- Versie
- Downloaden 129
- Bestandsgrootte 106.02 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 oktober 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
19 december 2021
Vierde zondag van de Advent
Lezingen: Mi. 5,1-4a; Ps. 80; Heb. 10,5-10; Luc. 1,39-45 (C-jaar)
Inleiding
Lucas 1,39-45
De combinatie van de teksten voor deze vierde zondag van de Advent brengt iets bijzonders mee. De lezing uit het Evangelie van Lucas brengt de hoorder in het gezelschap van Maria die Elisabet bezoekt. Lucas heeft met woorden een tweeluik geschilderd. Op het ene paneel gaat het over de aankondiging en geboorte van Johannes de Doper, op het andere tekent hij de aankondiging en geboorte van Jezus. En de verbinding maakt hij door familieverwantschap. Jezus’ moeder Maria is een nicht van Elisabet, de moeder van Johannes de Doper. Zoals bekend laat Lucas in de parallel van Johannes de Doper en Jezus van Nazaret niet alleen de overeenkomsten zien maar ook de verschillen. Er zijn er teveel om hier te noemen. Ik beperk me tot enkele die voor de lezing van nu ter zake zijn. De geboorte van Johannes wordt door een engel aangekondigd aan zijn vader Zacharias, die met ongeloof reageert en daarom met fysieke stomheid geslagen wordt. De geboorte van Jezus wordt door de engel Gabriël aangekondigd aan zijn moeder Maria die met geloof en vertrouwen reageert: ‘Mij geschiede naar uw woord’. Maria reist dan naar ‘een stad in Juda’. Lucas noemt geen naam, maar de traditie heeft er Ein Karem van gemaakt, waar je tegenwoordig als pelgrim/toerist naar toe wordt gewezen of gelokt.
Bij haar binnenkomst in het huis van Zacharias groet Maria haar gastvrouw Elisabet en deze laatste wordt vervuld van de heilige Geest en roept een zegenbede uit. Maria wordt hier al ‘de moeder van mijn Heer’ genoemd. Dat is geformuleerd vanuit het latere perspectief van Lucas op de Verrezen Heer. De vreugdesprong van de nog in de moederschoot verkerende Johannes is ook de inleiding tot de zaligspreking door Elisabet over Maria: ‘Zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is’. In deze formule is ‘de Heer’ natuurlijk niet Jezus, maar JHWH.
Zo wordt de aanwezige in de viering van de Dag des Heren op de vierde Adventszondag betrokken bij de blijde verwachting van de beide aanstaande moeders. Niet zozeer in de huiselijke idylle, wel in gelovige verwachting van de komst van Jezus, die de Heer van de kerk is. De Kerk is hoogzwanger van verwachting!
Micha 5,1-4a
Met de eerste lezing uit de profeet Micha kiest de liturgie voor het perspectief naar achteren, vanuit het Evangelie gezien. Met de naam van het stadje Betlehem wordt voor de kerkganger de stad van koning David genoemd. In het Evangelie volgens Lucas is Jezus geboren in Betlehem, de stad van David, waar Jozef met Maria heen reisden ter wille van de volkstelling die vóór Quirinius plaats vond. En in het Evangelie volgens Matteüs worden de magiërs die eerst een ster volgen ook door de Schriftgeleerden naar Betlehem verwezen. Nu wordt de kerkganger die de vierde zondag van de Advent viert ook via de Schrift op Betlehem gewezen. In Micha’s tekst is er een expliciete belofte van een nieuwe heerser. Te denken valt aan een nieuwe David, een messiaanse figuur, wiens oorsprong in het verre verleden ligt. In een christologische ‘herlezing’ is hier pre-existentie te zien. En de belofte van een wending in het lot van het volk ‘tot de tijd dat de moeder haar kind gebaard heeft’ past natuurlijk ook in een messiaanse lezing met het oog op Jezus en zijn moeder. Ook de betiteling ‘Hij zal een man van vrede zijn’, past hierbij.
Psalm 80
De antwoordpsalm bestaat uit een paar verzen uit het slot van Psalm 80. Hierin vraagt de biddende gemeenschap om de ‘terugkeer’ van God, de herder van Israël naar zijn volk. Het volk vraagt om aandacht van God ‘voor de wijnstok die Gij hebt geplant, het stekje dat Gij hebt gekweekt’. En het volk bidt om genade en belooft Hem nooit meer te verlaten en zijn Naam te zullen prijzen. De kerk als geloofsgemeenschap neemt nu deze woorden op de lippen en toont zo berouw en geloof in Gods vergeving.
Hebreeën 10,5-10
De tweede lezing is een klein gedeelte van een ingewikkeld betoog. De anonieme auteur – niet Paulus! – citeert uit Psalm 40,7-9 en past dit toe op Jezus. Hij betoogt dat God bij monde van de psalmist heeft duidelijk gemaakt dat gehoorzaamheid (aan Gods Wet) gaat boven het cultische offerritueel. De komst van Jezus wordt nu gezien als incarnatie van de Zoon van God: ‘Gij hebt mij een lichaam bereid’. En zoals in de boekrol staat geschreven zegt Jezus: ‘Ik ben gekomen om uw wil te doen’. Dit is in eerste instantie gehoorzaam zijn aan de Tora, vergelijk Matteüs 5,17v. En in tweede instantie is Jezus’ gehoorzaamheid uitgedrukt in de overgave van zijn lichaam aan de dood. Zo is Psalm 40,7-9a specifiek op Jezus toegepast in deze passage van de brief aan de Hebreeën. De offers die de Tora voorschrijft ter verzoening van de mensen met God, zijn dus ondergeschikt aan het ‘offer’ dat Jezus bracht door zijn dood. Hij is daarmee een nieuwe hogepriester, zij het ‘in de orde van Melchisedek’, dat wil zeggen niet uit de stam Levi of Zadok. En het brengen van dit offer heeft geldigheid voor eens en voor altijd en daardoor zijn wij ‘geheiligd’, in de heilsorde van Gods genade opgenomen. In de voorbereiding op Kerstmis wordt ook de betekenis van Pasen in het zicht gehouden. Dit is het perspectief naar voren vanuit het Evangelie van vandaag gedacht.
Zo tekent de keuze van de liturgie voor deze zondag één grote heilshistorische lijn. De profeet Micha brengt als woordvoerder van God de belofte van een nieuwe David uit Betlehem. Lucas schildert hoe de moeder van de Heer in die hoedanigheid en met die benaming begroet wordt. De tweede lezing geeft de duiding dat met Jezus’ gave van zijn leven en zijn dood het heil van Godswege voor eens en altijd aangeboden is. Voorwaar de biddende Kerk staat in heilsgeschiedenis, met de Incarnatie als centraal punt waar alles om draait.
Preekvoorbeeld
Onrust en vrede
Het woord ‘Advent’ heeft zijn wortels in de Latijnse taal. Het woord adventus betekent ‘komst’. En advenire wil zeggen ‘naar iets of iemand toekomen’. Advent is de tijd van het jaar waar we volop bezig zijn met wachten en verwachten. In de kerk is de Adventstijd in hoge mate een tijd van profeten. Hun stemmen staan in schril contrast met wat er in deze weken om ons heen in de samenleving klinkt. De wereld om ons heen wordt gekenmerkt door alle voorbereidingen op het kerstfeest. Voorbereidingen, maar stiekem ook alvast vroegtijdig – misschien wel voortijdig – iets ervaren, proeven en voelen van die gezellige kerstsfeer. In de kerk gaat het in de adventstijd juist over het luisteren naar stemmen die ons iets vertellen over Hem, die komen zal. En zo gezellig is het niet om te luisteren naar de profeten die dat doen. Want profeten zijn geen mensen die enkel de toekomst voorzeggen, zij vertellen ons evengoed de waarheid over het heden. Die waarheid kan af en toe behoorlijk onbehaaglijk zijn en gaat geregeld gepaard met een hoop onrust. Zelfs als zij komen met een boodschap van hoop, troost en vrede.
Voordat er een troostend woord van vrede klinkt, klinkt er eerst een boodschap van onheil. Die boodschap maakt onrustig. Micha wijst aan – de misstanden in de samenleving die zo ver afstaan van hoe het zou moeten zijn. Hij verzet zich tegen al het onrecht dat hij ziet. Hij maakt verwijten aan het adres van de mensen met hoge functies en klaagt hen aan: de grootgrondbezitters, de machthebbers, de rechters en de priesters. Hij ziet in Jeruzalem geen stad van vrede, maar een stad die te gronde zal gaan. En pas nadat hij de misstanden aan de kaak heeft gesteld en het onheil verkondigd heeft, klinkt daar plotseling een troostend woord. Als woordvoerder van God brengt Micha de belofte van heelwording. Er zal een nieuwe David uit Betlehem komen. Hij spreekt van een nieuwe tijd waarin God mensen zal oprichten en alles weer zal zijn – zoals het zou moeten zijn. En het centrale woord waarvan Micha dan spreekt, is: vrede. Gods mensen zullen worden opgericht – en dat valt samen met de komst van vrede op aarde.
De komst van vrede in onze wereld. Kunnen we daarvoor bidden of kunnen we er slechts op hopen? En wat is vrede dan precies? Is vrede het tegenovergestelde van oorlog? Is vrede het tegenovergestelde van onrust? Als Micha spreekt dat die nieuwe koning vrede brengen zal, moeten we dan denken aan wereldvrede of aan vrede in ons eigen hart? Het grote lied van vrede – van vrede op aarde – klinkt al snel een beetje hol als we om ons heen kijken. Nu we het einde van de pandemie meemaken – zijn er nog genoeg andere zaken die ons onrustig stemmen. Het klimaat. De werkeloosheid. Toenemende verschillen tussen arm en rijk. De spanning in de wereld. Net als de profeet Micha leven we met een dubbelheid: de onrust over de wereld zoals die is en de belofte van een nieuwe wereld, die begint met de komst van vrede.
Maria leeft met diezelfde dubbelheid. Ook zij voelt niet zoveel van de vrede, wanneer zij met grote haast naar haar nicht Elisabet rent. Ze zoekt naar een veilige haven in al haar onrust, in de onoverzichtelijkheid en de onduidelijkheid die voortkomt uit het bericht dat zij van Godswege heeft ontvangen. Wat zal er gebeuren, met het kind en met haar? We zijn niet gewend om Maria mee te rekenen in het rijtje van profeten en profetessen, maar op een bijzondere manier is zij dat wel. Zij is de laatste – en de meest nabije – die verwijst naar Jezus en naar wie Hij die komen zal, is. Zij brengt zowel de onrust als de vrede met zich mee. Haar eigen onrust over alles wat gebeurd is. Maar ook: de onrust die doorklinkt in het loflied dat zij zingen zal. Een lied over hoe God de machtigen van hun troon zal stoten en kleine mensen op zal richten. Hoe God hongerigen zal voeden en de rijken met lege handen naar huis zal sturen. Haar scherpe en verontrustende woorden vertellen ons niet al te comfortabel, verzadigd en tevreden te leven. Ze roepen ons op om iets heel anders – iemand anders te blijven verwachten. Namelijk diegene die zij in zich draagt – de vrede.
Wij voelen de onrust – de onrust in en over de wereld om ons heen. Die onrust is niet enkel negatief. Onrust kan ook een teken zijn dat er iets om onze aandacht en opmerkzaamheid vraagt. Dat er iets of iemand vraagt om gehoord te worden. Iets wat niet klopt of iemand die een ander nodig heeft. Met sommige zaken mogen we geen vrede hebben. Wanneer we te verzadigd zijn, te vergenoegd of te blind voor wat de wereld om ons heen nodig heeft, dan hebben we onrust nodig. Niet een allesverlammende angst, maar onrust die ons wakker houdt, terwijl we wachten. Maria gaat met haar onrust, haar zorgen en onzekerheid naar haar nicht Elisabet. Bij haar zoekt ze troost en vertrouwen. Daar wordt ze gesterkt door de zegen van Elisabet – die bevestigt: God is met haar. Het kind in haar zal vrede brengen. Hij is die langverwachte koning. Hij is de belichaming van Gods heil. In Elisabets zegen klinkt vandaag voor ons opnieuw de belofte. De belofte dat God komen zal in onze wereld vol onrust. Hij zal met ons zijn. Onze toekomst hangt af van de geboorte van een kind. Van een kind dat de vrede belichaamt en vrede brengen zal, door deze wereld en ons mensen om te keren.
inleiding drs. Henk Berflo
preekvoorbeeld ds. Joline van Poppel