- Versie
- Downloaden 84
- Bestandsgrootte 106.39 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 29 september 2023
- Laatst geüpdatet 29 september 2023
3e zondag Advent, B jaar, 17-12-2023
17 december 2023
Derde zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 61,1-2a.10-11; Luc. 1,46-50.53-54; 1 Tess. 5,16-24; Joh. 1,6-8.19-28 (B-jaar)
Inleiding
Hoofdstuk 61 van Jesaja maakt deel uit van een teksteenheid die op zijn beurt weer een onderdeel vormt van een groter geheel. Zo vormen hoofdstukken 60–62 een interne samenhang binnen het grotere geheel van 56–66, dat het thema behandelt van het volk dat hersteld wordt na de ballingschap. Deze redding of wederopstanding is, zo verduidelijkt Jesaja, geheel het werk van JHWH die alle beloften die eerder in het boek gedaan zijn, zal nakomen. Jesaja stelt de vraag wat het betekent voor Israël en voor de gehele wereld als het inderdaad zo is dat JHWH de Enige is, Koning van het universum die met zijn Glorie de hele aarde vult? In hoofdstukken 56–66 komt deze hoofdvraag, die uitstijgt boven de noden van de ballingschap, maar er wel het logische gevolg van is, op de voorgrond. Hier wordt verteld dat God zijn volk zal redden, allen die het volk onderdrukt hebben zullen worden vernederd en alle naties zullen zien welke grote daden deze God verricht voor zijn volk. Een van de thema’s die hieraan verbonden is, staat in het centrum van zowel 60–62 als 56–66 en gaat over de ‘knecht-Messias’ in 61,1-5 (zie onder andere 42,1-9 en 49,1-9). Hij is de strijder die zijn volk zal bevrijden uit de gevangenis van de vijand, lang nadat het volk al bevrijd was uit Babylon (Jes. 48). De ‘knecht-Messias’ spreekt met de Geest van God die ‘op hem is’, wat aangeeft dat hij over bovennatuurlijke wijsheid beschikt. De ‘Geest’ wordt in Jesaja in het bijzonder geassocieerd met het brengen van recht en rechtvaardigheid in de wereld, vaak door enkel te spreken (zie onder andere 11,1 en 44,3). Zo ook in 61,1-2 waar niet alleen het goede nieuws wordt verteld aan de ‘armen’ als een verre belofte, maar op dat moment werkelijkheid wordt. De mensen van wie hun hart ‘verpletterd’ is, de mensen die gevangen genomen zijn; zij zijn de mensen waarvan hun leven zo gebroken is dat ze er niets meer van verwachten, mensen die zo vastzitten in hun leven dat vrijheid slechts een verre droom lijkt. Het zijn deze mensen die de Geest van JHWH vrijmaakt en opnieuw in het leven zet. Uit de verzen 10-11 blijkt dat de woorden van de ‘knecht-Messias’ waar zijn en zeker werkelijkheid worden, zo zeker als planten opgroeien uit de aarde.
1 Tessalonicenzen 5,16-24
Paulus’ woorden aan de Tessalonicenzen zijn richtlijnen voor de christengemeente. Het lijken woorden van iemand die zelf geen pijn of tegenslag kent in zijn leven. Van Paulus weten we echter dat ook hij vele moeilijke momenten heeft gekend en dat zijn leven niet vanzelf aanleiding gaf tot vrolijkheid. Toch drukt hij het de mensen op het hart: ‘Wees altijd vrolijk’ en ‘dankt God altijd, wat er ook gebeurt’. Deze vrolijke dankbaarheid is geen reactie op een zorgeloos leven, maar een manier om met tegenslagen om te gaan. God wil, zo zegt Paulus, dat christenen (mensen die ‘in Christus Jezus zijn’) hun toevlucht zoeken bij hem. Het is zoals Nehemia zegt in 8,10 dat ‘de vreugde van de Heer jouw verdediging’ is. In Gods vreugde is het goed schuilen. De opmerking om de ‘Heilige Geest niet te doven’ (zo staat het letterlijk in het Grieks) verwijst naar de verbeelding van Gods Geest als een vuur. Dit kun je doven door er bijvoorbeeld water overheen te gieten of zand, maar ook door het niet te voeden. Een manier om het vuur te voeden is door te luisteren naar Gods stem. Wanneer deze niet meer gehoord wordt, als de bron opdroogt zogezegd, dan dooft het vuur van God in ons ook uit.
Het is geen toeval dat deze tekst gekozen is om te lezen in de Advent. Paulus wijst op de zekere terugkeer van Jezus, want God is een trouwe God. Hij doet wat hij belooft. Deze zekerheid van toekomstige gebeurtenissen hadden we reeds gezien in de tekst van Jesaja: het zaad zal zeker ontkiemen in de aarde. Wat God zegt, zal gebeuren. Paulus belooft ook in Gods naam dat de toekomst vreugdevol zal zijn. De Messias zal komen en in afwachting daarvan moeten wij mensen heilig zijn. Dat betekent dat we ons aan God toewijden, dat onze gedachten, daden en gevoelens in overeenstemming zijn met de wil van de Heer. Dan zullen we ook de vreugde van God kunnen ervaren en dankbaar zijn omdat Hij onze God is en ons zal doen ontkiemen in zijn koninkrijk.
1 Tessalonicenzen 5,16-24
Zie: Theo A.F.M. van Adrichem ofm, ‘1 Tessalonicenzen. Het eerste geschrift van Paulus’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 20-27
Johannes 1,6-8.19-28
Johannes de Doper is volgens het evangelie door God gestuurd om te vertellen over de komst van de Messias, die als het Licht wordt voorgesteld. Heel duidelijk wordt erbij gezegd dat Johannes niet zelf dit Licht was, om te voorkomen dat de boodschapper en de boodschap met elkaar zouden worden verward. De focus ligt op de komst van de Zoon, waarvoor Johannes de weg ‘recht maakt’ (v. 23). Het Licht verwijst naar de beginverzen van het evangelie, waarin duidelijk wordt gemaakt dat dit Licht direct verbonden is met God zelf. Het Woord, dat alles wat bestaat heeft gemaakt en God zelf is, bevat leven en dat leven is het licht van de mensen. In een vraaggesprek met Levieten en priesters wijst Johannes nogmaals duidelijk op degene die na hem zal komen en van wie hij de komst aankondigt. Hij is noch Elia (zie Mal. 4,5-6), noch de Messias en noch de profeet (zie Deut. 18,15-19). Alle schijnwerpers worden zo op Jezus gericht. Johannes die doopte in de woestijn kon immers gemakkelijk gezien worden als een man van God, iemand met speciale gaven die het volk kon vertellen wat de wil van God was. Tot zeker in het jaar 250 waren er mensen die Johannes de Doper verkondigden als de Messias (zie Clementine Recognitions, Boek 1, hoofdstuk 60) en het feit dat de joodse leiders een onderzoek instelden naar Johannes duidt erop dat hij wellicht veel mensen bereikte met zijn boodschap. De bevraging van Johannes over wie hij zelf zegt dat hij is, moet dan heel duidelijk zijn positie vaststellen. Al in zijn eerste antwoord wijst hij weg van zichzelf door de ontkenning dat hij de Messias is. In het Grieks wordt een persoonlijk voornaamwoord meestal gebruikt om nadruk te leggen: ‘Ik ben niet de Christus’, zegt Johannes, waardoor juist de benadrukking ervan wegwijst naar die andere man die dus wel de Messias is.
Het is opvallend hoe diep Johannes buigt voor Jezus. We zien hem letterlijk op de knieën zitten als hij de misschien wel beroemdste zin uit de Bijbel uitspreekt dat hij het niet waard is om de schoenen los te maken van de man die na hem komt. Stoffige wegen vol met vuil van lastdieren en dan het nederigste werkje om de schoenen van een andere man uit te doen (en zelfs dat is niet nederig genoeg voor Johannes). Lager kun je als mens niet gaan. Zo zien we een beweging in deze verzen van de grootste hoogte naar de diepste laagte. Het Woord dat bij God was, daalde af als licht in de wereld. Johannes is dan door God gezonden om te getuigen van dit licht. Hij is de wegbereider die roept in de woestijn (zie Jes. 40,1-3 en Mal. 3,1). Het Woord uit de hemel gekomen wordt nu een horizontale beweging: Jezus die de goddelijke boodschap verkondigt op aarde, gesymboliseerd als een weg door de woestijn. Dan de afdaling, de zelfvernedering van Johannes als hij spreekt over het losmaken van de schoenen. Het lijkt te verwijzen naar die andere keer dat iemand de schoenen losmaakte en de voeten van zijn discipelen waste aan de vooravond van zijn dood. Een volledige zelfvernedering ten dienste van anderen. Zo is de boodschap van Johannes de Doper er een van nederigheid, precies zoals degene die na hem komt dat ook zal verkondigen.
Het dopen van Johannes doet ons teruggaan naar de tekst van Tessalonicenzen, waarin Paulus bidt dat de gelovigen heilig zullen zijn, zodat ze in geest, ziel en lichaam helemaal rein zullen zijn wanneer Jezus terugkeert. De doop van Johannes is een afwassing van al het slechte dat mensen gedaan hebben, een nieuw begin (zie Mat. 3,11). In het water blijft alles wat niet van God is achter en als mens word je als het ware opnieuw geboren. Je krijgt een nieuwe kans. In deze staat van reinheid ben je klaar om God te ontmoeten in Jezus. Zo is Johannes inderdaad de voorbereider van Jezus en zijn goddelijke boodschap. Maar helemaal een op een is de overeenkomst tussen beide teksten niet. bij Johannes moet Jezus nog komen en hij kwam juist voor de gebroken mensen om hen vrij te maken en weer in het leven te zetten (zie de tekst van Jesaja). Paulus spreekt over de terugkeer van Jezus, de situatie waarin we ons nu nog steeds bevinden. Paulus verwachtte echter wel een snelle terugkeer, terwijl wij in de Advent in feite ons op de plaats stellen van die mensen die van Johannes de Doper hoorden dat er na hem iemand anders zal komen, die de mensen zal bevrijden en gebroken harten zal genezen. Zo moeten wij streven naar reinheid, Gods wil volbrengen en zo God ontmoeten, maar blijven tegelijk ook maar gewoon imperfecte mensen, die hopen op de komst van de Messias die ons leven kan helen.
Preekvoorbeeld
Kerstmis wordt niet vanzelf een feest. Je moet zelf de (licht-)slingers ophangen. Om je ogen te laten wennen aan het Licht in het duister. Alle lichtjes bij elkaar kunnen de wereldnacht niet verdrijven, wel het bewustzijn sterken dat het Licht in de wereld is.
Met nadruk op de onvoltooid tegenwoordige tijd: is. De verleiding bestaat om over Kerst te spreken, in de voltooid verleden tijd: het was er eens. Angst voor het heden kan een vlucht naar voren ontketenen, in onvoltooid toekomende tijd: het komt ooit.
Het Evangelie zet alle zeilen bij om Kerst te laten landen in ons eigen leven en samenleven. Al komt het Licht ‘zomaar’ uit de hemel vallen, er is afstemming nodig. In de vorm van grondige voorbereiding. Een preektijger als Johannes weet dat over te brengen. Hij schuwt stevige woorden niet om de situatie op te helderen. Dat maakt volstrekt helder hoe ‘de weg van de Heer recht gemaakt kan worden’. Die uitdrukking begrijpt iedereen, maar is voor zijn gehoor zwaar geladen. Die herkennen er de woorden in van Jesaja, dé profeet van het nieuwe begin. Om dat kracht bij te zetten wil de heraut van het licht Johannes een symbolische actie: dopen. Als uitdrukking voor: alles wat het komen van het Licht in de weg zit ‘verzuipen’. Dan een plechtige belofte, en er voor gáán, in de kracht van de neerdalende Geest.
Johannes doet zijn werk fantastisch, haast: te goed. Alsof hijzelf het licht (al) is. Nu ís hij dat zeker óók: hij is door ‘de Geest van God gezonden’. Dat is even messiaans als dat van degene die hij aankondigt. Hij is niet kleiner, maar Hij die komt is zóveel groter. Als we begrijpen wat Johannes wil, dan zien we een sprankje van het licht. Kan je na gaan, hoe groot het messiaanse licht is.
In het adventslied van Maria bij Lucas spat het er van af. Ook hier in profetisch vertrouwde termen. Er is niet veel nieuws aan het nieuwe verhaal over het komen van het Licht in de wereld: het gebeurt opnieuw. Doordat het kerstlicht uitgegroeid is tot Paaslicht: het gebeurt telkens en overal weer. De nieuwe wereld van God breekt uit versteende aarde, als op de messiaanse morgen.
Tessalonicenzen geeft een voorbeeld van het zelf de feestslingers ophangen. Voor wie het te krampachtig overkomt: verwar de slingers niet met het feest. De motivatie voor deze aanbevelingen is de verbondenheid met de opgestane Christus. Daardoor is de opsomming niet een zware last maar een vreugdevolle lust: een verwijzing naar het Licht dat was, en is, en komt.
Jesaja vertelt onovertroffen hoe het licht zich een baan breekt. Boven de lezing staat nog steeds de inzet van Jesaja 61: ‘Je licht is gekomen’. Dit derde deel van de grote profetie ademt dezelfde geest als de eerste delen, doet er nog een schepje bovenop. Dat leidt tot: ‘Ik vind grote vreugde in de Heer, mijn hele wezen jubelt om mijn God’. Alles wordt uit de kast gehaald om de vreugde uit te drukken: bruiloftskleren en -sieraden. Het feest kan beginnen.
Dat is het moment voor enig relativeren. Slingers maken het feest niet, ze maken het zichtbaar. Het gaat met het Licht net zo als met het gewas dat de aarde voortbrengt. Het geheim ervan is onzichtbaar, de groeikracht is onweerstaanbaar. Het gaat alle verstand te boven.
Zeker heeft dit met de concrete werkelijkheid te maken. Wie Kerst concreet wil gaan maken kan het hart ophalen aan Jesaja’s woorden. Die stuk voor stuk weer opgekomen zijn uit de Tora, als graan uit de aarde. Elk woord hakt er in, knalt er uit wat ‘nep’ is aan de feestverlichting. Het volle licht straalt van de woorden.
Over de Geest die rust, dus niet slechts even aan komt waaien.
Over de armen met hun handen omhoog geheven om uitredding, om uit de diepte van het bestaan op getrokken te worden.
Over verslagen harten, mensen die ‘kapot’ zijn, geraakt of gemaakt. Door mishandeling, verwoesting, door wapentuig of grensoverschrijdend gedrag. Het gaat over mensen die geen licht meer zien in hun duisternis: hun hart bloedt (dood).
Over geketenden. De inhumaan behandelde slaven ter wille van gewin, en alle eigentijdse vormen van uitbuiting van mensen en de aarde. Het gaat over liefdeloos behandelden van mensen om wat ze ooit verkeerd deden; ook over wie innerlijk gebonden is door verwachtingen, verplichtingen, of door het eigen ego.
Over het loslaten van gevangenen. Niet om het recht te ontkrachten of anderen in gevaar te brengen, maar om een barmhartige strafmaat met nieuwe mogelijkheden.
Dit bij elkaar heet ‘het genadejaar van de Heer’. Stel het voor als ‘reset’ van het bestaande. Als ‘herstel van de fabrieksinstellingen’ volgens het concept van de Schepper die Bevrijder en Verzoener is. In de kerstnacht hoort Lucas deze ‘verlichting van de wereld’ door engelen bezingen als ‘vrede op aarde’.
Het licht breekt door en de dag breekt aan als mensen in hun verbondenheid met Christus dit alles doen. Dan zijn we zelf een ‘licht’. We slingeren onze lichtende woorden en daden, door de bomen van inhumaniteit, liefdeloosheid en rechteloosheid.
Al is het grote Licht onzegbaar méér, elk van de kleinste lichtjes helpt het Kerstlicht, draagt bij aan het feest van het Licht.
inleiding dr. Arjan Knop
preekvoorbeeld ds. Ad Alblas