33e zondag dhj, B jaar, 17-11-2024

By 26 september 2024 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 3
  • Bestandsgrootte 168.01 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 26 september 2024
  • Laatst geüpdatet 26 september 2024

33e zondag dhj, B jaar, 17-11-2024

17 november 2024
Drieëndertigste zondag door het jaar

Lezingen: Dan. 12,1-3; Ps. 16; Heb. 10,11-14.18; Mar. 13,24-32

 

Inleiding 

Niet alleen in ver vervlogen tijden werd er nogal eens dreigend gesproken over het einde der tijden, ook vandaag de dag zijn er nog mensen die zich daar vreselijk angstig bij voelen. In de viering van de Eucharistie kijken wij uit naar die eschatologische situatie, niet met schrik en beven, maar als uitdrukking van onze hoop en vertrouwen: ‘Heer Jezus wij verkondigen uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt’ (acclamatie na de consecratie). ‘Dat wij gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde en beveiligd tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus Messias uw Zoon’ (gebed na het Onze Vader).

Daniël 12,1-3
Het boek Daniël dat lijkt te gaan over de situatie tijdens de Babylonische ballingschap stamt uit de tijd van de Makkabeeën (tweede eeuw voor onze jaartelling) en hun strijd tegen het regiem en de godsdienstige praktijk van de Syrische Seleuciden. Het boek heeft de bedoeling de lezers een hart onder de riem te steken in die tijd van vervolging en onzekerheid.
De lezing begint al direct met een aanmoediging om niet bij de pakken neer te zitten. De Syrische koning noemt zich dan wel ‘Antiochus Epifanes’ en beschouwt zichzelf als een verschijning van God, hier verkondigt de auteur al direct de komst van Michaël wiens naam betekent ‘Wie is er als God?’ Tegen Hem vermag Antiochus niets.
Het eschatologisch visioen van Daniël is dus niet iets om angst aan te jagen, maar om het volk moed en vertrouwen in te spreken: ‘al degenen van uw volk die in het boek staan opgetekend zullen in die tijd worden gered’. Zelfs voor de doden, zowel slachtoffers als veroorzakers van geweld, vervolging en dood, zal er leven zijn. Een heel nieuw idee dat in de tijd van de opstand van de Makkabeeën begint door te dringen. Daarvan schrijft Daniël: ‘Velen van hen die slapen in het stof zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven, anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden’. Deze eschatologische tijd wordt voor de rechtvaardigen en verdrukten aangeduid in termen van glanzende en eeuwige schittering, zoals van de sterren.

Psalm 16,5.8,9-10.11
Het psalmgebed van deze zondag borduurt verder op de idee van de eerste lezing. De rust voor het slapen waarvan hier sprake is kan gezien worden als een allegorische vermelding van de dood. De psalmist belijdt hier dat de dood niet afschrikwekkend is ‘ik ben vrolijk en blij van geest’ immers ‘mijn ziel laat Gij niet aan het dodenrijk over, Gij levert uw dienaar niet uit aan het graf. Gij zult mij de weg van het leven wijzen’.

Hebreeën 10,11-14.18
Ook de auteur van dit nieuwtestamentisch geschrift wil, evenals de schrijver van het boek Daniël, zijn gemeente(n) moed inspreken in hun moeilijkheden.
Waar Daniël de ‘grote vorst Michaël’ opvoert als de heilbrenger, en het psalmgebed de redding aan God zelf toeschrijft, spreekt de auteur van Hebreeën over Christus als de brenger van het definitieve heil. Dat heil tekent hij door de dood van Christus te beschrijven als een offer waarnaast de offers van de priesters volledig in het niet vallen. De christelijke liturgie is zo de uitdrukking van die ‘hoopvolle verwachting van de reddende komst van Jezus Messias, Gods Zoon’.

Marcus 13,24-32
De evangelieperikoop van deze zondag is een gedeelte uit de eschatologische rede in het Marcusevangelie. Hiermee hebben we waarschijnlijk te doen met een van de moeilijkste passages in heel de synoptische traditie. De interpretaties van deze tekst zijn dan ook bijna ontelbaar.
Mogelijk hebben we hier te doen met een tekst die zijn oorsprong vindt rond het jaar 40 toen keizer Caligula een beeld van zichzelf in de tempel van Jeruzalem had laten plaatsen, net zoals vroeger Antiochus Epifanes daar een afgodsbeeld, een gruwel, had neergezet (Dan. 11,31; 12,11). Voor velen leek het of de geschiedenis zich herhaalde, voor anderen was dit het begin van het einde. In de Bijbel blijkt echter duidelijk dat steeds als het einde onafwendbaar lijkt, God de zaak ten goede keert zoals bijvoorbeeld in de bevrijding van de Hebreeuwse slaven in Egypte en de terugtocht van de ballingen van Babel naar Jeruzalem. In die zin hebben we hier te doen met een poging om te midden van angst en twijfel de gemeente te overtuigen dat God ook nu weer de catastrofe in geluk zal doen verkeren.
Marcus schrijft zijn evangelie rond de tijd van de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door de Romeinse legioenen. Voor Joden en Christenen een teken dat de ondergang van de wereld nu mogelijk voor de deur staat. Maar ook nu wordt een oplossing aangekondigd. Evenals in Daniël de machtige Michael verschijnt ter bescherming van het volk, wordt hier de Mensenzoon aangekondigd, komend op de wolken met grote macht en heerlijkheid om een einde te maken aan lijden en catastrofen.

In apocalyptische teksten heeft ‘einde’ alles te maken met hoop, uitzicht. De parabel van de vijgenboom is de aanzegging dat dat einde in het verschiet ligt. Te midden van lijden en calamiteiten is het geluk, de redding reeds aanwezig, zoals in de uitbottende vijgenboom de vruchten reeds aanwezig zijn. De verwachting van de Mensenzoon als overwinnaar van de vijand en aankondiger van een nieuwe tijd en een nieuwe wereld is niet slechts een onderwerp uit het Oude Testament, noch enkel uit de evangelies. Ook in bijvoorbeeld de Tweede brief aan de Tessalonicenzen is sprake van eenzelfde thema.
De grote verzoeking echter, zowel in de tijd van de redactie van de nieuwtestamentische geschriften alsook in later tijden, tot op de dag van vandaag toe, is catastrofen te interpreteren als de gruwel waarover de Bijbel spreekt. Ook pogingen om er achter te komen wanneer die kosmische rampen zich voor zullen doen en wanneer de definitieve redding aanbreekt blijven veel mensen, inclusief veel hedendaagse gelovigen, bezig houden. In hetzelfde hoofdstuk van dit evangelie lezen we hoe enkele leerlingen zich het hoofd braken vanwege deze kwestie (13,4). De bezorgdheid om het juiste moment te weten gaat echter voorbij aan het feit dat het niet om het lot van hemellichamen of om aardse catastrofen gaat, maar om de idee dat ook nu weer God zal handelen zoals Hij dat heel de geschiedenis van zijn volk heeft gedaan. Daarom is het ook veelzeggend dat de perikoop eindigt met de waarschuwing: ‘van die dag of dat uur weet niemand iets af, zelfs niet de engelen in de hemel, zelfs niet de Zoon, maar alleen de Vader’.

Preekvoorbeeld

1. Het is vandaag de zondag voor de armen. In 2016 stelde paus Franciscus de zondag die voorafgaat aan het feest van Christus Koning in als een speciale zondag voor de armen. Dat is dus vandaag.
Wie de armen zijn? De paus hanteert een breed begrip: iedereen die iets fundamenteel mist om waardig en waarachtig te kunnen leven. Dat kan eten of drinken zijn, of huisvesting. Het kan ook een zorgzame en dragende gemeenschap zijn, wat we tegenwoordig een sociaal netwerk noemen. Of simpelweg aandacht en waardering.
Uiteraard vindt ook de paus dat armen geholpen moeten worden. Maar volgens hem hebben de armen ook iets te geven. In de boodschap voor de dag voor de armen van dit jaar benadrukt paus Franciscus dat de armen ons bij uitstek leren wat het betekent de weg van het evangelie te gaan. Als we denken in ‘een geweldig land’ te leven, dan hangt dat samen met het feit dat we doof en blind zijn voor wat de armen overkomt. Ook als wij zelf arm zijn in de visie van de paus op armoede, kunnen we blind zijn voor het onrecht en de langdurige effecten van armoede.

2. Waar wat met armen gebeurt echt wordt gezien en geregistreerd, daar is sprake van wat Jezus in het evangelie van vandaag ‘het teken van de vijgenboom’ noemt. Daar worden twijgen zacht en ontvouwen zich bladeren ten teken dat de zomer in aantocht is. Er beginnen vijgen te groeien. Soms rijpen die uit zichzelf verder, maar vaker hebben ze daar enige hulp en ondersteuning bij nodig.
Jezus zegt in het evangelie dat wij van de vijgenboom moeten leren ‘dat als zijn twijgen zacht worden en zijn bladeren zich ontvouwen, wij kunnen weten dat de zomer in aantocht is’ (Mar. 13,28). In een agrarische samenleving zoals die waarin Jezus leefde, is de zomer niet een periode van vakantie en lui in de zon liggen. Het is een tijd van hard werken om te zorgen dat er aan het einde van de zomer voldoende geoogst is om de winter door te komen. Het gaat dus om een tijd van belofte en bloei, maar ook om een tijd van extra inspanning. Met alle kracht moet gedaan worden wat nodig is, opdat wat op het punt staat te gebeuren ook werkelijk kan gebeuren: dat het ware leven doorbreekt.

3. In de eerste lezing belooft de profeet Daniël dat de mensen die zich onder moeilijke omstandigheden ervoor inspannen dat het goede daadwerkelijk gebeurt, steun krijgen van de aartsengel Michaël en zijn leger. Met andere woorden: de hemel laat ze niet aan zichzelf over en God is bij hun inspanningen betrokken. In het evangelie horen wij over engelen die de mensen verzamelen ‘uit de vier windstreken, van het uiteinde van de aarde tot aan het uiteinde van de hemel’ (Mar. 13,27).
De vruchten die uiteindelijk geoogst zullen worden zijn mensen, of beter, met een misschien wat ouderwets aandoend woord: zielen. Gods heerschappij is gemaakt van wat mensen ten diepste bepaalt en ze tot de mensen maakt die zij zijn. Dat is hun ziel. De zielen van degenen die de lentebelofte volledig waarmaken en uitbotten en worden zoals zij door God zijn bedoeld, worden bijeengebracht en met God verenigd.
Er zijn echter ook zielen die zich inspannen iets geheel anders te worden. Zij menen dat zij in een wereld waar het draait om kracht en sterkte, maar beter voor zichzelf op kunnen komen. Maar de situatie waarop zij zich hebben afgestemd, waarvan zij dachten dat deze eeuwig zou duren en waarvan zij zoveel mogelijk hebben geprobeerd te profiteren, juist deze situatie gaat voorbij. En als de situatie waaraan zij hun betekenis ontlenen zijn betekenis verliest, verliezen zij zelf hun betekenis. Zij blijken in Gods ogen niets voor te stellen.
4. In het evangelie van vandaag beschrijft Jezus rampen van kosmische omvang. De zon verduistert, de maan dooft uit en de sterren vallen van de hemel. De tekst had nog erger gekund. Direct vooraf aan de lezing van vandaag voorspelt Jezus dat volken tegen elkaar zullen opstaan, dat er aardbevingen zullen zijn en hongersnood en dat zijn leerlingen zullen worden vervolgd en worden gegeseld, voor de rechtbank gesleept om zo te getuigen tegenover de hele wereld, die zich tegen hem keert.
Er staan meer van dergelijke teksten in de Bijbel, met name in het boek Daniël en in de Openbaring van Johannes. Door de eeuwen heen hebben mensen geprobeerd aan te tonen dat dit wel moest slaan op hun tijd. De beschreven gebeurtenissen waren volgens hen precies de gebeurtenissen te midden waarvan zij leefden. Dat is niet vreemd, want catastrofes zijn van alle tijden. Ze zijn daarom altijd ook van deze tijd.

5. Het vreemde is echter dat Jezus hetgeen hij voorspelt helemaal niet voorstelt als een grote ramp. Het kondigt volgens hem een nieuwe lente aan. Dat zelfs de dingen die bij uitstek stabiel lijken dat niet zijn, suggereert dat alles zal veranderen. En dat is goed!
In de beeldspraak van de lezing uit de brief aan de Hebreeën: het laat zien dat Jezus voor altijd gezeten is aan de rechterhand van God, ‘nog slechts wachtend op het ogenblik dat zijn vijanden als een voetbank voor zijn voeten worden gelegd’ (Hebreeën 10,12-13). Door Jezus’ leven en lijden, dood en verrijzenis is een andere wereldorde ingezet. Deze nieuwe orde breekt hoe dan ook door, dwars door alles heen.
God zij dank! Dat mensen ondanks alle moeilijkheden onderdak weten te vinden. Dat ze van de drank of de drugs afkomen, ook al is het maar tijdelijk. Dat ze zichzelf en hun dierbaren ondanks grensbewaking en mensensmokkelaars in veiligheid weten te brengen. Dat kinderen waarin niemand ooit geloofden hun school afmaken of een eigen bedrijf weten te starten. Dat mensen na seksueel geweld hun trauma kunnen overwinnen. Het zijn even zoveel tekenen van hoop. Dwars door alles heen breekt het rijk van God door.
De vraag is of we dat kunnen geloven en onze kaarten erop durven zetten.

6.
Paus Franciscus schrijft in zijn boodschap voor de dag van de armen van dit jaar onder meer:

De mentaliteit van de wereld eist dat we iemand worden, dat we koste wat kost naam maken en de sociale normen overtreden om rijkdom te vergaren. Wat een trieste illusie! Geluk wordt niet verkregen door de rechten en waardigheid van anderen met voeten te treden.
Van deze illusie moeten wij af. Dat is moeilijk, want deze illusie wordt ons op alle mogelijke manieren ingeprent. Maar het blijft een illusie.
In een samenleving waarin geweld en strijd de norm is, is niemand veilig. Daaraan moeten wij niet meebouwen, zij zal instorten. De lente is al bezig aan te breken.

Inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld prof. dr. Erik Borgman