- Versie
- Downloaden 35
- Bestandsgrootte 381.10 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
10 april 2011
Vijfde zondag van de Veertigdagentijd
Lezingen: Ez. 37,12-14; Ps. 130; Rom. 8,8-11; Joh. 11,1-45 (A-jaar)
Inleiding
Ezechiël 37,12-14
Hoofdstuk 37 presenteert het herstel van geheel Israël, nadat het tijdens de Babylonische ballingschap (587-538 voor Christus) politiek te gronde is gegaan, door middel van twee beelden: de niet begraven doodsbeenderen (vv. 1-11) en vervolgens, in onze Schriftlezing, de opening van de graven (vv. 12-14). Ezechiël kondigt hiermee voor de Israëlieten, die slecht behandeld zijn en als het ware gestorven zonder hoop, een nieuw leven aan. De Geest van God zal dit bewerken, aldus de profeet. Dit klinkt als een verwijzing naar de schepping van de mens in Genesis 2,7. De profeet wil hiermee de ballingen nieuwe hoop geven, geestelijk herscheppen.
Hoewel de tekst oorspronkelijk sloeg op de herleving van het volk van Israël na de ballingschap, werd hij in de Joodse en de oudste christelijke uitleg van de kerkvaders geïnterpreteerd als een voorzegging van de individuele verrijzenis van de gelovigen. De liturgie van deze zondag sluit hierbij aan. Zo vormt de eerste lezing een tweeluik samen met de opwekking van Lazarus in het evangelieverhaal van deze zondag.
Romeinen 8,8-11
In onze perikoop spelen twee belangrijke acteurs een rol: ‘vlees’ (2x) en ‘geest’ (5x). ‘Vlees’ klinkt ons raar in de oren. Bijbelvertalingen vervangen ‘vlees’ dan ook door ‘zelfzuchtig leven’, ‘zelfgenoegzaamheid’, ’zondig leven’ of ‘eigen wil’. De strekking van de term ‘vlees’ wordt ons zo hopelijk duidelijk.
‘De Geest’ overheerst in deze lezing. Vandaar dat je als kopje boven Romeinen 8 kunt tegenkomen: ‘De gave van de Geest’ (wv75), ‘Leven door de Geest’ (nbv). ‘De Geest’ van God is God zelf die in actie komt en werkt in de gelovige. Kortom: de Geest is ‘God in Action’ (F. Cockin). Het hoogtepunt van Gods werkzaamheid is de opwekking uit de doden van Jezus en ook van hen die hem volgen.
Johannes 11,1-45
De terugkeer van Lazarus naar het leven staat niet alléén in het Nieuwe Testament. In de drie dodenopwekkingen door Jezus zien we een stijgende lijn. Het dochtertje van Jaïrus komt weer tot leven, op haar bed, vlak nadat ze overleden was (o.a. Mat. 9,18vv). De jongeman in Naïn is al op weg naar het graf, als Jezus hem aan zijn moeder terug geeft (Luc. 7,11-17). Lazarus wordt uit de dood opgewekt, als hij al vier dagen in het graf ligt (Joh. 11,39). In de Joodse gedachtegang was een verrijzenis mogelijk, nog na drie dagen. Maar Lazarus is reeds vier dagen dood en riekt al. De opwekking van Lazarus moet dus, volgens Johannes, voor de omstanders een onmiskenbaar teken zijn.
Wat is er destijds gebeurd? Wij leven meer dan twee duizend jaar later. Daarbij komt dat Johannes’ beschrijving hoort tot het literaire genre dat wij met ‘evangelie’ aanduiden. Daarin spelen steeds drie elementen een rol. Ten eerste een mogelijk historisch gegeven, vervolgens de gelovige kijk van christenen die aan de hand van dat gegeven hun geloofsvisie doorgeven aan een latere generatie in een nieuwe situatie en ten slotte de schrijfstijl van de betreffende evangelist. (Dit is een samenvatting van nummer 19 van de constitutie ‘Over de goddelijke openbaring’ van Vaticanum II). Daardoor hebben de woorden van een evangelietekst nogal eens een dubbele bodem, dit geldt speciaal voor Johannes. Voor hem is de diepste bodem zijn gelovige kijk op Jezus. Dáár gaat het de evangelist om. Wat zijn gelóóf ziet, dát wil hij vooral onder woorden brengen.
Die andere bodem, die van het historisch gebeurde, het voor de tijdgenoten van Jezus waarneembare, komt voor hem op de twééde plaats. Dit inzicht kan ons van pas komen. Ik heb er allerlei commentaren op na geslagen. Typisch dat geen daarvan de opwekking van Lazarus ronduit durft te ontkennen, hoe kritisch wetenschappelijk ingesteld zij ook mogen zijn.
Als Jezus hoort dat Lazarus ziek is, zegt hij: ‘Deze ziekte loopt niet uit op de dood, maar op de eer van God, zodat de Zoon van God geëerd zal worden’ (Joh. 11,4). Tegen zijn leerlingen zegt hij: ‘Lazarus is gestorven en om jullie ben ik blij dat ik er niet bij was: nu kunnen jullie tot geloof komen’. En vlak voordat hij Lazarus oproept om zijn graf te verlaten, zegt Jezus tegen zijn Vader in de hemel: ‘Vader, ik dank u dat u mij hebt verhoord. U verhoort mij altijd, dat weet ik, maar ik zeg dit ter wille van al die mensen hier, opdat ze zullen geloven dat u mij gezonden hebt’ (Joh. 11,42). Jezus weet zich ook hier de gezondene van God.
God laat Lazarus uit de dood opstaan, op verzoek van Jezus, opdat de omstanders geloven. Niet Lazarus en ook niet direct Jezus staan centraal, maar de omstanders van toen. Het gaat in dit hoofdstuk – en in het hele evangelie naar Johannes – om het geloof van mensen.
De opwekking van Lazarus is het zevende en laatste wonderteken dat Johannes beschrijft. Het gaat om een teken dat God stelt, niet om het wonder als stunt. – Jezus had een hekel aan mensen die in hem geloofden enkel alleen omdat hij wonderen deed (Joh. 2,23). Jezus is geen super goochelaar, geen super illusionist als Hans Klok. Waar Jezus is, gebeuren wonderen als een teken dat verwijst naar Jezus, als de door God gezondene, opdat – stelt Jezus heel nadrukkelijk – wij in hem gaan geloven als de door God gezondene, opdat wij door te geloven, leven, opdat Gods Geest niet alleen in Jezus, maar ook in ons komt wonen (Rom. 8,9).
In de Joodse traditie wordt geloofd dat een engel – op de laatste dag – alle graven zal openen zodat de doden kunnen opstaan. Marta gelooft dat ook. Maar Jezus biedt Marta – en ons – een veel grootser uitzicht. Jezus zegt ‘Ik ben de opstanding en het leven’. De opstanding van Jezus – op het paasfeest – is géén individuele privéaangelegenheid van Jezus alleen. Zijn opstanding uit de dood is heil voor ons.
Daarom zegt hij: ‘Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, én ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven’ (Joh. 11,25v). Wie in Jezus gelooft, heeft nu reeds het eeuwige leven. Wie aan Jezus trouw blijft, geniet voorgoed Gods aanwezigheid.
Jezus is, in eigen persoon, voor ons de overwinning op de dood. Niet pas als wij sterven, maar nu al. Dat is de grootheid van ons geloof.
Preekvoorbeeld
Onze God is een God van het leven
In eerste instantie lijkt het in de evangelielezing van vandaag om dood en leven te gaan. Lazarus is dood en begraven maar aan het eind van het evangelie staat hij weer op uit het graf. Dood en leven, daar gaat het blijkbaar om. Maar toch: is dat alles? Het lijkt op die manier wel erg eenvoudig. Een man is dood en wordt weer levend. We zouden wel willen dat dat in ons leven ook zo makkelijk gaat. In ons leven staan, hoe graag we het ook willen, mensen niet zomaar op uit de dood. De boodschap van het verhaal is meer dan een wonderverhaal. Het is, denk ik, beter om te zeggen, dat het in het verhaal van Lazarus gaat over leven en leven.
Dood is immers alleen maar dood. Dood betekent dat je afgesneden bent van al het levende. Dood is ook in de bijbel een zwart gat. Je zult in de bijbel geen verheerlijking van de dood vinden. Maar dood in de bijbel is echter meer dan de lichamelijke dood. Het gaat bij de Bijbelse dood niet alleen om het lichaam. Dood is een woord waarmee gezegd wordt dat een mens is afgesneden van elk contact. En op die manier is in de Bijbel de dood de grote vijand. Het grote niets.
Dood is het afgesneden zijn van elk contact. Het afgesneden zijn van het contact met mensen maar ook van het contact met God. En daarom kun je ook zeggen, dat er mensen zijn, die bij het leven al dood zijn. Het zijn mensen die niet in staat zijn om echt contact te leggen met anderen.
De dood is een vijand en een vijand is het waard om bestreden te worden. Een vijand als de dood, het afgesneden zijn van elk contact, past niet bij mensen. Maar het past ook niet bij een God waarvan we zeggen, dat hij de mensen liefheeft. Dat hij van mensen houdt alsof het zijn eigen kinderen zijn. De dood is dan wel een vijand, maar hij is in de Bijbel niet onoverwinnelijk. Uiteindelijk is het God zelf, die de Heer is van dood en leven. Uiteindelijk zorgt God voor ons mensen op wat voor manier dan ook.
Op die manier zeg ik het ook tegen mensen als ze mij vragen wat er nu met een mens, een vader, een moeder, een broer, een zus, een vriend, een vriendin gebeurt na hun dood. Het enige antwoord, dat ik dan kan geven is dat ik het ook niet weet. Dat ik er eigenlijk geen flauw idee van heb. Niemand is ooit teruggekomen om ervan te vertellen. Dus hoe en wat precies weet ik ook niet, maar één ding geloof ik wel: God is ook in de dood barmhartig voor ons. Hij houdt van ons over de grenzen van de dood heen. En daarmee zeg ik ook dat de dood op zich niet meer afschuwelijk hoeft te zijn, want God zal ons ook in de dood trouw blijven.
Ik moest hier ook aan denken, toen een moeder me laatst vertelde dat ze het zo goed vond, dat men op de basisschool van haar kind op zo’n gewone manier over de dood gepraat werd. De dood werd niet alleen voorgesteld als het grote niets. Maar in het verhaal van de dood had ook iets van vertrouwen en hoop doorgeklonken. En dat zorgde ervoor dat haar kind niet bang was geworden van het begrip: dood. Angst kan meer kapot maken dan je lief is.
Toch blijft het verschrikkelijk als een geliefde sterft. En wat vooral verschrikkelijk is, is dat je afgesneden wordt van de mens van wie je houdt. Je wilt je vader, moeder, broer, zus, kind, vriend of vriendin niet missen. Je wilt contact met haar of hem houden. En het feit dat iemand niet meer antwoordt, dat is het diepe verdriet. Dat is de pijn die mensen voelen. Het voor altijd afgesneden zijn. Dat is de werkelijke dood, dat er geen contact meer is.
Dood en leven, leven en dood. Er is geen mens, die aan deze twee kan ontkomen. Ze horen bij het mens-zijn, maken er deel vanuit. En juist daarom is het goed dat we er in ons leven bij stilstaan. Dat we de vragen rond dood en leven niet weghouden, maar dat we er aandacht voor hebben.
Lazarus werd door Jezus uit het graf geroepen en hij strompelt naar buiten. Zijn voeten en handen zijn met zwachtels gebonden. En Jezus zegt: ‘Maak hem los’, bevrijd hem, kun je ook zeggen. Maak de boeien van de dood los. In God is er immers geen dood en leven. Lazarus spreekt tot ons over de grenzen van de dood heen.
Het is zoals we soms zingen: ‘God die ons heeft voorzien en kent bij onze naam, die ons ten leven riep en houdt in het bestaan. Wie zal ons scheiden ooit, van God ons goed en bloed. Geen toekomst en geen dood bedreigt ons meer voorgoed’ (GvL 444).
Onze God is een God van het leven, Onze God is een God van de hoop op een toekomst vol van leven voor iedere mens. Het verhaal van Lazarus leert ons om verdriet te hebben als iemand is gestorven. Ook Jezus huilt als hij bij het graf van Lazarus komt. Het verhaal vertelt hoe pijnlijk het is, als we iemand moeten missen. Het verhaal wil ons echter vooral laten zien, dat we niet bang hoeven te zijn voor de dood zelf, want de Heer van het leven is ook Heer over de dood.
Jan Holman svd, inleiding
Frans Broekhoff, preekvoorbeeld