- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 295.34 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
16 februari 2014
Zesde zondag door het jaar
Lezingen: Sir. 15,15-20; Ps. 119; 1 Kor. 2,6-10; Mat. 5,17-37 (A-jaar)
Inleiding
Sirach 15,15-20
De geboden des Heren nemen een centrale plaats in de Schriften in. Zij zijn bedoeld als richtinggevend voor het leven. Vaak wordt het woord ‘Thora’ gebruikt als overkoepelende benaming; ‘Thora’ betekent immers ‘lering’: dat wat geleerd moet worden. Maar Thora kan ook staan voor de eerste afdeling van de Bijbel, de vijf boeken van Mozes, de Pentateuch, en pars pro toto zelfs voor de gehele Schrift.
De centrale positie van de geboden des Heren blijkt uit het feit dat zij door heel de Schriften ter sprake gebracht worden: in de narratieve Bijbelteksten, zoals in de verhalen over de gave van de Tien Woorden (Ex. 20,1-17; Deut. 5), de Dekaloog, ook wel Tien Geboden genoemd, in de profetische verkondiging als oproep aan het volk de weg des Heren te gaan (b.v. Hab. 1,4), in vele hymnische psalmteksten, met als grootste exempel Psalm 119, dat 22 coupletten lang de lof zingt over de Thora, alsmede in de wijsheidsliteratuur. In de nieuwtestamentische literatuur komen we ze eveneens tegen in met name de prediking van Jezus, zoals in de Bergrede, en de brieven van Paulus zoals in de uiteenzettingen over de besnijdenis aan de Galaten (zoals in 6,11-16) of over de wijsheid (vergelijk 1 Kor. 2,6-10). Al deze teksten staan centraal op de zesde zondag door het jaar A.
De eerste lezing geeft met een tekst uit het boek Wijsheid van Jezus Sirach een voorbeeld uit de late chokmatische traditie. De geboden zijn goed omdat de Heer goed is. De wijsheid die God bezit, kan je herkennen aan de inhoud van de te onderhouden geboden (vv. 15 en 18). De mens staan ze vrij ter beschikking.
Het is aan de mens te kiezen de geboden des Heren te volgen of niet (v. 17). Reeds in de Thora wordt deze keuze van de mens onderstreept en vergeleken met een keuze voor leven of voor dood (Deut. 30,11-20). Sirach doet dit ook: de geboden zijn leven, zoals levend water, stromend water dat leven geeft. Tegen de geboden kiezen is de dood, als een vuur dat alles verwoest en verteert.
De eigen keuze van de mens is wezenlijk voor het onderhouden van de geboden. Het gaat immers niet om een machinaal volgen, maar om een levenskeuze. Dat deze vrij is aan de mens, betekent niet dat God ook maar iemand opdraagt te zondigen, juist het tegendeel, om existentieel voor de weg des Heren te gaan.
Matteüs 5,17-37
In de setting van de Bergrede in 5,1 lijkt Jezus veel op Mozes, door wiens bemiddeling de Heer de Tien Woorden aan zijn volk heeft gegeven. Jezus is boven op de berg, gelijk Mozes, en de leerlingen staat halverwege, zoals de oudsten ten tijde van Mozes, en het volk staat aan de voet van de berg. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de geboden Gods expliciet onderwerp zijn in 5,17-48.
In de inleidende verzen 17-19 maakt Jezus duidelijk dat hij niets van Mozes’ Wet af wil halen, niets van alle Schriften, hier aangeduid als Wet en Profeten. Jezus is niet gekomen om op te heffen. Letterlijk staat er dat Jezus niet gekomen is om af te breken. Afbreken is een begrip dat ontleend is aan de architectuur. Je kunt woningen afbreken, maar je kunt ze ook opbouwen. Jezus wil het Woord van God niet afbreken, hij wil er geen ruïne van maken. Integendeel, Jezus wenst de Thora van God op te bouwen. Het Woord Gods moet als het ware een woning voor je zijn, waarin je kunt wonen op een aangename en veilige manier.
Jezus staat een hoogstaande ethiek voor. Er wordt een ethisch appel gedaan op de mens, maar zodanig dat iedere mens dit in zijn eigen concrete leefsituatie moet zien te implementeren. Jezus laat aan de hand van een aantal voorbeelden zien hoe je dat kan doen.
Ieder voorbeeld dat Jezus toont, is op dezelfde manier opgebouwd: eerst zegt Jezus een leefregel, zoals deze geformuleerd kan worden door mensen die het Woord Gods tot regels omvormen, vervolgens laat Jezus zien dat zo’n formulering veel te mager is om als mensen van God in het leven te kunnen staan. Werden vroeger in de exegese de uitspraken van Jezus in de verzen 20-47 als ‘antithesen’ bestempeld, waarin Jezus een contrast zou creëren tussen hem en het jodendom, is thans de aanduiding ‘superthesen’, namelijk dat Jezus als een nieuwe Mozes de Wet Gods wil intensiveren, in gebruik als een veel adequatere uitdrukking. De parallellen tussen Jezus’ visie en contemporaine rabbijnse interpretaties laten zien dat Jezus geen breuk verkondigt, maar de blijvende betekenis van de Wet van Mozes.
In zes voorbeelden werkt Jezus zijn visie uit. Zo spreekt Jezus over echtscheiding. Ja, je zult geen echtbreuk plegen. Natuurlijk moet je dat niet doen; dat is een open deur. Maar waar het om gaat, is dat je je niet op die weg begeeft die uiteindelijk alleen maar kan resulteren in een echtbreuk. Je kunt formeel je misschien wel aan dat regeltje houden dat je geen echtbreuk pleegt; maar als je ondertussen wel van elke vrouw die je ziet, een lustobject maakt, om onoorbare fantasieën op bot te vieren, is er toch iets mis. Je houdt je dan formeel aan de regel, maar leven naar Gods Woord is toch iets geheel anders.
Geen valse eden doen is een ander voorbeeld dat Jezus geeft. Natuurlijk, meineed is ongeoorloofd. Maar als je alleen de waarheid zegt, wanneer je onder ede spreekt, houd je je weliswaar aan het regeltje ‘geen meineed’, maar nog lang niet aan Gods leven gevende woorden. Als de waarheid alleen maar hoorbaar wordt als God erbij gehaald moet worden met een eed, deugt er iets niet aan de wijze waarop je spreekt. Ja moet dus gewoon ja zijn en nee nee. Met de opmerking dat de rest ‘uit den boze’ is, grijpt Jezus vooruit op het gebed dat hij verderop in de Bergrede zal leren: ‘en verlos ons van den boze’ (6,13).
Preekvoorbeeld
Wij hebben gelezen uit de Bergrede: een basiscursus die Jezus aan zijn eerste leerlingen geeft. Het zijn er dan pas vier, dus we kunnen aanschuiven en meeleren. Jezus heeft de eerste twee gezegd dat hij ze mensenvisser gaat maken; ze waren visser. Een omscholingscursus dus. Bij ‘mensenvisser’ kun je denken aan iemand die ligt te spartelen in het water en eruit gevist moet worden om niet dood te gaan. Mensenvissers zijn mensenredders. Waar komt het op aan als je omgeschoold wilt worden tot mensenredder?
Verleden zondag hoorden we al bemoedigende woorden voor degenen die aan de cursus beginnen – voor ons dus: we zijn het zout voor de aarde en het licht voor de wereld. Als wij het niet doen, wie dan wel? Vandaag begint het inhoudelijke gedeelte.Jezus spreekt over gerechtigheid. Maar wat is gerechtigheid? Het is niet enkel de Wetsbepalingen naleven, al blijft de Wet hoogst belangrijk. De joodse Wet wijst namelijk de richting waarin je gerechtigheid moet zoeken. Maar je moet het op een volle, totale manier doen. Als je het afgepast en afgemeten doet, kom je er niet. Je moet je totaal-royaal-loyaal inzetten voor God, de ander, de gemeenschap.
Je kunt hierbij denken aan een clubfeestje. Er is best een leuke sfeer, je geniet van elkaars aanwezigheid, ieder heeft zich mooi uitgedost, er is lekker eten en drinken. Maar dan ineens valt er een fles, scherven en troep op de grond, mensen worden kwaad, groepen staan tegenover elkaar en schelden, de avond lijkt verpest. Toch niet, want er zijn ook een paar clubleden die de scheldenden weten te bedaren, zelfs zo dat ze ‘sorry’ zeggen en elkaar glimlachend een hand geven. Een paar anderen vegen vlug de scherven bij elkaar en dweilen de plas op. Het feest kan doorgaan. Eigenlijk wordt de sfeer nog beter dan vóór het incidentje, want nu voelt iedereen: er was een rimpeltje, maar we hebben het samen gladgestreken.
De mensen die de twee groepen wisten te verzoenen en de mensen die de rommel opruimden hadden daarvoor geen opdracht ontvangen. Ze deden het vanuit hun totaal-royaal-loyale inzet voor de club en voor dit feest. De aanwezigheid van zulke mensen zorgt dat de sfeer goed blijft.
In de Evangelielezing van vandaag hoorden we Jezus enkele dingen zeggen over het leven vanuit de Wet, en wel vanuit concrete bepalingen: niet doden, geen echtbreuk plegen, geen valse eed doen. De weg die Jezus wijst is steeds een volledige weg. Niet doden betekent de ander helemaal geen pijn doen, ook niet met een woordje als 'dwaas', ook niet door boos te worden. Geen echtbreuk plegen betekent helemaal niet begeerlijk kijken naar een derde. Geen valse eed doen betekent helemaal niet liegen. Of, positiever en wat moderner gezegd: niet doden betekent ook opkomen voor iemand die gepest wordt; geen echtbreuk plegen betekent ook investeren in je huwelijk; geen valse eed doen betekent ook transparant zijn in de beslissingen die je neemt. Wordt vervolgd volgende week.
De eerste lezing zei dat we zelf kunnen kiezen om de geboden wel of niet te onderhouden. We kunnen zelf kiezen tussen leven en dood. Maar je vraagt je wel af: hoe kan ik voortdurend kiezen voor de volledige gerechtigheid, die Jezus me als weg wijst?Op die vraag krijgen we in dit stukje Evangelie geen antwoord. We moeten daarvoor lezen wat ervóór en wat erna komt. Midden in de Bergrede staat het Onzevader. En helemaal aan het begin van Jezus’ optreden is er het moment dat hij gedoopt wordt. Jezus zegt dan dat hij gedoopt wil worden ‘want het is goed dat we op deze manier Gods gerechtigheid vervullen’. En na de doop klinkt een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’ Jezus leeft vanuit zijn relatie met de Vader. De Vader heeft vreugde in Jezus, Jezus is vol van de Vader. De Vader is bij uitstek degene die zich helemaal inzet voor gerechtigheid in deze wereld. Jezus doet het vanuit de Vader.Die relatie met de Vader probeert Jezus in de Bergrede aan zijn leerlingen over te brengen. En als wij die leerlingen zijn, dus ook aan ons. Volgende zondag mogen we verder leren.
Archibald van Wieringen, inleiding
Jan van Beeck ofm, preekvoorbeeld