- Versie
- Downloaden 44
- Bestandsgrootte 365.06 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
24 mei 2009
Zevende zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 1,15-17.20a.20c-26; Ps. 103; 1 Joh. 4,11-16; Joh. 17,11b-19 (B-jaar)
Inleiding
De leerling in Jezus’ gebed betrokken
Van Jezus zijn verscheidene gebeden overgeleverd. Het ‘Onze Vader’ natuurlijk, maar ook het ‘kleine loflied’: ‘Ik prijs u Vader, heer van hemel en aarde , dat gij deze dingen verborgen hebt gehouden voor wijzen en verstandigen, maar ze hebt geopenbaard aan kleinen. Ja, Vader zo heeft het u behaagd… (Mat. 11,25-27/Luc. 11,21-22), en de gebeden in de Hof op de Olijfberg) en in zijn stervensuur aan het kruis.Al deze gebeden zijn geschikt om over te nemen en zelf te bidden zoals in de Eucharistieviering, als tafelgebed voor de maaltijd, en in nood en lijden.
Maar in het vierde evangelie vinden we een andere aspect van het gebed van Jezus.
In Johannes 11,41-42 hoort de lezer Jezus in gebed voor de opwekking van Lazarus. In 12,27b-28 is hij in gebed in het uitzicht op de dood. Beide keren drukt het gebed de intrinsieke verbondenheid van de Vader en zijn zoon uit en Jezus’ volledige aanvaarding van zijn zending.
En de tekst van Johannes 17 is wel heel bijzonder. Hier wordt de lezer getuige gemaakt van het gebed van Jezus voor zijn leerlingen, en worden de hoorders ervan in het gebed opgenomen. Het is ook heel treffend dat de tekst van dit hoofdstuk in de liturgische jaarorde verdeeld is over de drie jaren A, B en C. Het Lectionarium heeft de verdeling: vers 1-11a in jaar A, 11b-19 in jaar B en 20-26 in jaar C. Deze indeling is gebaseerd op de aanhef ‘Vader’ in vers 1 en in 11b en de wisseling van inhoud van het gebed in vers 20. De Willibrordvertaling van 1975 had de verdeling 1-5 (Jezus bidt voor zichzelf) 6-19 (Jezus bidt voor zijn leerlingen) 20-26 (Jezus bidt voor alle gelovigen). Er zijn nog andere plausibele verdelingen voorgesteld.
De perikoop van vandaag zet in bij de herneming van de aanspreking ‘Vader’, zelfs als ‘Heilige Vader’, een aanspreking die uit de liturgie lijkt te komen (vgl. Didache 10,12: ‘Wij danken u Heilige Vader voor uw heilige Naam, die gij hebt doen wonen in onze harten’). Jezus bidt voor zijn leerlingen, die hem zijn toevertrouwd door de Vader (17,9.10) en die in de wereld blijven, terwijl Jezus naar zijn Vader gaat/gegaan is. Deze verwisseling van tijdsperspectief is typisch voor dit gebed. Aan het slot van het hele afscheidsgesprek (hoofdstuk 13-17) lijkt het een gebed van Jezus een verbinding naar het lijdensverhaal (18-19), dat hij bidt vóór zijn lijdensweg. Maar de inhoud geeft ook signalen dat Jezus reeds bij de Vader is (hier v. 12).
Jezus bidt dat de leerlingen ‘bewaard mogen blijven in uw Naam… zodat zij één zijn, zoals wij één zijn’. Dit ‘bewaard blijven’ is een term die refereert aan de rol van de goede herder (10,14) en de bede om eenheid refereert aan de gelijkenis van de wijnstok en de ranken (15,6-10) om in zijn liefde te blijven. En hij bidt dat zij vervuld mogen zijn van de vreugde die hij in die intrinsieke verbondenheid met de Vader beleefde. De vreugde die de leerlingen op de avond van de eerste dag bij de verschijning van de Heer krijgen (20,20) na de vredeswens, is de eerste vervulling van deze bede.
Jezus bidt dat zijn leerlingen, die in de wereld blijven, bewaard mogen blijven en beschermd tegen ‘het kwaad/de kwade. Dat kan door ‘heiliging’. Zoals Aaron geheiligd werd (Ex. 40,13) en Jezus zelf zich door de Vader geheiligd weet (Joh. 10,36), zo bidt Jezus dat de leerlingen geheiligd worden. Deze heiliging bestaat in ‘de bekendheid met de waarheid, het woord/Woord’. Dit blijkt de voorwaarde voor een geslaagde zending in die wereld, die zelf onheilig is omdat de wereld de leerlingen haat (v. 14). Aldus worden de leerlingen wel de wereld ingezonden, om de zending van Jezus voort te zetten. Vers 19 wordt door velen gelezen als een toespeling op de kruisdood, vanwege vers 1 ‘het uur is gekomen’. Anderen verstaan erin dat de leerlingen door Jezus zullen zijn ‘geïmpregneerd met de heiligheid van God’.
De kerk leest dit gebed juist op de zondag tussen Hemelvaart en Pinksteren. Jezus is bij zijn Vader. Het is de verrezen Heer die nu voor zijn leerlingen bidt. Ook op deze wijze worden de leerlingen van nu in het gebed van Jezus betrokken. De vierende gemeenschap hoort hoe de Verrezen Heer die zij gedenken, voor zijn leerlingen bidt. En als je er ooit getuige van bent dat er voor je gebeden wordt, word je zelf ontroerd. Hoeveel te meer als de Heer zelf voor je bidt….
In de Evangelielezing is in een bijzin sprake van het verloren gaan van de ‘zoon van verderf’ (17,12) zodat de Schrift in vervulling moest gaan. Zodat, en niet opdat. Want wat in vervulling moet gaan is niet het verderf, maar de heerlijkheid (3,14). Het plan van God is een heilsplan en geen onheilspredestinatie.
De eerste lezing uit Handelingen 1 getuigt van de kerkvisie van Lucas. Het getal van de Twaalf, die een bijzondere positie hadden, moet aangevuld worden, nadat Judas ‘de gids is geworden van hen die Jezus gevangen hebben genomen’. Met een beroep op de Schrifttekst uit Psalm 109,8 dient het college aangevuld te worden. De traditie over het einde van Judas wordt buiten de lezing gehouden, wellicht omdat ze niet te verenigen is met de traditie die Matteüs 27,6 over het levenseinde van Judas vertelt.
De aanvulling geschiedt temidden van de gemeente, tien maal twaalf mensen zijn aanwezig.
Petrus stelt de criteria vast: getuige zijn van het leven van Jezus vanaf de doop tot en met de kruisdood, en woordgetuige zijn van de verrijzenis van de Heer. De procedure is klassiek: eerst een voorstel van twee (mannen), dan gebed van de gemeenschap en daarna de beslissing via het lot. Er zit het geloof in dat de mens wikt, maar dat God via het lot beschikt.
Deze zevende zondag van Pasen tussen Hemelvaart en Pinksteren is in sommige delen van de wereld op het zuidelijk halfrond, het begin van de week van Gebed voor de Eenheid. Het alternatief voor de gebedsweek tussen 18 en 15 januari. De kerk voegt zich nu bij het gebed van Jezus om de eenheid van zijn leerlingen ‘dat zij allen één zijn, zoals wij één zijn’.
‘Het zoeken naar eenheid onder de christenen is eerst en vooral een verlangen dat levend gehouden moet worden en een gebed dat gevoed moet worden’, schrijft kardinaal W. Kasper als eerste regel in zijn handboek voor de spirituele oecumene. Ziedaar! Zo is het maar net.
Literatuur
W. Kasper, Een handboek voor de spirituele oecumene, Utrecht 2006.
Preekvoorbeeld
Het evangelie vandaag is een passage uit de zogenaamde ‘afscheidsrede’ of het ‘afscheidsgebed’ in Johannes 17.
Het evangelie van Johannes is moeilijk om te lezen. De eerste drie evangelisten hebben een min of meer verhalend boek geschreven. Johannes heeft ons veeleer een theologische meditatie nagelaten. Zijn visie heeft hij uitgedrukt in lange redevoeringen die hij Jezus in de mond legt. Het evangelie dat wij vandaag lezen is een passage uit de laatste van die redevoeringen.
Het is hier niet de plaats noch de tijd om een gesprek aan te gaan over de exegese van het Johannesevangelie. Maar een paar aspecten daarvan wil ik toch aanhalen om de lezing van vandaag toe te lichten.
Het centrale thema dat heel zijn evangelie beheerst, is dit: Jezus is de Zoon van de Vader, hij deelt in Gods’ leven. Voor alle mensen is hij de weg, de waarheid en het leven.
Voor Johannes is met de komst van Jezus ook de eindtijd aangebroken. Dat blijkt onder meer uit zijn gebruik van de termen ‘dag’ en ‘uur’. De ‘dag’ van Jezus is de tijd van zijn openbaar leven. Maar aan het begin van het lijdensverhaal zegt Johannes: ‘Jezus wist dat zijn uur gekomen was’ (13,1). Dat verwijst naar zijn ‘uur van sterven’. Toch heeft het ook een andere betekenis: ‘nu zou hij de wereld verlaten om naar de Vader te gaan’. Nu komt de tijd dat ten volle duidelijk zal worden hoezeer Jezus inderdaad één is met God. Hij zal zijn lijden doorstaan, hij zal ter dood gebracht worden, maar – en daar gaat het vooral om – hij zal die dood overleven en definitief naar zijn Vader teruggaan.
Met deze visie in het achterhoofd kunnen we nu de tekst van vandaag wellicht beter begrijpen. Het uitgangspunt, zoals ik al zei, is de eenheid tussen de Vader en Jezus. En niet vergeten: de eenheid tussen de Vader en al degenen die zich bij Jezus aansluiten. Want voor Johannes betekent kerk-zijn: verbonden zijn met Jezus. Een christen is iemand die leeft in de verbondenheid met Christus en vandaar ook met de Vader. Dat heeft Johannes uitgelegd in het hoofdstuk over de wijnstok en de ranken (Joh. 15). Wij zijn met elkaar verbonden en met Jezus zoals de ranken van een wijnstok. Vanuit eenzelfde levensbron kunnen wij vruchten dragen.
In de tekst vandaag is sprake van ‘de wereld’, van ‘de mensen van de wereld’. Dat zijn degenen die zich van God hebben afgekeerd. Die daarom niet het werkelijke leven delen: het zijn verdorde takken die in het vuur verbrand zullen worden.
Laten we proberen om die hooggestemde teksten toch een beetje dichterbij te brengen.
Voor Johannes is Jezus’ leven een beeld van ons leven als christen. Johannes ziet het geloof niet allereerst als een geheel van ‘geloofspunten’, noch als een serie van morele principes. Hij komt voortdurend terug op wat voor hem de kern is van de hele zaak. Ons leven is niet wat het lijkt. Het is niet enkel de last van alle dagelijkse bezigheden. Het is meer dan de groei van jong naar oud, meer dan de som van aangename en verdrietige dingen, meer dan een weg die onvermijdelijk naar de dood voert. Wij dragen allen in ons de belofte, de mogelijkheid van een ander leven. Dat is de boodschap van Jezus: met ieder van ons wil God zijn leven delen.
Jezus is niet enkel de boodschapper van God door zijn woorden, maar door het voorbeeld van zijn leven. Men zou dat leven van Jezus zo kunnen samenvatten: gedurende een paar jaar ‘ging hij weldoende rond’. Hij sprak regelmatig over de band met zijn Vader, maar dat verstond men niet zo goed. Ten slotte leek alles te mislukken: hij stierf als een misdadiger aan het kruis. Daarna pas werd duidelijk waar zijn hele leven door gedragen werd. Want hij bleek over de dood heen toch te leven – verbondenheid met God is groter en sterker dan dit menselijk leven.
Welnu, wat met hem gebeurd is, geldt evengoed voor ons. Jezus is ons ‘voorgegaan’. Ook voor ons is dit leven als het ware een voorspel. Of als men wil een begin, een eerste fase.
Het lijkt allemaal nogal hoog gegrepen. Misschien zelfs moeilijk te geloven. Namelijk dit: met ieder van ons, zoals wij hier zitten, wil God nu al zijn leven delen. Christen zijn is op de eerste plaats: ingaan op Gods aanbod.
De tekst die we vandaag lezen heeft het ook over vreugde: ‘dat ze (dat zijn wij) vervuld mogen worden van mijn vreugde’. De ‘vreugde’ van Jezus is het gevolg van zijn geloof en vertrouwen in de Vader. Dat is wat hij ook ons toewenst. De zekerheid dat wij geen kinderen zijn van de dood. Het vertrouwen dat God ons draagt. Het geloof dat wij mensen veel meer zijn dan wat met het oog te zien valt. Dat – hoe groot dat ook klinkt – God in en met mij leeft.
Het is iets om stil bij te worden. Of misschien hebben wij stilte nodig om deze geweldige boodschap te laten doordringen. Die vreugde wens ik jullie.
Henk Berflo, inleiding
Walter Verhelst ofm, preekvoorbeeld