31e zondag dhj, C jaar, 30-10-2022

By 13 augustus 2022 No Comments
[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 56
  • Bestandsgrootte 145.77 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 13 augustus 2022
  • Laatst geüpdatet 18 augustus 2022

31e zondag dhj, C jaar, 30-10-2022

30 oktober 2022
Eenendertigste zondag door het jaar

Lezingen: Wijsh. 11,23-12,2; Ps. 145; 2 Tess. 1,11-2,2; Luc. 19,1-10 (C-jaar)

 

Inleiding 

Wijsheid 11,23–12,2
In deze verzen reflecteert de auteur van het boek Wijsheid over Gods barmhartigheid. God is mild en gaat pedagogisch te werk. Hij is machtig genoeg om de goddelozen genadeloos af te straffen, maar Hij doet het niet. Hij straft slechts met mate, want hij houdt van zijn schepping en wil aan de zondaars de kans geven om zich te bekeren.

2 Tessalonicenzen 1,11–2,2
Zie M.J.J. Menken, ‘De tweede brief aan de Tessalonicenzen. Oproep tot nuchtere standvastigheid’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), In naam van Paulus, Vught 2015, 57-63.

 Lucas 19,1-10
Jezus komt op zijn tocht in de grensstad Jericho. Er is veel volk op de been. Een zekere Zacheüs wil tot elke prijs zien wie Jezus is. Omdat hij klein van gestalte is loopt hij hard vooruit en klimt in een wilde vijgenboom op de weg waar Jezus langs zou komen. Deze Zacheüs, wiens naam ironisch genoeg ‘de zuivere’ of ‘de gerechtige’ betekent, is hoofdambtenaar bij het tolwezen en dus een rijk man. Dat ging meestal samen. In de ogen van de mensen waren de tollenaars notoire dieven en zondaars. Het waren de witteboordencriminelen van die tijd. Deze opportunisten hadden de douanierspost en de belastinginning van de Romeinse bezetters gepacht of afgekocht en konden zo naar hartenlust de reizigers en de belastingplichtigen taxeren en het geld, althans voor een deel, in hun eigen zakken laten verdwijnen. Als rijke is Zacheüs bovendien een ‘moeilijk’ geval (zie Luc. 6,24; 18,24), aangezien Jezus, vooral in het Lucasevangelie, voor de rijken slechts weeklachten overheeft.
De overeenkomsten met het verhaal van de genezing van de blinde bedelaar dat hier onmiddellijk aan voorafgaat (18,35-43) springen in het oog. Beiden willen beslist in contact komen met Jezus en moeten daarvoor door de menigte heen. De blinde doet dit door hard om medelijden te roepen, de kleine Zacheüs door in een vijgenboom te kruipen. Om christen te worden moet men zich uit de naamloze menigte durven losmaken en naar voren durven treden om Jezus te ontmoeten.
Wie Jezus wil zien, wordt altijd ook door hem gezien. Op een ontmoeting met Jezus wacht men nooit tevergeefs en nooit lang. Wie naar Jezus op zoek gaat, ervaart dat hij ook naar hem op zoek is. Het Schriftwoord over de blijde boodschap, die aan armen zal verkondigd worden, gaat dan dezelfde dag, ‘vandaag’ nog, in vervulling (Luc. 4,18-21). ‘Heden’ wordt hem dan een redder geboren (Luc. 2,11). ‘Vandaag’ nog zal hij dan van ongehoorde dingen getuige zijn (Luc. 5,26). Dan blijkt dat Jezus ‘vandaag’ nog in zijn huis te gast moet zijn. Kortom, wanneer mensen zich inspannen om Jezus te zien, gebeurt alles onverhoopt vlug en snel. Jezus spoedt zich als het ware naar de zondaars, want namens God is hij allereerst gekomen voor hen die verloren zijn.
Dat is nu typisch Jezus. Hij zoekt allereerst de arme sukkels, de randmensen en de zondaars op. Hij wil immers een wereld van universele broederschap onder de mensen. Om zo een wereld te krijgen, mag je geen vijanden hebben, moet je kunnen vergeven en moet je bekommernis allereerst uitgaan naar uitgestotenen en marginalen, zodat zij opnieuw thuis kunnen komen in de grote mensengemeenschap. Jezus preekt en verkondigt dat niet alleen, hij doet het ook. Vooral Lucas zet dit sterk in de verf. Niet voor niets heeft men Lucas de schilder van Jezus’ barmhartige mildheid genoemd. Dat heeft hem in Jezus het sterkst aangesproken. Voor Lucas is Jezus de menswording van Gods afdalende liefde en grenzeloze barmhartigheid, de belichaming van Gods nederige goedheid. Jezus is de tochtgenoot van zoekende, uitgestoten en lijdende mensen. Hij gaat aan tafel met tollenaars en zondaars. Hij neemt het op voor een vrouw van lichte zeden. Hij durft vreemdelingen en gehate Samaritanen tot voorbeeld te stellen. Lucas vermeldt uitdrukkelijk hoe Jezus op het kruis zelfs zijn beulen vergiffenis schenkt, hoe hij een moordenaar die samen met hem gekruisigd wordt, om één woord van berouw het paradijs belooft. Ook de vrouw, een andere achtergestelde uit die tijd, treedt nergens zozeer op de voorgrond als in het derde evangelie. Lucas is verder de enige van de evangelisten, die de blik van begrip en vergeving vermeldt, die Jezus over heeft voor Petrus, die hem nochtans verloochend heeft. Ook het woord van goedheid en mildheid dat Jezus tot zijn verrader Judas spreekt, wordt alleen door Lucas bewaard: ‘Vriend, waartoe zijt gij gekomen? Verraadt gij de Mensenzoon met een kus?’ Geen enkele evangelist is zo sterk getroffen door de mildheid, de barmhartigheid en de ingoede menselijkheid van Jezus als Lucas. Jezus, zoals hij in het derde evangelie getekend wordt, is dus helemaal niet die onbewogen heerser, die we kennen uit de Byzantijnse mozaïekkunst. Neen, de Jezus van Lucas is iemand met een warm kloppend en liefdevol hart, met ogen die kunnen wenen, met oren die kunnen luisteren vooral naar mensen in nood.
Een van deze mensen in nood is Zacheüs. In de ogen van het volk een zondaar, maar Jezus komt bij hem aan huis. Dat mensen hierover roddelen en morren, deert hem niet. Hem is het om deze mens te doen, om de kleine en rijke Zacheüs, door wie hij met blijdschap ontvangen wordt. En dan gebeurt het wonder, iets wat de morrende kwaadsprekers van vers 7 zeker niet voor mogelijk hebben gehouden. In Jezus, die bij hem binnenkomt, ontmoet Zacheüs God zelf. In de barmhartigheid die Jezus hem betoont, ervaart hij Gods barmhartigheid. Zacheüs die door de mensen wordt veracht, ervaart in zijn ontmoeting met Jezus dat God hem niet veracht, maar integendeel verkiest en liefheeft. God is eigenlijk ‘zot’ van barmhartigheid. Mateloos mild is Hij. Hij is een goede Vader die niets liever doet dan geven en vergeven. Zo is God, zo is ook Jezus, zijn Zoon. Zo zouden ook wij moeten zijn.
Wanneer Zacheüs, dank zij Jezus, Gods mateloze mildheid, Gods dwaze barmhartigheid, die nooit rekent of berekent, aan den lijve ondervindt, wordt hij een nieuwe mens. Zo nieuw, dat hij op zijn beurt dwaas en zot begint te doen van pure barmhartigheid, want hij geeft meer weg dan hij strikt genomen moet herstellen. Hij wordt plots heel royaal en kwistig, alsof het de meest vanzelfsprekende zaak van de wereld is. ‘Kijk, Heer’ zegt Zacheüs, ‘de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst vergoed ik het viervoudig.’ Dat staat er letterlijk: ‘de helft van mijn bezittingen’ en ‘viervoudig’. Goddelijk is dat! En ‘zot’ tegelijk, tenminste toch in de ogen van mensen, die nog niet op dezelfde wijze Gods milde en dwaze barmhartigheid ervaren hebben of ‘aan wier huis nog geen redding ten deel gevallen is.’
Dat is het verhaal van Zacheüs, die dankzij Jezus zo getroffen wordt door Gods fijngevoelige en milde barmhartigheid, dat hij een nieuwe mens wordt, helemaal anders dan voorheen, door en door gelukkig en goddelijk barmhartig.

Eigenlijk heten we allemaal ‘Zacheüs’. Allemaal zijn we op zoek naar iemand die ons begrijpt en liefheeft, iemand die zin kan geven aan ons leven en een antwoord op onze levensvragen. Laten we niet bang zijn om desnoods ons gezicht, onze naam of onze standing te verliezen en vlug in de eerste de beste boom klimmen om Jezus te zien en door hem gezien te worden, want ‘vandaag’ nog wil hij in ons huis te gast zijn…

 

Preekvoorbeeld

‘De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken, en om te redden wat verloren was.’ Gelukkig kom je nog elke dag mensen tegen die verder gaan met die zoektocht van Jezus. Zij veroordelen niet, maar proberen te redden wat er nog te redden valt.
Ik zie in de krant een verhaal van een medewerker bij de reclassering, die zich het lot aantrekt van mensen die na een gevangenisstraf weer op straat staan. Er zijn mensen bij, die niet alleen hun goede naam kwijt zijn, maar ook hun relaties en hun werk. Van het een komt het ander. Zij zoeken het in de drugs of in de drank en krijgen steeds grotere problemen.
Het lijkt me een hele kunst om mensen in zo’n situatie op een goede manier aan te spreken. Hoe je er ook aan toe bent, je wilt toch gerespecteerd worden als mens. Je bent meer dan het stempel dat je door de maatschappij opgedrukt krijgt. Je bent meer dan je verslaving of je grote schuld waarin je terecht gekomen bent. Iedereen heeft iets goeds in zich. In de kern is iedere mens een kind van God.
In een voetbalstadion stonden 30.000 mensen op om met het zingen van het ‘You'll never walk alone’ en met een minuut indrukwekkende stilte een jonge voetballer te gedenken die na een kort en tragisch verlopen leven op een nare manier om het leven was gekomen. Er was iets mis met die jongen, maar moet je iemand met een smet veroordelen? Nee, zegt het evangelie. Je zult maar opgroeien in een onstabiele thuissituatie en ten prooi vallen aan ‘verkeerde mensen.’ Hij was volgens de trainer een jongen met een goed hart, een speelse hond, en had altijd ondanks alles een vrolijke uitstraling. Geliefd binnen het team. Zij hebben hem nooit laten vallen. Zij zijn hem altijd blijven opzoeken.
In het evangelie van Lucas wordt vaak verteld dat God door Jezus altijd op zoek is naar mensen die verloren rondlopen, mensen aan de rand van de samenleving en zondaars, die door anderen zijn afgeschreven. Jezus heeft een speciale antenne voor alles wat klein is. Hij houdt ervan om deze mensen weer een thuis te geven in de grote mensengemeenschap. Als geen ander schildert Lucas Jezus’ barmhartige mildheid. Dat blijkt ook uit het verhaal over Zacheüs, de tollenaar.
In de ogen van de mensen was Zacheüs een zondaar, een dief, een medewerker van de bezetter, die buiten de gemeenschap werd gezet, zoals ook wij vaak doen met iemand met wie iets aan de hand is. Hij was klein van gestalte. Misschien had hij wel een minderwaardigheidscomplex en probeerde hij dat te compenseren door in dienst te gaan bij de vreemde machthebbers.
Ondanks zijn macht en rijkdom voelde Zacheüs zich klein en achtergesteld. Ze duwden hem opzij als een klein kind en hij voelde zich, zo rijk als hij was, heel arm. Hij hoorde nergens bij. In die verlatenheid ontdooit er iets in hem. Was er dan niemand die op een andere manier naar hem wilde kijken? Je wordt zo vastgepind op je verleden dat de mensen je niet eens meer doorlaten en je alle zicht op de toekomst ontnemen. Eigenlijk blokkeren ze je bekering.
Op een gegeven ogenblik trekt Zacheüs zich nergens meer iets van aan. Het echte pure in hemzelf breekt zich naar buiten. Hij doet alles wat mogelijk is om Jezus te zien. En waar de mensen hem tegenhouden, klimt hij in een vijgenboom. Niets is hem te gek. Alle schone schijn is weg. Het heeft ook wel iets grappigs. Met al zijn geld en macht voelt hij zich niet te groot om zich als een klein kind te verschuilen tussen de bladeren van een boom. ‘Als gij niet wordt als kinderen!’ Hij moest eerst boven de mensen en boven zichzelf uitkomen om Jezus te kunnen zien.
Toen Jezus bij die plaats kwam, keek Hij omhoog en zei tot Hem: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet Ik in uw huis te gast zijn.’ De zoeker wordt eindelijk gezien! Waar andere mensen blind zijn, kijkt Jezus overal doorheen. Voor Hem is iedereen van oneindige waarde. Zacheüs weet niet hoe vlug hij naar beneden moet komen en ontvangt Hem vol blijdschap. In Jezus’ aanwezigheid verandert hij bijna letterlijk als een blad aan een boom. Zacheüs die door de mensen wordt veracht, ervaart in zijn ontmoeting met Jezus dat God hem niet veracht, maar hem opzoekt en liefheeft.
Hij is er helemaal van ondersteboven en hij weet niet hoe gauw hij alles weer goed moet maken. Hij is gered en wil dit delen met de mensen die hij tekort gedaan heeft, zelfs dubbel en dwars. Eind goed, al goed, zou je kunnen zeggen. Wie Gods mateloze mildheid heeft ervaren en Gods dwaze barmhartigheid, die nooit rekent of berekent, aan den lijve heeft ondervonden, wordt een nieuwe mens. Helemaal anders dan voorheen, door en door gelukkig en ook goddelijk mild en barmhartig voor anderen.
Jezus maakt kleine mensen groot. Ook al hebben ze nog zo veel uitgehaald, ook al zijn ze nog zo gehaat en verstoten, Jezus geeft hen de gelegenheid om weer uit te komen bij hun goede kern, bij de ziel van hun bestaan die God in al zijn wijsheid in hen heeft geschapen. God blijft houden van alles wat Hij heeft gemaakt.
Geven wij met God iemand een nieuwe kans, als hij kwaad heeft gedaan, of blijven we hem of haar maar achtervolgen? Het wordt tijd dat wij allemaal ontdooien, vooral als wij denken dat wij geen bekering nodig hebben. Vroeg of laat moeten we allemaal een keer de boom in. Ben je dan thuis, als God bij je aanklopt? Laten we ons niet gaan gedragen als de oudste broer van de verloren zoon, die het niet kan aanzien dat zijn vader zo goed is. Het is liefdevoller om met de Mensenzoon te gaan zoeken, en om te redden wat verloren is.

inleiding dr. Sylvester Lamberigts
preekvoorbeeld Jan Kortstee