- Versie
- Downloaden 59
- Bestandsgrootte 298.43 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
5 mei 2013
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 15,1-2.22-29; Ps. 67; Apok. 21,10-14.22-23; Joh. 14,23-29
Inleiding
Handelingen 15,1-2.22-29
De evangelist Lucas heeft in zijn boek Handelingen de belangrijke stappen beschreven van de eerste groep gelovigen in de verrezen Christus, en vermeldt hoe zij als joden hun gelovige traditie ook met de heidenen wilden delen. Wij moeten ons realiseren dat in de eerste decennia na de dood en verrijzenis van Jezus een bijna explosieve groei van de eerste gemeenten plaatsvond, zowel in Jeruzalem als in het Palestijnse land. Daarom lijkt het voor de hand te liggen dat er ook sprake was van een diversiteit aan opvattingen en van botsingen in de ontmoeting tussen de verschillende culturen en tradities. Het missiewerk van Paulus getuigt daar helemaal van.
De lezing uit Handelingen beschrijft de eerste oecumenische ontmoeting tussen verschillende ontstane geloofsrichtingen onder de eerste christenen. De tekst staat in het midden van het boek, en dat betekent dat de schrijver Lucas hier iets echt belangrijks wil vertellen. We zouden het een scheidslijn kunnen noemen. Hier stond namelijk veel op het spel. Zou het Paulus en Barnabas niet gelukt zijn hun dieper liggende theologische motivatie duidelijk te maken, dan was de broze jonge en groeiende kerk waarschijnlijk in verschillende sekten uit elkaar gevallen. Wat stond er op het spel? Er wordt verteld over leerlingen uit Judea die betoogden dat de heidenchristenen zich moesten laten besnijden en de wet van Mozes helemaal onderhouden. Lucas schrijft ‘Judea’, maar bedoelt Jeruzalem. Dat geeft aan hoe gevoelig de situatie was. Jeruzalem was de heilige stad waar het allemaal was gebeurd. In Jeruzalem was ook de eerste gemeente gevestigd (zie ook de betekenis van Jeruzalem in de tweede lezing uit de Apokalyps).
Voor de joden en de eerste leerlingen was het een vanzelfsprekende zaak de oude ‘joodse traditie’ voor te zetten. Maar voor mensen die deze joodse traditie niet kenden was dat bijna onmogelijk. Concreet betekende dit een radicale nieuwe levensstijl met in acht houden van ingewikkelde en veelomvattend regels. De meeste hellenistische mensen uit die tijd die met de joden sympathiseerden, kozen er zelden voor die moeilijke overgang te maken. Met de komst van de ‘nieuwe verkondiging’ blijkt er echter ineens een mogelijkheid te zijn. Niet op voorwaarde dat men zich aan alle regels zou houden (de joodse, die van het verbond met Abraham en Mozes), maar slechts aan een minimum-ethiek, een basale humaniteit die voor alle volken geldt (de zogenaamde Noachitische geboden, die al in aanleg aanwezig zijn in Gen. 9,1-7). Daarmee komt de nadruk nog minder op observantie en nog meer op geloven te liggen en op: door het geloof gered te worden. Niet Jeruzalem mag een splijtende oorzaak zijn, wel de farizeïsche kringen die hun traditionele invloed wilden uitoefenen.
Voor Paulus en de christenen uit Antiochië was het van levensbelang dat deze nieuwe visie van de mogelijkheid voor alle volkeren om over de blijde boodschap te horen en kinderen van God te worden, stand hield, zodat uiteindelijk de beloften aan Abraham waargemaakt konden worden. Op zo’n manier kon het verbond gelden zowel voor de joden als voor de nieuwe gelovigen in Jezus Christus die een heidense achtergrond hadden. Paulus heeft hier echt voor gestreden. Dat lezen we zowel in het hele hoofdstuk 15 van de Handelingen als in de brief aan de Galaten 2,1-10.
De zware en langdurige onderhandelingen resulteren in een overeenkomst. Misschien kunnen we dit als een uitdrukking zien: de heilige Geest als leraar van de kerk. Voor Paulus is het fundamenteel dat de mens rechtvaardig wordt door het geloof, niet door het onderhouden van voorschriften. Het resultaat van dit eerste concilie heeft ook een toelichting nodig. De christenen met een heidense achtergrond werden niet gedwongen zich aan de joodse regels te onderwerpen. In de praktijk werd het een ander verhaal. In de joodse traditie waren er regels rond de tafelgemeenschap en het eten. Paulus moest daarom later tegen Petrus hard optreden toen bleek dat Petrus zich met de joden afzonderde en niet wilde eten samen met de christenen die een heidense afkomst hadden.
Apokalyps 21,10-14.22-23
De tekst uit de Openbaring kan een brug zijn tussen de besproken gebeurtenissen onder de eerste christenen in de Handelingen en het gebed om de Geest in het evangelie van Johannes. In de Openbaring horen we een visioen over de verwachte toekomst. Hier staat weer Jeruzalem centraal. Nu is zij de schone bruid die de voleinding heeft bereikt, en daardoor wordt zij ook een beeld van de kerk. Johannes heeft zich laten inspireren door de Tempelvisie van Ezechiël (40–48). De twaalf poorten, de twaalf engelen en de twaalf apostelen symboliseren de brug van het oude verbond naar het nieuwe. Maar er is een grote verandering. Ezechiël beschrijft de tempel met al haar bedienaren. Bij Johannes is er geen tempel en de uitleg daarvan is dat God en het lam alles in één is. God is in het midden van zijn volk, de inwoners van de stad, de kerk. Hij heeft geen plek om aanbeden te worden omdat hij is en leeft in de mensen die er zijn en leven. Zon en maan als aangevers voor dag en nacht, de tijd is ook niet nodig. Het verwijst alleen naar een eeuwigheid die alle voor ons bekende begrippen te boven gaat.
Johannes 14,23-29
De evangelietekst is een gedeelte van de grote afscheidsrede die Jezus tijdens het laatste paasmaal vlak voor zijn lijden en dood met zijn leerlingen en vrienden heeft gehouden. De tekst is hoogst waarschijnlijk een latere compositie van de auteur, de evangelist Johannes of een redactie. Wat Jezus letterlijk heeft gezegd is niet het belangrijkste, maar wel zijn boodschap en wat hij als testament aan zijn volgelingen wilde doorgeven. Daarom kunnen we zeggen dat deze woorden authentiek zijn, omdat ze een samenvatting zijn en tegelijkertijd een theologische verdieping van zijn boodschap. In vers 23 zijn er drie kenmerken van belang. Ten eerste gaat het over de liefde voor Jezus en God de Vader die bij de leerling aanwezig is. Ten tweede zal de leerling zich houden aan de woorden die Jezus heeft gezegd, misschien nog sterker, de betekenis van de woorden die altijd neerkomt op de liefde. Ten derde: de leerling die deze verbintenis aangaat, wordt een woonplaats van Jezus en zijn Vader. De cirkel wordt gesloten, God de Vader geeft, de mens ontvangt en beantwoordt. Het resultaat wordt Gods handelen dat op deze manier bij de mens in een eeuwige beweging wordt voortgezet. Op een dergelijke manier wordt de heilige Geest aangekondigd. Hij wordt ook een belofte voor de toekomst. Al gaat Jezus in zijn huidige gestalte hen verlaten, met zijn Geest die hij deelt met de Vader, zal hij altijd aanwezig zijn. Dit wordt bedoeld als troost en vooral bemoediging.
De tegenstelling tot de ‘wereld’ blijft altijd een moeilijke punt. Wanneer de leerlingen luisteren naar de Geest zal er vrede zijn. De vrede wordt niet door de wereld begrepen. Ook zullen ze tegenstand en vervolging meemaken, soms zal er ook onenigheid ontstaan, maar ze moeten niet de moed verliezen, hier staat de Geest voor garant. Opnieuw wordt de cirkel gesloten met de liefde die de band blijkt te zijn tussen God en mens, de Vader, de Zoon en de Geest.
Als wij de evangelietekst voor vandaag plaatsen naast de eerste lezing uit de Handelingen, kunnen wij beter begrijpen wat het werk en de aanwezigheid van de heilige Geest – de Helper – betekent. Die geeft ons vandaag in alle moeilijke situaties en meningsverschillen in de kerk een reden om ondanks alles wat er gebeurt nog hoopvol te blijven.
Preekvoorbeeld
We leven in een boeiende wereld die getekend wordt door voortdurende veranderingen op alle gebied. Dikwijls vinden we het leuk, maar soms ook wel eens frustrerend. In vijftig jaar tijd is ons wereldbeeld grondig veranderd. Stilaan is bij velen onder ons de vraag gaan groeien: hebben wij nog wel een God nodig, want we kunnen toch alles? En zoals de evolutie er nu op vooruitgaat is er over korte tijd geen plaats meer over voor hem. Jongeren hebben er schijnbaar geen probleem mee. Ouderen zitten met vragen en pijn. Hebben we ons soms vergist? En is het nu zoveel beter? Gaan we er wel echt op vooruit of beelden we het ons in?
De lezingen van vandaag zijn niet eenvoudig. Maar wellicht helpen ze ons toch klaarder te zien wat er met ons gaande is en waar onze ankerpunten liggen.
Daar is het boeiende verhaal van de uitbreiding van het eerste christendom. Het tegenovergestelde van wat we vandaag beleven. Maar het wordt herkenbaar als we horen hoe mensen ook toen met gewetensvragen zaten. Waar ging het dan om? De eerste volgelingen van Jezus waren joden. Zij volgden Jezus, ook een jood, in de lijn van hun geschiedenis en hun godsdienst. Zij lieten zich inspireren door zijn leven en zijn figuur binnen het kader van het jodendom. Maar op het moment dat ook niet-joden aangetrokken werden door zijn persoon en zijn leer rezen er vragen op: moeten niet-joden niet langs het poortje van het jodendom binnenkomen om christen te kunnen worden? Concreet: moesten niet-joden zich niet eerst laten besnijden? De vraag lag heel delicaat voor joodse christenen. Nieuwe christenen waren natuurlijk welkom. ‘Wij worden een succesbeweging, maar ten koste van wat? Mogen wij zomaar een heilige, eeuwenoude traditie opgeven? Is dit geen verloochening van onze eigen godsdienst? Waar gaat het om? Wat behoort hier tot de kern van ons geloof?’
Het was voor de eerste geloofsgemeenschap een zwaar crisismoment. Het is niet voor niets dat Lucas dit scharniermoment zo uitvoerig heeft beschreven. Het dwong hen samen te kijken, te luisteren naar elkaar om precies op het spoor te komen van het nieuwe in Jezus’ boodschap. Het resultaat was de ontdekking dat het niet ging om het onderhouden van opgelegde regels, die je moet respecteren om zeker te zijn van je ticket voor de hemel. Bij Jezus ging het om een radicaal nieuwe levensstijl. Het ging hier om ‘geloven’! En om door dat geloven gered te worden. Heel belangrijk was wel dat ze allen bezield waren door dezelfde geest, waarin zij eens gedoopt waren. Diezelfde geest deed hen zoeken en leerde hen te onderscheiden wat bijkomstig en wat essentieel is. Het bewustzijn dat de geest bij hen was deed hen schrijven: ‘De heilige Geest en wij hebben namelijk besloten...’ Dat was de geest van het eerste concilie.
Je kan je de vraag stellen: over welke geest gaat het dan wel? Wie is hij? Want geest is zo vaag en zo vluchtig. In het evangelie van vandaag tracht Jezus te verduidelijken wat hij bedoelt: ‘de Geest is de helper, die de Vader in mijn Naam zal zenden. Hij zal u alles leren en u alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.’
Wat moest hij dan in herinnering brengen? Uiteindelijk draait het om de woorden die Jezus in zijn afscheidsrede zijn mensen op het hart heeft gedrukt: ‘Dit is mijn gebod – ik heb er maar één – dat gij elkaar zoudt liefhebben.’ En dat liefhebben heeft niets te maken met ‘mij goed voelen’, want het kan mij soms verdraaid veel moed kosten om de eerste stap te zetten. Maar nadien zal ik mij wel goed voelen want dan ervaar ik vrede in mijn hart.
Het gaat dus om het werkwoord ‘liefhebben’: de kern van Jezus’ boodschap. Het staat wel in grote tegenstelling met het minutieus, krampachtig en scrupuleus onderhouden van een aantal regeltjes. Integendeel: die nieuwe stijl trekt mijn leven open. Als Jezus dan zegt: ‘Als iemand Mij liefheeft’, betekent dit dat ik van de Heer mag houden. Met andere woorden: Ik mag met hem in relatie treden. En ik treed in zijn wereld binnen als ik zijn woord onderhoud. Dit wil zeggen: als ik probeer van mensen te houden. Dat hebben wij natuurlijk al honderden keren gehoord. Maar het blijft onvruchtbaar als het enkel bij ‘horen’ blijft. Ik moet het ook willen dóen: mijn hart openen, mijn ogen en oren niet sluiten voor de mens naast mij en mij laten raken. Hier gaat het inderdaad om een nieuwe levensstijl. Het resultaat – ik zou haast zeggen: de beloning – van deze levenswijze is: ‘Mijn Vader zal hem liefhebben en wij zullen tot hem komen en verblijf bij hem nemen.’
Dit is een sterke zin die Johannes hier neerschrijft. Een zin die mij van jongs af geïntrigeerd en gefascineerd heeft. Het klinkt als antwoord op onze diepste nood, waar ieder van ons mee geboren is en waar wij op elk moment van ons leven door worden gedreven. Ben ik bemind? Beteken ik iets? Het antwoord wordt ons hier gegeven. Ik vind het gaandeweg in mijn pogingen om mensen lief te hebben, in goede en kwade dagen, net zoals gehuwden het trachten te doen met vallen en opstaan. Ik vind het terug als ik op het einde van de dag terugkijk om zijn liefde te ontdekken in ontmoetingen, in kleine tekentjes waar ik me op het moment zelf niet bewust van was. Ik vind het ook terug in het leven van Jezus, die trouw is gebleven aan zijn mensen, van wie hij hartstochtelijk heeft gehouden, de zwaksten nog het meest, tot op het kruis. Maar zijn verrijzenis werd de garantie en de bekroning van zijn volgehouden liefde.
Ons samenzijn vandaag is geïnspireerd door de Geest van Jezus. Hij brengt ons zijn woord in herinnering, want wij zijn soms zo kort van geheugen. Hij nodigt ons bij hem aan tafel, niet voor een copieuze maaltijd, maar om ons te voeden aan en met zijn eigen leven. Het teken dat hij aanreikt is gebroken brood: een uitnodiging om ook ons leven te breken en te delen met en voor elkaar tot leven van de wereld, tot opbouw van zijn Rijk van vrede.
Bengt Wehlin OFM, inleiding
Bob van Laer OFM, preekvoorbeeld