- Versie
- Downloaden 38
- Bestandsgrootte 297.96 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
14 november 2010
Drieëndertigste zondag door het jaar
Lezingen: Mal. 3,19-20a; Ps. 98; 2 Tess. 3,7-12; Luc. 21,5-19 (C-jaar)
Inleiding
Een goede tijdsbesteding voor een rustige zondagmiddag is het eens in een oude bijbel aan te strepen welke evangelieteksten daadwerkelijk op het zondagse leesrooster voorkomen en welke niet (in het missaal van 1973 staat een handig overzicht). Dan wordt duidelijk hoeveel evangelietekst volledig aan de zondagse kerkgangers onthouden wordt. De evangelisch bevlogen voorganger zal merken dat het met de rust dan gauw gedaan is. Is het na veertig jaar niet hoog tijd voor een kritische herziening van het leesrooster?
Lucas 21,5-19
Lucas 21,5-19 is de laatste profetische tekst van dit kerkelijk jaar. Verzen 20-24 over de verwoesting van Jeruzalem worden überhaupt nooit gelezen (de synoptische parallellen ook niet), het slot van het hoofdstuk is deels al gelezen op de eerste zondag van de Advent. Dat betekent ook dat de samenhang van de passage 21,5-37 doorbroken wordt. Deze is voor de exegese onmisbaar. De tempel en de stad Jeruzalem vormen de achtergrond voor deze passage. De voorspelde verwoesting van Jeruzalem is al voorbereid in Lucas 19,41-44 – de intocht van Jezus in Jeruzalem – en keert in 23,27-31 terug als onderdeel van het lijdensverhaal.
Zoals bekend zijn Jeruzalem en de tempel door de Romeinen verwoest in het jaar 70 na Christus. De veronderstelling ligt voor de hand dat Lucas’ tekst gekleurd is door dit feit – hij schreef immers in de periode 70-80. Deze veronderstelling hoeft echter niet uit te sluiten dat Jezus in zijn tijd de verwoesting van de tempel heeft voorzien en voorspeld. Dit is zelfs waarschijnlijk. De tempel was door Herodes de Grote (gestorven 4 n. Chr.) uitgebouwd tot een van de wonderen van de toenmalige wereld. Herodes was echter iemand met een zeer twijfelachtige staat van dienst als jood en als koning, omdat hij zijn naaste familie uitmoordde, zich graag als Helleens vorst afficheerde, en er geen bezwaar tegen had in Caesarea een eveneens prachtige Jupitertempel te bouwen. Daarbij komt dat joden over de hele wereld een vorm van tempelbelasting betaalden, en dat de grote feesten drommen pelgrims en toeristen trokken die ook een duit in het zakje deden (vergelijk Luc. 21,1-4). De tempel moet voor die tijd een fabelachtig rijk en kleurrijk complex zijn geweest, dat grote weerstand opriep.
De grote godsdienstige en politieke spanningen van die tijd worden ook geïllustreerd door de poging van de Romeinse keizer Caligula (regeerde 37-41) – zijn positie was hem enigszins naar het hoofd gestegen – om een standbeeld van hemzelf in de tempel te laten plaatsen. Als het voortijdig einde van Caligula dit niet had voorkomen, had dit zonder meer tot een burgeroorlog geleid. Het is daarom plausibel te veronderstellen dat Jezus veel van deze spanningen onderkend heeft en in zekere zin ook verwerkt heeft in zijn eschatologische profetie. De verwoesting van Jeruzalem kan als subtekst worden gelezen bij Lucas 19–22, maar dan nog is opvallend hoe subtiel Lucas dit gegeven verwerkt heeft in zijn evangelie. De verwoesting moet immers een enorme schok hebben teweeggebracht.
Onze passage speelt zich af tussen de dramatische intocht van Jezus in Jeruzalem en het lijdensverhaal. Jezus vecht in debat en door gelijkenissen de autoriteit van de joodse elite aan; zijn optreden is doortrokken van dramatische elementen die aansluiten bij de oudtestamentische profeten, maar een messiaanse dimensie krijgen. Lucas benadrukt hier dat het volk aan de kant van Jezus staat. Jezus’ rede in 21,5-36 is dan ook gericht tot het hele volk en gesitueerd in de tempel, anders dan bij Marcus en Matteüs. Opvallend is hoe Lucas de tekst van Marcus (en Matteüs) heeft aangepast, met name vers 16. De parallelteksten in Matteüs 10,21 en Marcus 13,12 spreken over broers die elkaar aangeven, vaders die hun kinderen aangeven en kinderen die ouders aangeven om ter dood te worden gebracht. Het doet denken aan de vervolgingen in de Sovjetunie onder Stalin, toen dit soort dingen gebeurde. Het is moeilijk te zeggen welke werkelijkheid achter deze teksten schuilgaat en van welke periode (jaren 30 of 70), maar het feit dat dit aan de orde was is schokkend in zichzelf.
De achtergrond van Lucas 21,5-33 is onder andere het uitblijven van de parousie, de verwachte verschijning van de mensenzoon aan het einde der tijden. Toch lijkt het erop dat Lucas er eerder op uit was de uitspraken van Jezus voor het nageslacht vast te leggen dan de zorgen van zijn eigen tijd te verlichten. De Engelse exegeet Bauckham betoogt dat het ouder worden en overlijden van de ooggetuigen van Jezus’ optreden (de apostelen) de impuls was om juist in de periode 70-80 AD zaken op schrift te gaan stellen.
Maleachi 3,19-20a
De twee korte verzen Maleachi 3,19-20a doen met hun brandende beeldspraak niet veel meer voor de liturgie dan in herinnering roepen dat de dag van JHWH ook in het Oude Testament een belangrijk thema is. Maleachi is een weinig bekend maar interessant profetisch geschrift; de dialogische stijl is origineel en aantrekkelijk. Maleachi – ‘mijn bode’, maar misschien is het toch een eigennaam – schreef juist in de begintijd van de tweede tempel, nog voor de hervormingen van Ezra en Nehemia, en de thema’s die hij aansnijdt (onder andere gemengde huwelijken) sluiten bij deze hervormingen aan.
Onze tekst had beter en ruimer afgebakend kunnen worden, namelijk als Maleachi 3,13-21 (dat laatste vers is 4,3 in andere bijbeluitgaven). De tekst vertoont parallellen met Jesaja 25. Kenmerkend zijn volgens A. Deisler (Die Neue Echter Bibel, 12 Propheten III) dat vergelding niet meer in het nu wordt verwacht maar in een eindtijd; dat onrechtvaardigen verbrand zullen worden, zoals ook het Nieuwe Testament aanduidt, en dat de rechtvaardigen en onrechtvaardigen een verschillend lot zullen ondergaan in de eindtijd. De ‘zon der gerechtigheid’ is later messiaans verstaan, maar dit lijkt niet de intentie van Maleachi. Het is een bekend oud-oosters beeld, denk aan de Egyptische schilderingen van de gevleugelde zon). De bijbelvertaling van de Jewish Publication Society geeft sun of victory voor shemesh tsedakah, wat op zijn minst origineel mag heten.
Het traktaat van Maleachi sluit bijzonder goed aan bij de Lucasteksten over de tempel, en bij het einde van het kerkelijk jaar. Niet alleen spreekt Maleachi over de komst van God naar zijn tempel, wat een komst van zuivering en bekering is (3,1-5) maar ook over God als koning (1,14b), en in het algemeen over een komende ommekeer. Een passende tekst voor onze tijd.
Literatuur
Richard Bauckham, Jesus and the eyewitness, Grand Rapids, MI: Eerdmans, 2009.
Preekvoorbeeld
Terwijl ik Maleachi lees over een dag die brandt, zelfs brandt als een oven, een brandende dag, denk ik aan het sterfbed van een monnik, aan wie gevraagd werd: ‘Ben je bang?’ ‘Nee’, zei hij, ‘ik ben geen abt geweest.’
De profeet schrijft over de dag die nog niet komt, de dag van afrekening. Zodat wij in een tussentijd leven. Het komt voor ons aan op het geven van getuigenis. Bovendien vertelt het evangelie over het geoefende oog van een timmermanszoon die de tempel bekijkt. Hij beziet kritisch onze bouwwerken. Zijn zij onze getuigenis? Dan vallen in onze dagen vele getuigen omver, evenveel als er kerkelijke gebouwen gesloopt worden. Worden wij daarvan neerslachtig? Jezus zegt: ‘Wees op je hoede. Velen zeggen: het ogenblik is nabij, loop niet achter hen aan.’
De tekenwaarde van de verwoesting van de tempel in het jaar 70 is groot. Maar laat jij je niet uit het veld slaan.
Het is een dubbele waarschuwing.
De eerste is: verkijk je niet op de pracht van de tempel. Fraaie stenen. Petrus is ook een steen. Verkijk je niet op de bekende organisatie van paars, rood en wit, van mijter en tiara. Ze zijn belangrijk, maar niet het einde, niet doorslaggevend.
De tweede waarschuwing is: ga geen voorspellingen doen en trek niet de tendensen van de tijd door. ‘Meester, wanneer zal dit alles geschieden?’ En heeft het nog zin, dit uitstel, onze tijd? Het gaat voorbij. Wat is dan het blijvende? ‘Ik zal jullie een taal en een wijsheid geven.’
Wij leven in een gebroken tijd. Wij zijn als bloemen in een vaas met barsten, maar de barsten houden het. Dat zegt een dichter. Paulus zegt: broze vaten. Er zijn barsten, er is afbraak. Nu is het november. ‘We kijken in de gaten van het jaar’ (Achterberg). Gebouwen verdwijnen en kerken sluiten. Wijzelf gaan er ook aan. ‘Geen steen op de andere.’
Hoe moet je daarover denken en doen? ‘Daar moet je vandaag voor zorgen: voor sterfelijkheid’ (Herman de Coninck). Toch is er meer. ‘Het zal voor u uitlopen op getuigenis.’ Het gaat erom dat menselijke warmte en heilige woorden blijven. Door ons allen, door taal en wijsheid, wordt de afgebroken tempel veranderd in een draagbare kerk.
Getuigenis is de uitspraak waar het in het leven echt om gaat: waarvandaan, waarheen, wat te doen. Getuigenis is het primaat van de liefde. Dan hoef je je verdediging niet voor te bereiden. Je mag zwijgen. Stil zijn. Je mag ook improviseren vanuit je hart. Invallen zijn een genade van God.
Helpt dit dan? Nee hoor. Ze kunnen je soms dood verklaren. Je zult een voorwerp zijn van haat.
Dan komt het: ‘Geen haar op je hoofd zal verloren gaan.’ Is dit tegenspraak? Ja. Evenals: ‘Wie zijn leven prijsgeeft, zal het behouden.’ Even onwerkelijk als Psalm 23: ‘Mij zal niets ontbreken.’ Dat bid je bij het grootste verlies. Of neem maar de psalm van deze zondag (Ps. 98): ‘Rechtvaardig bestuurt de Heer de wereld. De volken met gerechtigheid.’ Was het maar waar. Gelovige utopie. Zoals ‘de engelen zullen je op handen dragen enz.’ (Ps. 91).
Misschien gaat dit om een laag van vertrouwen onder het oppervlak van onze moeilijkheden. Dan gaat dit over ons leven in dit bestaan. Leven met oppervlakte en ondergrond, die niet kloppen. Of interpreteer ik teveel en mag ieder voor zichzelf uitmaken wat deze woorden betekenen? Bijvoorbeeld leven na de dood. Of: Wie onder tranen zaaien, die oogsten met gejuich.
De twee laatste zinnen van het evangelie zijn in ieder geval belangrijk: ‘Geen haar op je hoofd gaat verloren.’ ‘Door standvastigheid zul je je leven winnen.’
Matthijs Kronemeijer, inleiding
Wim van den Ende,preekvoorbeeld