- Versie
- Downloaden 46
- Bestandsgrootte 463.35 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 15 december 2020
2 mei 2010
Vijfde zondag van Pasen
Lezingen: Hand. 14,21-27; Ps. 145; Apok. 21,1-5a; Joh. 13,31-33a.34-35
Inleiding
Kerkopbouw
Handelingen 14,21-28 is een mooi lesje in kerkopbouw! Hoe doet de apostel Paulus dit, wat doet hij en wat doet hij niet!
Het stukje geeft een algemene impressie van het missionaire werk van Paulus en Barnabas. Er zit veel beweging, zelfs drang in. Je voelt de gedrevenheid van deze eerste apostelen. Een gedrevenheid zoals Jezus ervoer toen de Geest hem naar de woestijn ‘dreef’ (Luc. 4,1). Deze algemene impressie laat vooral de positieve kant, het succes zien – van moeizaamheid, afwijzing horen we hier niets. Maar er is niet alleen voorwaartse haast! Paulus en Barnabas rennen niet maar door tot het einde der wereld (Hand. 1,8) maar keren terug om hun vroegere werk te bestendigen. Terug naar Lystra (zie 14.6) naar Ikonium (13,51;14,1) en Antiochië (11,26), waar zij de leerlingen aanbevelen bij de Heer op wie ze hun vertrouwen gevestigd hebben (v. 23b). (Of slaat dat ‘aanbevelen aan de Heer’ op de oudsten (presbyteroi) terug, waar het in 20,32, bij het afscheid van Milete, ook op betrokken is?) Mooi is, dat dit ‘ze’ van ‘op wie ze hun vertrouwen hadden gevestigd’, dubbel kan zijn: het kan zowel op Paulus en Barnabas als op de lokale leerlingen slaan.
In de Griekse zinsconstructie is het hoofdwerkwoord ‘aanbevelen bij de Heer’ (v. 23) en dat doen ze door:
1. De leerlingen te ‘bevestigen/verstevigen’ (v. 22, in de Vulgaat staat confirmantes, wat Latijn is voor ons ‘vormen’ zoals in het sacrament van het ‘vormsel’, de confirmatio). Na de eerste missionering zijn de apostel Paulus en Barnabas verder getrokken – zie ook hun handelwijze in Derbe in vers 21!
2. De leerlingen van het eerste uur te ‘bemoedigen’ of ‘bijstand te verlenen’, opdat ze hun geloof kunnen volhouden (het Griekse woord is parakalein, waar ook Parakleet op geënt is). Deze twee woorden, ‘bevestigen’ en ‘bemoedigen’ keren telkens terug als karakteristiek van Paulus’ missionaire werk. Zie Handelingen 13,15 (bemoediging); 5,32 (bevestigen + bemoedigen); 15,41 (bevestigen); 16,5 (bevestigen in geloof); 18,23 (bevestigen). Met dezelfde woorden karakteriseert Paulus het doel van Timotëus’ bezoek in 1 Tessalonicenzen 3,2 (bevestigen + bemoedigen) en zijn eigen geplande bezoek aan de Romeinen (Rom. 1,11: bevestigen + door elkaars geloof bemoedigd worden). Het woord ‘bevestigen’ zei Jezus ook tegen Petrus: ‘… als je eenmaal tot inkeer bent gekomen, sterk/(bevestig) dan op jouw beurt je broeders’ (Luc. 22,33). En het woord ‘bemoedigen’ kondigde zich al aan in de karakterisering van de oude Simeon die ‘Israëls vertroosting’ (Grieks : paraklesis) verbeidde.
3. En vervolgens in elke lokale gemeenschap (Grieks: ekklesia) ‘oudsten’ (in het Grieks: presbyteroi = oudsten, Latijn: presbyters = priesters!!!) aan te stellen. Let op de Griekse zinsconstructie: zij stellen voor hen presbyters aan – in deze constructie zit meer dynamiek dan in de vertaling ‘In iedere gemeente wijzen zij...’ Dit laatste kan geografisch verstaan worden: ‘In iedere stad stellen zij...’ – dan lijkt het een organisatieprincipe. Maar in de Griekse constructie is ‘aanstellen voor de geloofsgemeenschap’ dynamischer, meer betrokken op de mensen en het leven van de geloofsgemeenschap ter plaatse. Deze presbyteriale gemeenteopbouw – naar joods model – wordt hier op de apostel Paulus teruggevoerd. Wie weet, gaat ze op de gemeente van Jeruzalem terug (zie de vermelding aldaar van ‘oudsten/presbyters’ in 11,30). De aanstelling lijkt met handoplegging te geschieden, en gebeurt in verbondenheid met gebed en vasten.
Missionering
Dat gedaan hebbend, trekken de apostelen weer verder. Zij zijn apostelen = missionarissen, geen plaatselijke pastores. Dat is de taak van de oudsten ter plaatse – zijzelf trekken zich terug. Terug in Antiochië kunnen ze het geheel van hun zending, van begin tot einde, overzien (v. 26, zie Hand. 13,2v). Van hieruit zijn ze ooit door de Geest uitgezonden. En zo verhalen ze in hun reisverslag van wat God gedaan heeft, hoe God voor heidenen de deur tot het geloof opende. Zo beleven zij hun missionaire werk: niet zijzelf, maar God opende de deur voor de heidenen. Hun verslag roemt niet op wat zij zelf met Gods hulp hebben kunnen doen en bereiken maar wat God met hun hulp heeft gedaan! Zij gingen zijn wegen; de wegen van hem die zei: ‘Ik ben de Weg.’
Johannes 13,31-35 speelt zich af bij de afscheidsmaaltijd, die in 13,1 begint en doorloopt tot 17,26. ‘Nu’, zegt Jezus, nu Judas zijn werk gaat doen, gaat het gebeuren. En dat zijn vooral twee dingen:
1. In de eerste twee verzen komt vijfmaal het werkwoord ‘verheerlijken’ voor. Duidelijk wordt, dat wat nu gaat gebeuren niet de mislukking van Jezus is, zijn ondergang. Lijden en kruis betekenen geen mislukking van zijn zending. Veeleer is het de bekroning! Het is de weg waarop de Vader en hijzelf tot volle glorie (doksa), volledig tot hun recht komen.
2. In de laatste twee verzen staat viermaal het werkwoord ‘houden van’. Deze zinnen passen in de sfeer van een afscheid – die ook in vers 33 aangekondigd werd – waarbij de scheidende wenst dat na hem de eenheid en de onderlinge liefde bewaard wordt (wordt vanwege deze afscheidssituatie hier misschien de aanspreektitel ‘kinderen’ gebruikt?? Dus zoals een pater familias zijn kinderen toespreekt?). Die onderlinge liefde zal na zijn weggaan het kenmerk, de identiteit van zijn leerlingen zijn.
Het is veelbetekenend dat de zin over het nieuwe gebod parallel loopt aan de zin uit de voetwassing: ‘Een voorbeeld heb ik jullie gegeven opdat zoals ik voor jullie heb gedaan ook jullie zullen doen’ (v. 13,15). En: ‘Een nieuw gebod geef ik jullie… zoals ik jullie heb bemind dat ook jullie elkaar beminnen’ (v. 13,34). De verwantschap tussen deze beide ‘zaken’ is groot!
Preekvoorbeeld
Liefde tussen verraad en verloochening
Tussen twee verhalen van verraad en verloochening, de vertellingen over een onbetrouwbare Judas en een wankelmoedige Petrus, staat het evangelie van Jezus’ getuigenis van Gods liefde en trouw. Jammer dat die sandwich in de lezing wegvalt. Het zou het contrast groter maken en tegelijk de liefde méér in het veld van alledag plaatsen. Namelijk dat iedere liefde zich maar steeds opnieuw moet bewijzen.
Johannes schrijft met realiteitszin zijn verhaal. Zijn gemeenschap beleeft stormachtige tijden. De band met de synagoge lijkt definitief verbroken. De tempel is verwoest en de wederkomst van Christus laat maar op zich wachten. Onrust, onzekerheid, die in een ander geschrift, de Apokalyps, een bemoedigende weerklank krijgt. ‘Ik maak alles nieuw’, is het harmonische slotakkoord. Door alle twijfel en onzekerheid heen, door alle besmeuring en verdachtmaking van de liefde heen, gaat Gods liefde zijn vernieuwende weg. Om met de profeet te spreken: het is al begonnen, zeg, merk je het niet?!
Liefde die de dood overstijgt
In het evangelie begint na het vertrek van Judas de loop der dingen. Jezus noemt het zijn verheerlijking. Zijn weg van kruis, vernedering, dood, zal uitlopen op verrijzenis en een levende Geest, die waait waar zij wil. Immers, met Pasen ervaren de leerlingen dat het verhaal van Jezus niet op te sluiten is achter een grafsteen, niet weg te moffelen valt uit de geschiedenis van mensen. Over de scheidslijn van Goede Vrijdag heen, de scheidslijn tussen leven en dood, gaat het door. In zijn apostelen en de eeuwen door, in ons. Zo wordt het verhaal van Jezus het levende verhaal van de levende Heer. De stroom van Goddelijke liefde eens door hem in gang gezet, gaat door in zijn gemeenschap, zijn kerk die sindsdien gegroeid is.
Vallen en opstaan
In de Handelingen lezen we hoe dat gebeurt: met vallen en opstaan. Het begin van de kerk is een beweging tussen volmaakte eendracht en samenwerking, en conflict en scheuring. Ja, die beweging kennen wij ook wel met de kerk van vandaag. Gericht leven vanuit de liefde en trouw van God, lukt niet altijd. Het is een opgave die liefde trouw en geloofwaardig te leven met elkaar. Hogerhand en haar beslissingen passen niet altijd bij de bewegingen van lagerhand en de basis. Het centrum verordonneert wat de basis nogal eens ervaart als iets wat ver van haar geloofsgevoel afstaat. Het is wel eens zoeken geblazen naar het ideaal van de eerste hoofdstukken van Handelingen: eendracht, gemeenschappelijkheid, onderlinge dienst en liefde vooral.
Dienstbare liefde
Er zijn veel opvattingen betreffende de liefde. In de bijbel komen we vooral het woord agape tegen. De liefde van de daad, de dienst en hulpvaardigheid. Diaconale liefde, hulpbetoon aan mensen in nood. Bij Johannes staat niet zozeer de eucharistie centraal op die laatste avond van Jezus met zijn leerlingen, maar vooral de voetwassing. Zoals ik jullie de voeten gewassen heb, moeten jullie elkander de voeten wassen. Dat rijmt op de zin uit het evangelie van vandaag: zoals ik jullie bemind heb, moeten jullie elkander beminnen. Hoe heeft Jezus ons bemind? Ik denk vooral met de liefde van de handreiking, van het elkaar tegemoetkomen. Een liefde die groot wil maken, de gekromde wil genezen tot weer een rechte rug. Die mensen ziet staan in hun onvervreemdbare waarde. Wie buitengesloten is, weer opgenomen in de gemeenschap en de miskende eindelijk gekend. En de methode is de uitnodiging van Jezus’ kant, zonder voorwaarden, en de aanname van de andere kant. Gebaseerd op een liefde waar niets moet, maar waar vooral ontmoet zal worden. God met mensen, mensen met elkaar.
Bemoediging en bevestiging
Wanneer we de eerste lezing hierbij leggen, komen we wat concrete aspecten van dat dienst- en liefdebetoon tegen. De leerlingen worden bevestigd en verstevigd door de apostelen. Hun geloofskracht wordt beaamd. De apostelen nemen het geloofsgevoel van gewone mensen serieus, ook al stoelt dat eerder op voelen dan weten, meer op spiritualiteit dan theologie. Die kracht wordt met menselijk gevoel bijgestuurd, versterkt en verstevigd.
En er is sprake van bemoedigen en bijstand verlenen. Vanuit een bevestigd geloof word je moedig. Vanuit een centrum dat op jouw geloofsgevoel weet aan te sluiten, krijg je de moed voor je geloof te gaan staan, in woord en daad.
Oudsten en apostelen
Ook is er sprake van oudsten, een soort van aansturing binnen de gemeenschap, vertegenwoordigers, die onder handoplegging het geloof van de gemeenschap werkzaam maken, in hun zorg voor de leden, in hun zorg voor de noden. Een zelfstandige gemeenschap is in het geding, met tegelijk onderlinge verbondenheid. Want de apostelfunctie krijgt er ook zijn trekken. Die pendelt tussen de gemeenten, bemoedigt en bevestigt, daagt uit en wijst begaanbare wegen.
Hier en nu
Veel kerkgemeenschappen zijn momenteel volop in verandering en vernieuwing. Het beleid wil grotere verbanden, méér samenwerking, centralere organisatie, en soms ontkom je niet aan de indruk: méér vaste eenduidigheid – omdat diversiteit maar lastig is? Bij al die beweging blijft de vraag hoe het met de liefde is gesteld?
De lezing van Johannes is niet zomaar gevoegd tussen de verhalen van verraad en verloochening. Onzekerheid als die van Petrus, kan de liefde, wanneer het erop aankomt, buiten werking stellen. Dan vlucht je weg. En je mag hopen wat bezwaard door verdriet om je zwakte. Verleidelijk is het om dan maar je zwakte te versterken met macht en regel. Ook daar is de liefde niet, ontdekt Judas. Hij verraadt zijn vriendschap met Jezus, zijn band met de Liefde bij uitstek, vanwege het uitblijven van een machtig ingrijpen dat alle Romeinen zal verjagen.
Een liefdevolle kerk
In een gemeenschap die met vallen en opstaan haar weg door de tijd zoekt, een kerk die haar geloofwaardigheid probeert uit te dragen in de samenleving van nu, zijn dat twee afgesloten wegen: het aansturen op macht, orde, regelmaat en regel, net zo goed als het weglopen van de liefde omdat ze te groots, te creatief, te verrassend en te vernieuwend kan zijn voor wat onze menselijke flexibiliteit kan verdragen.
Dat de Liefde die God heet, ons zal bevestigen en bemoedigen, ons creatief en inventief mag maken om onze geloofsgemeenschappen geloofwaardig vorm te geven op al die plaatsen waar wij geworteld zijn.
Henk Bloem,inleiding
Peter van Beurden, preekvoorbeeld