- Versie
- Downloaden 49
- Bestandsgrootte 304.71 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 31 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 februari 2021
13 mei 2012
Zesde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 10,25-26.34-35.44-48 Ps. 98; 1 Joh. 4,7-10; Joh. 15,9-17 (B-jaar)
Inleiding
Handelingen der apostelen: Handelingen 10,23b-48
Het tweede boek van de evangelist Lucas is het verhaal van een serie bewegingen. Al deze dynamische ontwikkelingen die ervoor zorgen dat de blijde boodschap van Jezus Christus in een korte tijd vanuit Jeruzalem ook in Rome verkondigd wordt aan joden en heidenen, ontspringen aan de kracht van de heilige Geest. Dankzij de Geest kunnen Petrus en de andere leerlingen, Stefanus, Filippus en Paulus, getuigen zijn van Jezus Christus. Het boek Handelingen van de apostelen wordt dan ook wel het evangelie van de Geest genoemd.
Voor zijn tenhemelopneming zegt Jezus tegen zijn leerlingen: ‘Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde’ (1,8) In Handelingen 8,4–11,18 zien wij hoe de verkondiging van Jezus Christus gestalte krijgt ‘in Judea, Galilea en Samaria’ (vgl. 9,31) en hoe, aan de hand van de doop van de heidense eunuch (8,26-40) en van de heiden Cornelius, deze doorbreekt ‘overal ter wereld’ (1,8).
De Romeinse legerofficier Cornelius is de verbindende figuur tussen het jodendom en het heidendom, hij is dan ook iemand die ‘de God van Israël vereert’ (10,2.4.7.22.35). De herhalingen in het verhaal van de ontmoeting tussen Cornelius en Simon Petrus (10,1–11,18) onderstrepen het belang van deze doorbraak naar de heidenen. Driemaal wordt verhaald hoe Cornelius door een goddelijk ingrijpen ondergeschikten moet sturen naar het huis waar Simon verblijft. Tweemaal vertelt Petrus uitvoerig over zijn visioen van het linnen kleed met de onreine dieren. In 10,34-43 staat een redevoering van Petrus, waarin het opvalt dat hij niet uit de Schriften citeert en niet expliciet zegt wie schuldig is aan de moord op Jezus. Petrus past zijn redevoering aan aan de context waarin de hoorders verkeren.
Het hele verhaal maakt duidelijk dat het initiatief van Godswege om de heidenen tot de gemeente toe te laten bij Petrus ligt, en niet bij Saulus, die later bij uitstek de ‘verkondiger onder de heidenen’ wordt. Het heil blijft komen ‘uit Jeruzalem’: ‘Dan geeft God dus ook de heidenen de kans om tot inkeer te komen en het nieuwe leven te ontvangen’ (11,18)
Cornelius, een centurio, een rechtvaardige man die God vereert (10,22) wordt, terwijl hij het namiddaggebed bidt, door een heilige engel naar Petrus gestuurd. Cornelius is goed op de hoogte van het gebod dat omgang tussen joden en niet-joden verbiedt. Maar van Godswege is hem duidelijk gemaakt dat ‘geen enkel mens verwerpelijk of onrein’ is. God heeft het gebed van Cornelius verhoord en zijn werken van gerechtigheid geaccepteerd (10,23b-33). Ten overstaan van God houdt Petrus zijn rede (10,34-43). Door het visioen van Cornelius en dat van hem (10,3-23), is het goed tot Petrus doorgedrongen dat God geen onderscheid maakt tussen mensen en dat hij zich het lot aantrekt van iedereen die ontzag voor hem heeft en rechtvaardig handelt (10,34-35; vgl. Jes. 56,1-8 dat als oudtestamentische lezing gebruikt zou kunnen worden!). Met zijn woorden en daden heeft Jezus Christus (vgl. Luc. 24,13-35) deze blijde boodschap van God bevestigd: ‘God heeft door Jezus Christus het goede nieuws van de vrede gebracht voor alle mensen’ (10,36).
In zijn verkondiging geeft Petrus een exemplarische samenvatting van het leven en de verkondiging van Jezus uit Nazaret, vanaf zijn doop tot en met zijn tenhemelopneming. Toegerust door de Geest en met de bijstand van God, ging Jezus weldoende rond en bevrijdde mensen uit de greep van de duivel. Na de moord op hem heeft God hem op de derde dag tot leven gewekt en zo zijn (manier van) leven beaamd. De apostelen zijn door God aangesteld om van hem getuigenis af te leggen: ‘Hij is het die door God is aangesteld als rechter over de levenden en de doden. Van hem getuigen alle profeten dat iedereen die in hem gelooft door zijn Naam vergeving van zonden krijgt’ (10,37-43)
Na deze verkondiging daalt de heilige Geest neer over alle aanwezige toehoorders. Voor de ogen van de Joodse gelovigen en tot hun verbazing, ontvangen deze heidenen de gave van de heilige Geest en zij horen hen God zegenen en prijzen. Petrus trekt dan ook de enig mogelijke conclusie: ‘Wie kan nu nog weigeren deze mensen met water te dopen, nu ze net als wij de heilige Geest hebben ontvangen?’ En daarom laat hij Cornelius en metgezellen dopen in de Naam van Jezus Christus (10,44-48). In Jeruzalem wacht Petrus de moeilijke taak om zijn omgang met en de doop van heidenen uit te leggen en te verdedigen. Hij heeft echter God en de Geest op zijn hand (11,1-18).
Evangelielezing: Johannes 15,9-17
In Johannes 15,1-17 wordt de eenheid tussen Jezus en de zijnen vergeleken met de wijnstok: ‘Ik ben…de ware wijnstok.’ De ranken (leerlingen) kunnen geen vrucht dragen wanneer zij niet één zijn met de wijnstok (Jezus): ‘De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn.’ (15,1-8). Het beeld van de wijnstok (= Israël) komt vaak in het Oude Testament voor: ‘Mijn geliefde had een wijngaard.’ (Jes. 5,1); ‘Ik heb je geplant als een edele druif, een prachtige stek, maar wat ben je geworden?’ (Jer. 2,21); ‘U hebt een wijnstok uitgegraven in Egypte, bekommer u om deze wijnstok’ (Ps. 80,9.15). Bij Jezus Sirach is de wijnstok een beeld voor vrouwe wijsheid: ‘Ik bracht als een wijnstok sierlijke loten voort, mijn bloesems werden prachtige en rijke vruchten’ (Sir. 24,17; 4,11-16).
In onze perikoop (15,9-17) wordt dit nader uitgewerkt. Met het beeld van de wijnstok en de ranken wordt de onderlinge liefde tussen Vader, Zoon en leerlingen bedoeld. Het is een vreugdevol – wijn die het hart verheugt – liefdeslied, dat overstroomt van liefde (9 x liefde/liefhebben). Het gaat om een gekwalificeerde liefde: liefhebben zoals de Vader, zoals Jezus, die zijn leven heeft gegeven voor zijn vrienden. Liefde (agapé) /liefhebben (agapáo) betekent met hart en ziel elkaar toebehoren, voor elkaar kiezen in goede en in kwade dagen, betrouwbaar, barmhartig, rechtvaardig en goed zijn voor elkaar. Het gaat dus om wederzijdse liefde tussen de Vader en Jezus, en tussen Jezus en zijn vrienden. Binnen dit liefdesverband dienen de afspraken/opdrachten van Jezus onderhouden te worden. Dit leidt tot grote vreugde, maar buiten dit liefdesverbond worden het vervelende geboden. Het uit liefde instaan voor elkaar kan tot het uiterste gaan, zoals Jezus uit liefde zijn leven heeft gegeven voor zijn vrienden.
Zoals God spreekt met Mozes, zijn vriend (Ex. 33,11), zo spreekt Jezus met zijn leerlingen en noemt hen zijn vrienden, hij gaat geheel openhartig met hen om en vertelt hun alles wat hij van zijn Vader gehoord heeft. Jezus laat zijn vrienden delen in de intimiteit die er tussen zijn Vader en hem is. Het initiatief ligt bij Jezus, hij heeft hen uitgekozen om ‘op weg te gaan en blijvende vrucht te dragen’ (vgl. Sir. 24,17). Een wijs liefdesleven is vruchtbaar. In liefde met God verbonden, zal hij aan de vrienden van Jezus, die in Jezus’ naam op God een beroep doen, aan hen alles geven (15,7; 14,13v). In een liefdesgemeenschap van broeders en zusters die de kerk is, komt God, die liefde is, volop aan het licht tot zegen van alle mensen (vgl. 1 Joh. 4,7-10).
Wijnstok
Het was de hovenier,
die in het vroege licht
de ranken heeft gericht,
diep in elkaar verward,
vervreemdend van het hart,
de wortelstok.
Geen zag wat zich voltrok
in het zeer vroege licht.
Hij raakte hen slechts aan:
zij zijn vaneen gegaan,
ontbonden
ontwonden.
Het was de hovenier.
verwonderd, in vroeg licht,
gescheiden ongescheiden
de door zijn hand geleide
hartranken.
– Aan ons beiden
hebt gij het, God, verricht.
(Ida Gerhardt)
Literatuur
P. Chatelion Counet, ‘Johannes’, in: K. Spronk/A. van Wieringen (red.), De Bijbel theologisch, Zoetermeer 2011, 169-178
G. P. Freeman/H. Janssen ofm, ‘Handelingen van de apostelen. Wereldwijd’, in: F. Maas/J. Maas/K. Spronk (red.), De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 607-614
H. Janssen ofm/K. Touwen (red.), Trouwvieringen, Vught 2010
P. Lateur/S. van den Bossche (red.), Het evangelie volgens dichters, Tielt 1999, 148
Preekvoorbeeld
U bent ze vast wel eens tegen gekomen op een kaart of een scheurkalender, twee stripachtige figuurtjes van een vrouw en een man, die samen iets doen. Met daarbij de tekst: ‘liefde is.......’
liefde is... samen dromen
liefde is... je van haar niet te hoeven scheren in het weekend
liefde is... haar haar zin geven
liefde is... samen eten bij kaarslicht
Soms gaat het over stereotypische verschillen tussen mannen en vrouwen. Soms gaat het over romantische liefde. Soms gaat het over liefde, die het voor-wat-hoort-wat principe hanteert: als jij nu dit doet voor mij, zal ik dat doen voor jou. Maar nooit gaat het over de bron van de liefde. Zouden uitspraken over de liefde niet totaal anders worden, als er op het schutblad van een kalender over ‘liefde is’ stond: ‘Liefde is God, God is liefde...’?
In de eerste brief van Johannes staat het zonder enige schroom. De liefde vindt haar oorsprong in God, want heeft God ons niet als eerste liefgehad? Nog voor wij werden geboren en geweven in de moederschoot, heeft God de liefde in ons neergelegd als een levend hart. Ons hart is made in heaven. Ons hart is ons door God gegeven. God heeft ons als eerste liefgehad en in ons het vermogen neergelegd – om net als onze Schepper – lief te hebben, met alles wat we zijn, met alles wat we hebben. Zomaar, om niet, een geschenk van Godswege, waar we mee kunnen doen wat we willen. En dit is geen eenmalige actie van God.
Het laatste lied in onze zangbundel (GvL) verwoordt deze liefde zo:
Zoals een moeder zorgt,
voor kinderen haar toevertrouwd
en waarborgt dat zij leven,
zo werkt een God van liefde,
en geen uur verflauwt zijn vuur
Daar steken die kalenderblaadjes waar ons wordt voorgehouden, dat we vaker een bloemetje moeten meenemen of meer plaats moeten inruimen voor romantiek – op zich niets mis mee – wel erg magertjes bij af. Gelukkig hebben we een completer voorbeeld over hoe de liefde gestalte kan krijgen, over hoe we de liefde handen en voeten kunnen geven in ons leven. Want Gods liefde is mens geworden in Jezus. Gods liefde is zichtbaar geworden in Jezus van Nazaret, om in ons de herinnering wakker te roepen, om ons voor te leven, waar het werkelijk om gaat, wat er werkelijk toe doet: Liefde is God, God is liefde.
Iedere zondag opnieuw, horen we hoe God met mensen omgaat. Horen we opnieuw hoe de mensen die Jezus ontmoet en liefheeft, zich vernieuwen, zich veranderen, zich herpakken: hoe ze opleven onder Gods ogen. Iedere zondag willen we ons laten inspireren, opdat we het meer en meer willen doen, leven vanuit ons hart, leven vanuit wat God in ons heeft neergelegd.
Als je goed kijkt hoe Jezus omgaat met wie hij ontmoet, kijkt hoe hij liefheeft, dan zie je dat hij niemand uitsluit: iedereen is geschikt om liefde te ontvangen en te geven. Dan zie je dat Jezus er niets voor terug hoeft te hebben: zijn liefde is om niet. Dan zie je dat er geen eigen belang in het spel is: de ander staat centraal. ‘Wat wil je dat ik voor je doe?’ horen we Jezus dan ook regelmatig vragen.
Het verhaal van Cornelius en Petrus, uit de Handelingen van de Apostelen, is een prachtig voorbeeld van hoe de eerste christenen hun hart open stellen voor iedereen: jood of heiden, rein of onrein, het speelt geen rol meer. Mensen die Gods liefde serieus nemen en zich erin oefenen, zijn daarom in staat elkaar met hart en ziel toe te behoren en voor elkaar in te staan. Ze kunnen zichzelf daarom terecht ‘vrienden van Jezus’ noemen.
Liefde is God, God is liefde. Het zijn grote woorden en we willen hier graag van harte mee leven. We willen graag goede en vreugdevolle christenen zijn, dat Jezus’ zaak bij ons in goede handen is. Maar in het leven van alledag produceren we vaak niet meer dan de vruchten van de blaadjes van de scheurkalender... In het Evangelie van vandaag staat gelukkig wat we daaraan kunnen doen. De raad die Jezus geeft is de eenvoud zelve. Als de liefde van God komt, zorg er dan voor dat je met God verbonden bent en blijft, als ranken aan de wijnstok, dan breng je goede vruchten voort.
Liefde is God, God is liefde. Als mens en God in contact met elkaar blijven – verbonden blijven als rank en wijnstok – dan kan er eigenlijk niets misgaan. In gesprek blijven met God is bidden: Je doen en laten aan God voorleggen. Vragen hoe het anders en beter kan. Helder zijn en jezelf eerlijk, maar liefdevol blootgeven: Waar zit mijn eigenbelang? Waar mijn behoeften? Waar mijn angst en uitsluiting? God laat het je vroeg of laat zien – want God is liefde – en kent ons als geen ander. Als het program van de liefde, dat in ons is neergelegd, concreet handen en voeten krijgt in ons leven, zal de hemel zich verheugen en zal de aarde zich vernieuwen. Dat het zo zal zijn.
Henk Janssen ofm, inleiding
Elly Keller-Hoonhout, preekvoorbeeld