- Versie
- Downloaden 64
- Bestandsgrootte 520.84 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 8 februari 2021
17 mei 2015
Zevende zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 1,15-17.20a.20c-26; Ps. 103; 1 Joh. 4,11-16; Joh. 17,11b-19 (B-jaar)
Inleiding
Wat vooraf gaat
Na de openings-Handelingen van Jezus (v. 1: ‘waar Jezus mee begon’!), en zijn opdracht aan de apostelen, schrijft Lucas zijn tweede boek aan Theofilus vanaf ‘de dag dat Hij werd opgenomen in de hemel’ (v. 2 herneemt het slot van het evangelie van Lucas). Deze apostelen moeten daarvoor in Jeruzalem ‘de belofte van de Vader’ = doop met heilige Geest (v. 5) afwachten (in het Grieks zijn ‘belofte’ = epangelion en ‘goede boodschap’ = euangelion, nauw verwant).
De ongeduldige hoop dat nu Israëls koningschap hersteld wordt, de messiaanse eindtijd aanbreekt, drukt hij terug ten gunste van de verkondiging. Met de kracht (‘dynamiek’) van de heilige Geest zullen ze zijn getuigen zijn van Jeruzalem tot het eind der aarde – oftewel zijn ‘gezondenen’ wat het woord ‘apostel’ betekent. En daarmee is de inhoud van de Handelingen der apostelen, en het centrum, namelijk Jeruzalem, aangegeven.
Bij zijn hemelvaart worden ze aangesproken als Galileërs, waarin een spanning hoorbaar is ten opzichte van Jeruzalem/Juda – een spanning waar het Evangelie mee begint als Nazaret (Galilea) en Jeruzalem (Judea) naast en tegenover elkaar worden geplaatst. Zijn hemelvaart duidt hem als ‘hemelse’ persoon, die hun ‘te boven’ gaat en op andere wijze dan voorheen met hen zal zijn.
Ze gaan terug naar Jeruzalem. De kerngroep wordt gepresenteerd: de elf, de vrouwen, waaronder Maria zijn moeder en zijn broers. Karakteristiek voor hen – en voor de eerste christenen – is dat ze zich eensgezind (zie 2,46; 5,12; 15,25) toeleggen (2,42.46) op gebed (2,42). Samen zijn ze wel 120 personen; dat is 10x12!! – en deze groep mannen en vrouwen wordt blijkbaar gedoopt met Gods Geest; die dag zijn namelijk allen! eensgezind bijeen op dezelfde plaats (Hand. 2,1). Maar nog even wachten, want het getal is nog niet compleet.
Van elf naar twaalf
Vlak voor de komst van ‘de belofte van de Vader’ wordt gevoeld dat ze niet meer met zijn twaalven zijn; niet meer het hele volk Gods vertegenwoordigen, zoals ooit de twaalf stammen.
Petrus – nu al de woordvoerder – legt het probleem voor aan de ‘Mannen, broeders’ , een aanspreektitel die mannen en vrouwen omvat (zie Hand. 17,34). Het is pijnlijk dat Judas, die de ‘gids’ (mooi gezegd; vergelijk met de functie van Jezus in 3,15) was van degenen die Jezus gevangen namen, één van de twaalf was en deelde in hun dienstwerk. Het enige wat verzachtend werkt is dat zijn actie aansluit op de Psalmen.
Er wordt een kandidaat gezocht om samen met hen getuige van zijn verrijzenis te worden – eentje die er de hele tijd bij was tussen het begin (zie Luc. 3,23 voor woord ‘begin’ bij de doop door Johannes) en de dag dat hij werd opgenomen. ‘Getuige van de verrijzenis’ – mooie benaming! – omvat ook het lijden dat eraan voorafgaat (zie 1,2) maar de balans slaat door naar ‘leven’, waar hij volgens 3,15 de aanvoerder/voorganger voor is.
Twee kandidaten worden voorgesteld. Biddend – het is niet alleen hun eigen keuze – wenden ze zich tot de Heer (‘kyrie’), de kardiognoostos die niet alleen weet hoe het hart werkt (cardioloog) maar het kent – en daarom moge Hij de keuze maken wie ‘dit dienstwerk en apostelschap’ in plaats van Judas zal vervullen.
Synodes: Syn = samen; (h)odos = weg
In het boek de Handelingen van de apostelen zijn meermalen gelijkaardige beraadslagingen in de gemeente. Allereerst in Handelingen 6,1-7 waar de twaalf de groep/menigte leerlingen bijeen roept, en hen aanspreekt met ‘broeders’ (zie boven, is man en vrouw omvattend). En de (12) apostelen bevestigen met gebed en handoplegging hun keuze.
In Handelingen 15,4 worden Paulus en Barnabas verwelkomd door (1) de gemeenschap (ekklesia), (2) apostelen, (3) de oudsten; door de verschillend geledingen. Er is een conflict over de voorwaarden waaronder niet-Joden toegelaten kunnen worden De apostelen en oudsten beraden zich (v. 6). Petrus neemt weer een centrale plaats in; God heet ook hier kardiognoostos en Petrus erkent dat deze heidenen net als zijzelf de heilige Geest ontvangen hebben. Nou dan? zegt hij. Iedereen wordt er stil van (v. 12). Dan spreekt Jakobus in dezelfde lijn: ‘We moeten heidenen die zich tot God bekeren geen onnodige last opleggen’ (15,19v).
Dan volgt een gezamenlijk besluit van alle geledingen van de gemeenschap om een brief te schrijven dat zij wars zijn van verwarring en onrust (ze noemen Paulus en Barnabas ‘geliefden’ (v. 25), ze zien hen als behorend tot de gemeenschap), en besluiten eenstemmig (zie boven) de volgende boodschap over te brengen: ‘De heilige Geest en wij hebben besloten...’ (v. 28).
Belangrijke beslissingen in de eerste christengemeenschap worden genomen door de twaalf apostelen met de oudsten, en de hele geloofsgemeenschap: door alle geledingen samen. En als dat eenstemmig is, kan gezegd worden: ‘De heilige Geest en wij’. Prachtige voorbeelden van een synode! Onze Paus sloot daar klaarblijkelijk bij aan toen hij zei: Wenn die Kirche, in der Verschiedenheit ihrer Charismen, sich gemeinschaftlich ausdrückt, dann kann sie nicht irren (HerderKorr 68, S.543).
Het werk van de apostelen wordt gekarakteriseerd in termen van diakonia (1.17,25) waarbij hij niet een vorm van nederige dienstverlening voor ogen heeft, maar van officieel erkende gezanten, gezondenen. Zie ‘mijn getuigen’ (Hand 1,8; zie ook J. Collins over diakonos).
Het gebed van Jezus
De evangelielezing is deel van een gebed (17,1-26) dat het hele deel, beginnend in 13,1, afsluit. Een gebed tot de Vader, waarin Jezus eerst zijn eigen relatie als Zoon biddend ter sprake brengt (vv. 1-5). Dan bidt hij voor ‘de mensen die u mij gegeven hebt’ en daar zijn de verzen 11-19 een onderdeel van. Omdat hier ook het afhaken van Judas wordt vermeld, lijkt het over de kleine kring van leerlingen te gaan. Zie ook vers 20 waar een derde categorie genoemd wordt. Het stuk ademt de theologie van Johannes van ‘boven’ en ‘beneden’, twee begrippen die niet onafhankelijk van elkaar verstaan kunnen worden als het over Jezus gaat. ‘Bewaar hen’ bidt Jezus, – ik heb hen bewaard (v. 12) en ‘bewaar hen voor kwaad’ (v. 15): het gaat om hun toekomst. En dat deze toekomst niet zonder de naam van de Vader (= zonder eenheid), zonder waarheid, zonder Gods woord mag zijn. Niet getekend door van-de-wereld worden, door de macht van het kwaad. Hoewel de thema’s eenheid, toegewijd aan God, aan de waarheid, niet van de wereld zijn, best concreet ingevuld kunnen worden, lijkt het geheel je steeds weer te ontsnappen door de dualistische gebedstrant, de theologie van God en de wereld, het van de wereld of niet van de wereld zijn. Een prediking zou moet weten van mystieke eenheid en verbondenheid – zou deze mystieke verbondenheid als bron van leven kunnen laten zien.
Het pijnlijke voorval van Judas komt ter sprake. Dat kon als onderdeel van Gods geschiedenis met ons zijn plaats krijgen omdat de Schrift (het Oude Testament) al spreekt van verraad uit eigen kring, zelfs door tafelgenoten (zie Psalm 41,10).Het kan niet anders – het kwaad is er altijd. De eenheid van de leerlingen wordt meermalen openlijk of aanduidenderwijs door Johannes ter sprake gebracht. Jezus draagt het zelfs op zijn lijf, zo ligt het hem aan het hart. Een eenheid die ‘van boven af’ gegeven is (19,23) en die niet verscheurd mag worden. Geen wonder dat het hier ook klinkt als gebeden wordt voor de toekomst van ‘hen die U mij hebt toevertrouwd’– juist omdat die eenheid voortdurend onder druk staat en niet gerealiseerd wordt. Die toekomst is met vreugde (v. 13) verbonden – dat staat tegenover de macht van het kwaad, tegenover het ‘van de wereld’ zijn, tegenover de onwaarheid en het niet aan God zijn toegewijd. Machten en krachten die zich na dit gebed zullen bewijzen.
Preekvoorbeeld
Leerling zijn van Jezus
Vandaag worden we uitgenodigd stil te staan bij de vraag wat het betekent leerling te zijn van Jezus. Wat brengt dat allemaal met zich mee?
Laten we teruggaan naar de eerste lezing. Er zijn ongeveer honderdtwintig broeders bijeen. Ze hebben dramatische gebeurtenissen achter de rug. Hun collega Judas had Jezus overgeleverd aan de Joodse overheden. Die hadden bij Pilatus aangedrongen op zijn terechtstelling aan het kruis. Na drie dagen was Jezus zijn leerlingen – van de andere kant van de dood – komen opzoeken en bemoedigen. Intussen was Jezus voorgoed ten hemel opgenomen en naar de Vader teruggekeerd. Daar bidt hij voor hen. Zoals hij tijdens zijn leven voor hen gebeden had. Maar als mens is hij niet meer onder hen aanwezig. Nu staan zij op zijn plek. Wat is het eerste dat er gedaan moet worden?
De lege plek van Judas opvullen. Het getal van de twaalf herstellen. Waarom? Jezus had destijds die kring van twaalf intimi gekozen als een verwijzing naar de twaalf stammen van het Aloude Verbond. Waarmee God samen geschiedenis had gemaakt.
Er moest dus voor Judas een opvolger gekozen worden. Welke kwaliteiten moest hij hebben? Hij moest van het begin af aan alles met Jezus hebben meegemaakt. Van toen het bij Johannes de Doper begon.
Dus van het begin af aan is de kring van Jezus’ leerlingen veel groter geweest dan de Twaalf. Herhaaldelijk is er in het evangelie sprake van een menigte die hem volgt. Ook nu zijn ze met tien keer twaalf, honderdtwintig mensen bijeen.
Er bleven twee kandidaten over, en Mattias werd gekozen. Merkwaardig. Van die Mattias horen we in de rest van Bijbel nooit meer iets. Gewoon iemand uit hun midden. Het had ook u of ik kunnen zijn…
Dan hadden we van het begin af aan bij Jezus hebben moeten horen. Wat denkt u? Zullen die leerlingen daar bijeen niet alle gebeurtenissen die ze zich konden herinneren, de revue hebben laten passeren? Zullen ze Jezus niet in herinnering gebracht hebben? Hoe hij zieken en bezetenen genas en bevrijdde. Waar tot dan toe de priesters zulke mensen voor ‘onrein’ en ‘dood voor God’ verklaarden, en tot een geïsoleerd leven veroordeelden. Rechtgeaarde gelovigen mochten zich nu eenmaal niet inlaten met ‘onreinen’....
Hoe anders was dat bij Jezus gegaan. Hij had zulke verschoppelingen bij de hand genomen, op hun voeten gezet, nieuwe toekomst gegeven. Alsof hij aan het scheppingsverhaal bezig was, en van chaos in onze wereld, orde maakte. Waar dood was nieuw leven bracht. Waar liefdeloosheid heerste, barmhartigheid bracht. Ja, Jezus had iets van God gebracht onder hen. Zomaar. Als een gratis geschenk.
Jezus’ voorbede
En zo zullen ze waarschijnlijk ook teruggedacht hebben aan het Laatste Avondmaal. Daar had hij voor hen gebeden. Zoals hij nu, verborgen in God, voor hen bad. In hun bijzijn had Jezus zijn gebed uitgesproken. We hoorden het in het evangelie. Een intiem moment. Gênant bijna. Jezus bidt tot zijn Vader. En ik zit erbij, en moet wel luisteren.
‘Vader, ik bid voor hen… U hebt ze mij gegeven.’ Jezus bidt voor míj. En voor ú. Hij ziet ons als een geschenk uit de hemel. U en ik: een geschenk uit de hemel: ‘U hebt ze mij gegeven.’
‘Ik bid voor hen. Niet voor de wereld bid ik...’ Nee, allicht. Die wereld is precies op dit moment bezig zijn ondergang voor te bereiden. Hij wéét het. Judas is even tevoren de nacht in gegaan om hem te verraden. Hij wéét het. Dreiging is overal om hem heen. Zijn laatste uur heeft geslagen. En hij, Jezus, zit hier doodleuk in alle rust te bidden. Voor ons. Om stil van te worden. Waar haalt hij die rust, die innerlijke kracht vandaan?
Waarschijnlijk uit de overtuiging dat hij één is met de Vader: ‘Al het mijne is van u en het uwe is van mij.’ En nu bid ik dat zij hier in onze eenheid mogen delen. En dat zij mijn vreugde, onze vreugde in zichzelf mogen aantreffen.’ Vreugde!? Op die avond? Terwijl ze buiten zijn liquidatie aan het voorbereiden zijn? Vreugde in die wereld van dreiging, angst en terreur?
Wat dat betreft is die wereld niet zo gek veel veranderd. Er is nog altijd dreiging, angst en terreur. Er zijn nog altijd destructieve krachten om ons heen, en: als we eerlijk zijn, zitten ze ook in onszelf. Zou Jezus ook in onze omstandigheden, in deze tijd, gesproken hebben van ‘vreugde’?
Ja, zeker. Juist in deze tijd. Het verhaal van toen wordt juist in ons midden voorgelezen, omdat het nog altijd van kracht is. Waar de leerlingen van Jezus in mochten delen, in zijn zorg en liefde… Die zorg en die liefde waren een beeld van de zorg en de liefde die de Vader voor ons heeft: die zorg en die liefde gelden onverkort. Ook hier en nu. Voor u en mij. Juist in een wereld zoals wij die meemaken.
Laten we nog één keer naar Jezus luisteren: ‘Uw woord is waarheid.’ Wat bedoelt Jezus met waarheid.? Hij bedoelt: Uw woord is betrouwbaar. Daar kun je je leven op baseren. Gods woord kun je als fundament onder je voeten leggen. Voorbeeldje. Als het in de winter één of twee nachten gevroren heeft, ga je proberen of het ijs houdt; betrouwbaar is. Welnu, als het ijs houdt, zou de Bijbel zeggen: ‘Het ijs is waarheid.’ Gods woord is waarheid. ‘Uw woord is waarheid.’ Welk woord? Gods woord: ‘Hier ben ik voor jou…’ Met liefde, barmhartigheid, zorg. Kijk, hoe Jezus zich heeft gedragen. Zó ben ik. Voor jou! En ik vraag je of jij op jouw beurt zó wilt zijn in deze wereld. Een baken van barmhartigheid, waar om je heen vaak zo weinig barmhartigheid is te vinden. Een teken van liefde, waar dikwijls zo weinig liefde is.
‘Ik heb hun uw woord meegedeeld. Maar de wereld heeft hen gehaat…’ De wereld redeneert en handelt nu eenmaal vaak heel anders dan God dat zou doen. Kijk maar hoe dat bij Jezus is gegaan. ‘Ik bid niet dat u hen uit de wereld wegneemt, maar dat u hen bewaart voor het kwaad.’
Wat betekent het om leerling van Jezus te zijn? Wat brengt dat met zich mee? Dat wij mogen weten van liefde en barmhartigheid. Geschenken uit de hemel. En dat wij blij mogen zijn met die geschenken. En dat wij op onze beurt worden uitgenodigd ons met die geschenken uit de hemel onder de mensen te begeven,. In de wereld. En zo een teken te zijn van God zelf.
Door zijn woord in ons toe te laten hebben wij die geschenken al in ons opgenomen. Laten we straks die goddelijke geschenken – die liefde, die zorg, die barmhartigheid – eens te meer in ons opnemen in de vorm van zijn sacrament.
Henk Bloem, inleiding
drs. Dries van den Akker sj, preekvoorbeeld