- Versie
- Downloaden 44
- Bestandsgrootte 202.34 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 november 2024
- Laatst geüpdatet 28 november 2024
4e zondag dhj, C jaar, 2-2-2025
2 februari 2025
Vierde zondag door het jaar
Lezingen: Jer. 1,4-5.17-19; Ps. 71; 1 Kor. 12,31(13,4)-13,13; Luc. 4,21-30
Inleiding
Jeremia 1,4-5.17-19
De eerste verzen van dit profetenboek vertellen wat Jeremia voor iemand is: zoon van de priester Chilkia uit Anatot in het stamgebied van Benjamin, tijdens de regering van Josia en van diens zoon Jojakim, ongeveer in 627 vChr., aan de vooravond van de ballingschap.
Het roepings- of uitverkiezingsverhaal van Jeremia begint al vóór zijn geboorte: ‘Voordat ik je in de moederschoot vormde, kende ik je; voor je geboren werd heb ik je al bestemd om profeet te zijn voor de volken.’ Profeet zijn is dus absoluut geen persoonlijke keuze van Jeremia, het zit hem in de genen. Juist daarom is het hem zo moeilijk te leven met zijn profetenbestemming. Het overkomt hem als iets waar hij zelf geen beslissing over kan nemen. Maar eenvoudigweg tot God zeggen dat hij die roeping niet aanneemt, zo ver wil hij niet gaan en dus is een uitvlucht, zijns inziens, de enige manier om aan dat profetenlot te ontsnappen: ‘Nee, Heer, ik kan het woord niet voeren, ik ben nog te jong’ (v.6).
In wat volgt hoort Jeremia steeds dat hij geen angst hoeft te hebben om zijn taak uit te voeren, er kan hem niets gebeuren. God zal hem maken tot een sterke burcht in de strijd tegen kwaad, een ijzeren zuil en een bronzen muur om stand te houden. ‘Ze zullen je bestrijden, maar niet verslaan, want Ik zal je terzijde staan en je redden,’
Tot drie groepen personen moet Jeremia Gods vonnis aanzeggen: de koningen en de leiders van Juda, de priesters en het volk.
De koningen en de leiders: de groep die vaak absolutistisch de macht uitoefent ten nadele van de bevolking en alles in het werk stelt om die positie te behouden. De profeet zal van die kant dan ook sterke oppositie ondervinden.
De priesters: verantwoordelijken voor oriëntatie van het volk op godsdienstig gebied. Zij hebben echter niet voorkomen dat wierook werd gebrand voor andere goden en er geknield werd voor mensenmaaksels (v. 16).
Het volk: De Hebreeuwse tekst gebruikt hier de uitdrukking am ha arets wat meestal slaat op de plattelandsbevolking. Bij Jeremia gaat het veel meer om de eigenaars van het land, de grootgrondbezitters en zodoende de economische machthebbers.
Met zijn veroordeling van juist deze drie groepen zet de profeet de maatschappij van zijn dagen op losse schroeven. Zoals in het evangelie van deze zondag Jezus in Nazaret verklaart dat een profeet niet geaccepteerd wordt in zijn eigen stad, zo ondervindt ook Jeremia de oppositie van hen tegen wie hij profeteert. Hij wordt gevangen genomen op beschuldiging van landverraad (37,13).
Psalm 71
Het motief voor de keuze van deze psalm in de liturgie van deze zondag lijkt te liggen in vers 6: ‘Vanaf de moederschoot steun ik op U, Gij waart mijn beschermer sinds mijn geboorte’, woorden die doen denken aan het begin van de eerste lezing van vandaag. Psalm 71 is het gebed van een bejaarde. In zoverre moet de vermelding van de moederschoot in een ander perspectief gezien worden als in de eerste lezing waar de profeet blijkbaar nog een jonge man is. De oude man/vrouw kijkt in deze psalm, zeker in de eerste verzen, terug op zijn/haar leven en op God bij wie hij/zij altijd heeft mogen schuilen. Toch zijn er dreigingen die hem/haar doen bidden ‘blijf voor mij een vaste woning (v. 3) en laat mij niet in de handen vallen van slecht volk, van uitbuiters en onderdrukkers’ (v. 4). Zeker oude mensen kunnen gemakkelijk een prooi worden van dergelijk soort lieden en hebben dus Gods hulp meer dan hard nodig (vgl. v. 9).
1 Korintiërs 12,31(13,4)-13,13
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Evangelie: Lucas 4,21-30
De evangelielezing van deze zondag begint met dezelfde zin als waarmee verleden zondag het evangelie eindigde: Toen begon Hij hen toe te spreken: ‘Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan’. Het verknippen van bijbelteksten kan soms problemen opleveren bij de interpretatie van die teksten. De herhaling waarmee de lezing van vandaag begint ondervangt dat een beetje, want zo zal de attente lezer zich gedrongen kunnen voelen om eens te gaan kijken over welk Schriftwoord het gaat. Wanneer we dan merken dat het om een profetische uitspraak van Jesaja gaat kan het vervolg, de tekst van deze zondag, misschien duidelijker worden.
Thans, heden, nu
Thans, heden, nu is een woord dat bij Lucas vaak voorkomt. Door het hier te gebruiken drukt de auteur uit dat de mensen in Nazaret er zo aan herinnerd worden dat God handelt in de actualiteit, en dat zij zodoende bij dat handelen Gods betrokken zijn. Ze lijken daar aanvankelijk geen probleem mee te hebben. De tekst zegt duidelijk ‘Allen betuigden Hem hun instemming en verbaasden zich, dat woorden, zo vol genade uit zijn mond vloeiden,’
De eerste zin van de lezing uit Jesaja spreekt over een profeet, gezalfd door de Geest des Heren. Voor Lucas is Jezus een profetenfiguur. Waar Matteüs Jezus als een nieuwe Mozes de berg laat opgaan voor de zogenaamde Bergrede, houdt Hij in het Lucasevangelie als profeet een veldrede. Lucas laat ook anderen Jezus als profeet kwalificeren. Na de opwekking van de jongeling van Naïn is de reactie: ‘een groot profeet is onder ons opgestaan’ (7,16). Evenzo voor de leerlingen van Emmaüs: ‘… Jezus van Nazaret, een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van heel het volk’ (24,19).
Door zijn commentaar op de Jesajatekst te beginnen met de verklaring dat het profetenwoord op dat moment (‘nu, thans’) in vervulling is gegaan, benadrukt Lucas niet alleen Gods heilswerking in het heden, maar laat hij ook Jezus zich identificeren met de profeet Jesaja.
Wonderen of profetenwoorden?
Ondanks de aanvankelijke instemming met Jezus’ woorden slaat de twijfel snel toe. En ofschoon de evangelist het niet met zoveel woorden zegt, heeft Jezus snel in de gaten dat zijn profeten-status vragen, twijfels en zelfs weerstand oproept bij zijn dorpsgenoten. Als Jezus alleen maar genezingen zou hebben verricht zouden ze daar geen probleem mee hebben. Gebedsgenezers, vaak heel eenvoudige mensen, liepen er meer rond. Maar hoe komt de zoon van Jozef ertoe zich als profeet aan te dienen? In zijn reactie op de vragen en twijfels van het volk loopt Lucas vooruit op vermeldingen van genezingen en wonderen. Tot nu toe heeft hij daar in zijn evangelie nog niet over geschreven, evenmin als van berichten die vanuit Kafarnaüm in Nazaret verspreid waren. Toch laat hij Jezus in zijn repliek spreken over genezingen in het stadje aan het meer waarvan men in Nazaret gehoord zou hebben. Jezus gaat er echter niet verder op in en vervolgt met de kwestie van zijn profetenstatus. Opvallend is hier dat Hij zich niet vergelijkt met de profeet Jesaja van wie Hij zojuist een tekst heeft voorgelezen, maar met Elia en Elisa, profeten waarvan geen geschreven woorden zijn bewaard, maar van wie de verhalen over hun wonderdaden algemeen bekend waren. Jezus begint zijn vermelding van dat profetenduo met de uitdrukking ‘voorwaar’ (ep’ aletheia) wat extra gewicht geeft aan hetgeen volgt. Zoals Elia en Elisa niet exclusief optraden ten bate van Israël, zo is ook Jezus’ zending niet exclusief voor Nazaret. Op deze manier beschuldigt Hij de bewoners van Nazaret van jaloerse bezitsdrang die tegen Gods bedoelingen ingaat. God immers wil ook aan anderen zijn weldaden mededelen.
Hij ging tussen hen door en vertrok
Lucas is niet erg op de hoogte van de geografische situatie in het Heilige Land. Nazaret is een plaatsje waar in heel de joodse Bijbel geen vermelding van wordt gemaakt. Lucas beeld zich de situatie van het gehucht dan ook in als een ‘stad’ gelegen op de steile helling van een berg, een prachtig scenario om te vervolgen dat ze Jezus in het ravijn willen gooien.
Onze perikoop eindigt met de vermelding dat Jezus tussen de mensen doorging en vertrok. Het originele Griekse woord dat hier gebruikt wordt kan beter vertaald worden met ‘hij trok weg vandaar’ of ‘hij nam een andere weg.’ Immers, zijn weg was niet zoals die van de bevolking van Nazaret.
Preekvoorbeeld
Jezus verkondigt de komst van het koninkrijk van God. Dat is wat gebeurt in zijn woorden en daden, gelijkenissen en aanrakingen: het koninkrijk van God komt dichterbij.
Er is een ander evangelie (dat van Johannes), waarin het koninkrijk van God nauwelijks genoemd wordt. Jezus verkondigt daar zichzelf: Ik ben de Goede Herder. Ik ben de weg de waarheid en het leven. Ik ben het licht der wereld. Ik ben het brood des levens
Nu in de lezing van vandaag, is de inhoud ook: Jezus zelf, Híj wordt geproclameerd.
Toch komt het woordje ‘ik’ er niet in voor, deze proclamatie zit ’m in de profeet Jesaja. Die wordt voorgelezen door Jezus zelf, en hij valt helemaal samen met die woorden. Ze gaan over hem.
Er staat niet ‘ik’, maar wel driemaal ‘mij’. Niet hijzelf is het onderwerp, de eigenlijke inspiratie, het gaat alles van de Geest uit: die heeft míj gezonden, die heeft míj gezalfd, die rust op míj.
Ik zal dus vanmorgen iets moeten zeggen over de Geest, over inspiratie en bezieling, wat het is dat je geïnspireerd leeft.
‘De Geest van de Heer rust op mij, want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, om een genadejaar van de Heer uit te roepen.’
Het is zeldzaam als zo’n bijbelwoord samenvalt met wat zich hier onder ons voordoet, dat het zo evident is en lucide wordt.
Dat een tekst en iemand helemaal samenvallen: ik denk aan toen Martin Luther King was vermoord en begraven werd, Ralph Abernathy preekte bij zijn uitvaart over een tekst uit het Jozefverhaal: ‘Daar komt de meesterdromer aan, laten wij hem vermoorden, dan zullen we eens zien wat er van zijn dromen uitkomt.’
Daar krijg ik kippenvel van. Alles valt op zijn plaats: I have a dream en wat er van die droom terecht komt.
Soms is het ons gegeven iemands leven samen te vatten in één beeld, een bijbelvers, een zin van pijn en hoop.
Dat gebeurt in dit evangelie. Jezus valt samen met wat hij daar opleest uit het oude Jesajaboek: ‘De Geest van de Heer rust op mij.’
Maar hier in het evangelie staat dit schriftcitaat niet aan het einde, zoals bij de begrafenis van Martin Luther King, met een tekst die heel zijn leven overziet, als terugblik. Hier staat het aan het prille begin, als een belofte voor de toekomst, als een programma dat zich nog ontvouwen moet, als een mission statement dat zal blijken.
Die gezalfde waar de profeet van spreekt, het wordt ons, daar in de synagoge van Nazaret, voorgelezen door hemzelf. Het geschrevene en de beschrevene vallen samen. De profeet, de gezalfde, Jezus en de Geest zijn één existentie aangegaan.
Het is als met een loep waarmee je de zonnestralen opvangt en samenbrengt op één brandpunt. Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan. In vervulling? Dat is toch wel wonderlijk.
‘Om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken.’ Zaten er daar gevangenen in de synagoge, gekluisterd in hun boeien, met een blok aan hun been? Niet een!
‘Om aan armen het goede nieuws te brengen.’ Waren het armen daar in de synagoge?
Paupers? Waren alle bedelaars en daklozen van Galilea naar de synagoge van Nazaret getrokken om zich daar het goede nieuws te laten aanzeggen? Nee, er bevonden zich in de synagoge van Nazaret niet noemenswaardig meer armen dan anders.
‘Aan blinden het herstel van hun zicht.’ Hadden de blinden van heinde en verre hun toevlucht gezocht in Nazaret om door hem genezen te worden?
Waren de verworpenen der aarde in het morgenrood van die sabbatdag naar de synagoge van Nazaret samengestroomd dat hij de onderdrukten der aarde vrijheid zou geven?
Hoe kan Jezus zeggen dat dit Schriftwoord vandaag in vervulling is gegaan? En nog wel zo dat ieder ervan onder de indruk is?
Hij las voor, hij ging weer zitten en zei: Vandaag! En ieder heeft in die schriftlezing de armen werkelijk gezien en de blinden en de gevangenen en de verdrukten, want ze komen altijd met Hem mee, ze zijn altijd bij Hem, en wat Hij zegt is geloofwaardig omdat Hij geloofwaardig is en de Geest des Heren rust op hem.
Zoals de Verenigde Naties 2025 hebben uitgeroepen tot het jaar van de Coöperaties, en de Rooms-Katholieke Kerk dit jaar viert als een Jubeljaar, een Heilig jaar, zo roept Jezus hier het genadejaar van de Heer uit,
Hoe werd dat verstaan, wat begreep men daaronder? Het jubeljaar was een heilig jaar uit de tijd van het Oude Testament. Het herinnerde de Israëlieten eraan dat zijzelf en hun grond van God waren. Dit bijzondere jaar vond ééns in de 49 jaar – zeven maal zeven – plaats: elk zevende jaar was er een sabbatsjaar, en na zeven keer zeven jaar brak het jubeljaar aan.
De naam ‘sabbatsjaar’ is afgeleid van de sabbat. De sabbat was vanaf de zesde eeuw voor Christus een wekelijkse rustdag met een religieuze functie. Diezelfde cyclus van zeven kwam tot uiting in het sabbatsjáár, dat dus eens in de zeven jaar plaatsvond.
De naam ‘jubeljaar’ komt van het Hebreeuwse woord joveel, dat ‘ram(shoorn)’ betekent. De naam heeft te maken met het begin dat werd aangekondigd door op een ramshoorn te blazen. Een jubeljaar begon op Grote Verzoendag. In de Tora zijn regels te vinden voor het sabbatsjaar en voor het jubeljaar.
Wat het sabbatsjaar betreft: elk zevende jaar moest de grond rust krijgen, braak liggen, dat jaar was bestemd voor God. Niemand mocht dan zaaien of oogsten.
Na zeven keer zeven jaar, was er dan dat extra bijzonder jaar: het jubeljaar. In dat jaar: moest de grond, net als in het sabbatsjaar, rust krijgen; moest de grond teruggegeven worden aan het oorspronkelijke stamgebied; hoefden schulden niet meer terugbetaald te worden; mochten slaven terugkeren naar hun eigen grondgebied en familie.
Het is niet zeker of het jubeljaar ooit daadwerkelijk in de praktijk gefunctioneerd heeft, waarschijnlijk niet, want het is economisch onuitvoerbaar.
Op den duur kreeg de term in de Bijbel een symbolische functie: het werd gezien als een genadejaar. Het werd de benaming van een tijd van geluk en vrede, een utopie, een welaangename onmogelijkheid
Jezus in de synagoge van Nazaret. En wie zitten daar? Niet de armen, blinden, gevangenen, verdrukten, maar gewoon dezelfde mensen als altijd. Wat hij aankondigt, het jubeljaar, is een onmogelijkheid die nooit gefunctioneerd heeft. ‘Vandaag hebben jullie dit Schriftwoord in vervulling horen gaan.’ Dan komt het wel heel erg aan op de inspiratie van de Messias!
‘De Geest des Heren rust op mij’, op z’n minst dát vindt vervulling daar op die gedenkwaardige sabbat.
Wat is dat, de inspiratie van de Messias? Die hebben wij nodig, want zonder die inspiratie zien wij enkel onmogelijkheden, bezwaren en gevaren, beren op de weg, zonder die inspiratie zijn wij aan onszelf overgeleverd, dit kleine kringetje dat in zichzelf ronddraait zonder de armen, de blinden, de gevangenen, de verdrukten. De inspiratie van de Messias, dat die ons bezielt!
Wat opvalt bij ons woord ‘inspiratie’, hoe wij het gebruiken, is dat die inspiratie gericht is op wat uit onze handen komt, wat wij nu weer moeten verzinnen, dus zitten wij gekluisterd aan ons writersblock, want we kunnen het niet bedenken.
Inspiratie, dat is wat wij de kunstenaar toedichten, het is zijn muze, zijn scheppend vermogen.
Maar de inspiratie van de Messias is niet wat hij nu weer bedacht heeft, verzonnen voor de broodnodige afwisseling, variété en divertissement. De inspiratie van de Messias is niet van postbode Siemen: ‘Wij vervelen ons, dus jij moet wat verzinnen.’
Nee, de verveling is van de duivel, de herhaling is van God. De inspiratie van de Messias gaat niet op in wat hij nu weer bedacht heeft. Wat hij doet is wat hij zegt, en wat hij zegt is wat hij doet en het is de Geest die hem dit ingeeft en die Geest zegt niet straks weer eens wat anders, nee, de Geest rúst op hem, de Geest heeft een zeer stabiel rustpunt gevonden.
De inspiratie van de Messias zit veel dieper dan ons gefladder, het is een inspiratie niet in wat hij bedenkt, maar in wat hij doet, bewerkstelligt, tot stand brengt, niet in de variatie maar in wat bestendig is, het is een inblazing door de Geest voor de lange adem.
Het evangelie is een zo grote schat, die kunnen wij niet zomaar toepassen of kleingeld maken in ons leven.
Maar wat ik er vandaag van meeneem:
- dat mijn inspiratie niet opgaat in kortademigheid, snel succes, effectbejag, maar dat inspiratie altijd samen opgaat met lankmoedigheid, geduld
- dat ik mij niet blindstaar op de feiten zoals ze nu eenmaal liggen, de realiteit, maar dat ik daarbij zoiets onpraktisch als het jubeljaar in de buurt moet houden: een onmogelijkheid, een wonder, een belofte
- en ook dat die inspiratie van mij pas wat is, als ze mij verbindt met heel het lichaam van Christus: de armen, de gevangenen. Dit clubje is de maatstaf niet, de synagoge van Nazaret is niet het criterium, deze parochie is niet de norm, maar waar zij voor openstaat en de solidariteit die zij betracht: ‘Als één lid lijdt, lijden alle leden’.
Wij menen vaak dat inspiratie is weggelegd voor vrije en ongebonden geesten. Bij Jezus Messias is vrijheid: dat jij kunt doen wat jij – als jouw roeping en bestemming – moet doen.
Dat de Geest van Jezus Messias ook op jou rust.
inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld drs. Klaas Touwen