gebrokenheid te zoeken naar heelheid. Omdenken. Jezus roept op om iets anders te doen dan wat we gewoon zijn; om méér en anders te doen dan het gewone.

Literatuur
Het thema is ontleend aan Matteüs 5,47 (nbg 1951). Het is ook de titel van het boek van Feitse Boerwinkel, Meer dan het gewone. Over Jezus en zijn bergrede, Baarn 1977, 2de dr.

 

inleiding prof. dr. Klaas Spronk
preekvoorbeeld prof. dr. Jaap de Lange