2e zondag Veertigdagentijd, jaar B, 25-2-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 69
  • Bestandsgrootte 113.82 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 4 december 2023
  • Laatst geüpdatet 4 december 2023

2e zondag Veertigdagentijd, jaar B, 25-2-2024

25 februari 2024
Tweede zondag van de Veertigdagentijd

 Lezingen: Gen. 22,1-2.9a.10-13.15-18; Ps. 116; Rom. 8,31b-34; Mar. 9,2-10 (B-jaar)

Inleiding
Met de lezingen voor deze tweede zondag van de Veertigdagentijd spannen de samenstellers van het lectionarium een sterke boog naar het einde toe: de kruisdood van Jezus en zijn wederopstanding uit de doden. Niet alleen met een prelude op een aantal lezingen van de Paasnacht, zoals die over het offer van Isaak, de tweede lezing in de Paasnacht, en Psalm 16, een variant op Psalm 116, als antwoordpsalm. Ook het verhaal over de Verheerlijking op de Berg, de zogenaamde Transfiguratie, laat ons een voorafbeelding zien van de Verrezen Christus. Maar de weg doorheen lijden en dood moet daartoe eerst nog worden afgelegd.

Marcus 9,2-10
Onze perikoop opent, als zovele perikopen in het lectionarium, met de standaard tijdsaanduiding: In die tijd. Maar de tekst van het evangelie zelf spreekt over zes dagen later. We komen dus in de buurt van een zevende dag (!). En dat is een belangrijke indicatie voor het lezen van het vervolg. Tegelijkertijd prikkelt het de nieuwsgierigheid naar wat er dan wel zes dagen eerder is gebeurd. Op weg naar Caesarea Filippi stelt Jezus zijn leerlingen de vraag, voor wie de mensen Hem houden. Ze antwoorden: ‘Johannes de Doper; anderen: Elia; weer anderen: Een van de profeten.’ ‘Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben ?’ Petrus antwoordt onomwonden: ‘Gij zijt de Christus.’ Maar Jezus verbiedt hen hierover verder met iemand te spreken (Mar. 9,27-30). Hij begint hen te leren dat de Zoon des mensen veel moet lijden en verworpen wordt en gedood en na drie dagen zal opstaan uit de doden. En dan is het diezelfde Petrus, die Jezus begint te bestraffen. Maar Jezus keert de rollen om: ‘Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen’ (Mar. 9,31vv). En Jezus maakt duidelijk, nu publiekelijk, wat het betekent Hem te volgen: zijn kruis opnemen (Mar. 9,34–9,1). Hiermee zijn evenzo vele thema’s gegeven die verder uitgewerkt worden in het verhaal over de Verheerlijking op de Berg.

Opnieuw is het Petrus, die samen met Jakobus en Johannes getuige is van dit gebeuren en die Jezus ziet die van gedaante veranderd is, samen met Elia (!) en met Mozes, de profeet bij uitstek. Maar hij weet niet ‘wat hij daarop antwoorden moet.’ Dan komt er een wolk die hen overschaduwt en er klinkt een stem uit de wolk: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem.’ Onmiddellijk daarop is enkel Jezus nog te zien. Alleen...

Een vergelijking met de parallelpassage in Lucas maakt duidelijk waar Jezus met Elia en Mozes over sprak: ‘Over zijn uittocht die Hij te Jeruzalem zou volbrengen’ (Luc. 9,30-31). Houdt Marcus dit verborgen onder zijn zogenaamde Messias-geheim !? In elk geval verbiedt hij de leerlingen, iemand te vertellen wat zij gezien hebben ‘voordat de Zoon des mensen uit de doden zou zijn opgestaan.’ Dat doen ze, maar werkelijk begríjpen doen ze dit niet. Dat zal niet de laatste keer zijn, met name van Petrus niet. De leerlingen verlangen nadere uitleg over de rol van Elia (Mar. 9,9-13).
De komst van de Wolk die hen overschaduwt, is een duidelijke verwijzing naar het verhaal van de Uittocht (Ex. 14,15–15,1: de derde lezing uit de Paasnacht!). Het is de Heer zélf die voor het volk uitgaat, ‘des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan’ (Ex. 13,21v; vgl. Ex. 14,19.24). Bijzonder is, wat er verderop in het boek Exodus over de Wolk gezegd wordt: ‘En de Wolk bedekte de tent (!) der samenkomst en de heerlijkheid des Heren vervulde de tabernakel’ (Ex. 40,34-38). Dit is wat er dus werkelijk gebeurt op de Berg van de Gedaanteverandering. En des te scherper wordt duidelijk, dat Petrus niet wist wat hij zei, toen hij voorstelde drie tenten te bouwen … (Mar. 9,5v).

De woorden die uit de Wolk klinken, laten zien dat het de Stem van de Heer zélf is, die spreekt: ‘Dit is mijn Zoon’ (vgl. Ps. 2,7; Heb. 1,5; 5,5); ‘de Geliefde’ (vgl. Jes. 42,1; 2 Petr. 1,17v). ‘Hoort naar Hem’. Want deze is, met de woorden van Mozes, ‘de profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, (die) de Heer uw God u zal verwekken; naar hem zult ge luisteren!’ (Deut. 18,15).

Genesis 22,1-2.9a.10-13.15-18
Het verhaal over het offer van Abraham, zoals het verhaal in de christelijke traditie doorgaans wordt genoemd, speelt ook in de andere monotheïstische godsdiensten een belangrijke rol. In de Islam vormt het de basis voor het zogenaamde Offerfeest, waarbij het zwaartepunt ligt bij de bereidheid alles te offeren aan God wat een mens dierbaar is. In de joodse traditie wordt het verhaal de binding van Jitschak genoemd, en wel om duidelijk te maken dat God geen mensenoffers van ons verlangt, Jitschak wordt weliswaar vastgebonden maar niet geofferd. Daar ligt het zwaartepunt van de interpretatie, naast het accent op de gehoorzaamheid van Abraham, om ook diegene, die hem het meest dierbaar is, los te laten en over te geven in de handen van God. Dat roept voor ons de vraag op, wat te denken over het offer dat van Abraham gevraagd wordt. Het loont daarvoor alleszins de moeite Genesis 22 in zijn geheel te lezen, zoals het lectionarium dat overigens ook voor de Paasnacht aanbeveelt. Het lijkt er immers op, alsof de samenstellers van het lectionarium hier bewust een aantal sleutelverzen hebben weggelaten. Deze worden hier besproken.

Met de naam Moria (Gen. 22,2) krijgen we een sleutelwoord aangereikt, dat door heel het hoofdstuk heen een wezenlijke rol zal vervullen. In het Hebreeuws is het woord samengesteld rond de wortel jarah: zien/voorzien, de plaats waar je zult zien en waar ‘er’ in wordt voorzien. Dat woord treffen we al aan in vers 4: ‘Toen Abraham op de derde dag (!) zijn ogen opsloeg, zag hij de plaats in de verte.’ En op de vraag van Isaak naar het lam (!) ten brandoffer, antwoordt Abraham: ‘God zal zichzelf voorzien van een lam ten brandoffer, mijn zoon’ (Gen. 22,7v). Aldus geschiedt. En nadat Abraham de ram offert, die met zijn horens verward was in het struikgewas, noemt hij die plaats: ‘De Heer zal er in voorzien; waarom nog heden gezegd wordt: Op de berg des Heren zal erin voorzien worden’ (Gen. 22,13v).

Daarop volgt de bevestiging van de belofte en de zegen, die Abraham kreeg, toen hij eertijds gehoor gaf aan de oproep van de Heer en op weg ging naar het land ‘dat Ik je zal laten zien.’ (Gen. 12,1). ‘Ik zweer bij mijzelf, luidt het woord des Heren: omdat gij dit gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, Mij niet onthouden hebt, zal Ik u rijkelijk zegenen, en uw nageslacht zeer talrijk maken (…) en uw nageslacht zal de poort zijner vijanden in bezit nemen. En met uw nageslacht zullen alle volken der aarde gezegend worden, omdat gij naar mijn Stem (!) gehoord hebt.’ (Gen. 22,16vv). Dan keert Abraham terug naar zijn knechten en samen gaan ze op weg naar Berseba (Gen. 22,19). Isaak blijft op de berg achter. Alleen …

Romeinen 8,31b-34
Voor Paulus is het duidelijk. ‘Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook niet alle dingen schenken? (…) Christus Jezus is de gestorvene, wat meer is, de opgewekte, die ter rechterhand Gods is, die ook voor ons pleit.’ (Rom. 8,32vv). Hiermee vindt een zeer gewaagde overdracht plaats. Van Abraham, die zijn eigen zoon, zijn enige, zijn geliefde, niet spaarde, naar God zélf. Maar daar waar Abraham zich op het ultieme moment door de Engel liet weerhouden, gaat God tot het uiterste: ‘Deze is mijn Zoon, de geliefde, hoort naar Hem’ (Mar. 9,7). En juist deze wordt overgeleverd aan het kruis (Mar. 9,31vv).

Het is Paulus, die ons ook de richting wijst voor onze interpretatie van dit offer van God. Het is God zélf die de eeuwige paradox doorbreekt. In Jezus’ lijden en sterven heeft niet de dood het laatste woord, maar het Leven. Daartoe heeft God ‘Hem zelf verwekt’ (Deut. 18,15a). Een verwekking met een duidelijk doel: ‘Opdat wij naar Hem luisteren’ (Deut. 18,15b; vgl. Mar. 9,7). Immers, de schepping verkeert in barensnood (Rom. 8,22). Nu is het moment aangebroken. ‘Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van zijn Zoon, opdat Hij de eerstgeborene zou zijn onder vele broeders’ (Rom. 8,29). De belofte aan Abraham nadert zijn vervulling (vgl. Gen. 22,16vv).

 Zie: Sylvester Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86

Psalm 116
Ook hier verdient het aanbeveling de psalm in zijn geheel te lezen, liefst in een woordelijke vertaling. Dan vallen de sterke parallellen op met psalm 16, de antwoordpsalm voor Genesis 22 in de Paasnacht. Voor deze zondag vinden we in het lectionarium als het ware een nieuwe compositie. Het geheel is opgebouwd uit strofes van twee regels, met uitzondering van één van drie, die dan ook de middelste strofe vormt.

O Heer, ik ben uw dienaar,
Uw knecht, de zoon van uw dienstmaagd,
Gij hebt mijn boeien geslaakt.
(v. 16)

Een strofe die we kunnen toepassen op Isaak, die aan een gewisse dood ontkomen is, maar ook een strofe die vooruit wijst naar de Verrezen Knecht, wiens boeien van de dood zijn geslaakt. Het refreinvers dat de openingsstrofe vormt, krijgt in de slotstrofe zijn uiteindelijke bestemming:

Op het voorplein van uw tempel,
in uw Jeruzalem,
zal ik mijn geloften volbrengen.

Want ik mag weer leven onder Gods oog
in het land van de levenden.
(vv. 19.18.9)

Maar daartoe zal de Christus eerst de weg naar Jeruzalem moeten gaan, de weg naar Golgota.

 

Preekvoorbeeld
Op weg naar Pasen vormt elke zondag een onderbreking van de Veertigdagentijd. Jezus beklimt met drie van zijn leerlingen een hoge berg, om dichter bij zijn Vader te zijn. En wij zijn vanmorgen naar de kerk gekomen om in samenzijn en woord en eucharistie Gods liefde van meer nabij te ervaren. Misschien dat ook wij iets zien stralen vandaag. In de eucharistie mogen wij Jezus zelf ontmoeten, die voor ons geleden heeft maar die ook de verheerlijkte is. Broeders en zusters laten wij ons daarop voorbereiden door onze zonden te belijden, om dit mysterie goed te kunnen vieren.

De veertigdagentijd is een opgang, een weg omhoog naar het Paasfeest. Net zoals het joodse volk veertig jaar onderweg was in de woestijn om het beloofde land te bereiken, zo zijn wij veertig dagen met Jezus in de woestijn om het feest van Pasen te bereiken. Onderweg krijgen wij allerlei hartversterkingen in de vorm van waardevolle en inspirerende verhalen. Zoals het volk Israël gevoed werd met manna, brood uit de hemel en zijn dorst leste met water uit de rots, zo worden wij gevoed met de eucharistie en met Gods woord.
We horen trouwens in de Bijbel vaker over gelovigen die op reis gaan, die het vertrouwde achter zich laten en naar een onbekend land gaan, een land dat God hen beloofd heeft. Dat kwam ook naar voren in de eerste lezing van vandaag. Vol vertrouwen gaat Abraham op weg met alleen maar de belofte van God als motivatie. Hij laat de oude zekerheden van familie en godsdienst en bezit achter en trekt het onbekende tegemoet. ‘Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen. Hij vertrok zonder te weten waarheen.’ Zo schrijft de Hebreeënbrief.

Ook Jezus vertrok in de richting van Jeruzalem, zonder precies te weten wat daar gebeuren zou. Maar hij voelde wel de dreiging. Hij vertelt zijn leerlingen ook dat Hij zal moeten lijden en dat Hij zelfs ter dood gebracht zal worden. En als zijn leerlingen daartegen protesteren, dan maakt hij hen duidelijk dat dit de weg is die God met Hem wil gaan en dat zij die zijn volgelingen willen zijn, daar ook niet aan zullen ontkomen. ‘Wie mij wil volgen, moet zichzelf verloochenen en zijn kruis opnemen’. Daar worden ze stil van en ik denk dat ze de dagen daarna ook niet veel gezegd hebben. Matteüs vervolgt zijn verhaal zes dagen later, als Jezus drie van zijn leerlingen meeneemt en met hen een hoge berg beklimt. Ze zijn daar helemaal alleen, misschien nog in een bedrukte stemming om wat hen in Jeruzalem te wachten staat. Lucas vertelt in zijn evangelie dat Jezus zich op die berg terugtrekt en gaat bidden. Dan gebeuren er drie heel bijzondere dingen.
Allereerst zien de drie leerlingen hoe Jezus van gedaante verandert. Voor hun ogen zien ze hoe Hij gaat stralen. Zijn gezicht lijkt wel de zon en zijn kleding straalt licht uit. De menselijke bezorgdheid en vermoeidheid maakt plaats voor iets hemels. Het tweede wat er gebeurt is dat ze twee gestalten naast hem zien: Mozes en Elia, de twee belangrijkste figuren uit het Oude Testament die de wet en de profeten vertegenwoordigen. Ze zien ook dat Jezus met die twee spreekt. Gaat het over zijn roeping als Messias? Matteüs benadrukt in zijn evangelie steeds dat Jezus gekomen is om de wet en de profeten te vervullen door zijn eigen leven en sterven. Zo wordt als het ware zichtbaar wie Hij is en wat zijn taak op aarde is: Gods woorden waar te maken in zijn boodschap en in zijn leven, sterven en verrijzen. Dat is geen treurige taak, maar een hoopvolle blijde gebeurtenis die zich uit in zijn lichtende gestalte. Petrus wil dit moment vasthouden en spreekt over tenten voor deze drie personen om hier te blijven. Maar dat gaat niet, dat zal hij spoedig begrijpen.

Het is immers een moment van bemoediging waarin het perspectief van Pasen, de vreugde van de opstanding even zichtbaar wordt tijdens de lijdensweg. Dat wordt onderstreept door het derde gebeuren: de woorden die uit de hemel klinken: ‘dit is mijn Zoon, de welbeminde, in wie Ik mijn welbehagen heb gesteld.’ Dezelfde woorden die ook klonken bij de doop van Jezus in de Jordaan. Maar nu wordt er aan toegevoegd: ‘Luister naar hem.’ De hemel maakt onomwonden duidelijk dat dit Gods geliefde kind is, dat Hij veilig geborgen is in Gods liefde. Jezus is niet alleen de mens die moet lijden, Hij is ook de Zoon van de Vader die in zijn heerlijkheid deelt en zo al even voor zijn leerlingen verschijnt. Even mogen zij de Verrezene, de levende Heer zien. Even wordt het al Pasen voor hen. De drie leerlingen kunnen dit eigenlijk nog niet vatten en laten zich uit angst op de grond vallen. Jezus komt dan naar hen toe en bemoedigt hen: wees maar niet bang. Samen keren ze terug naar het gewone leven, naar hun trektocht naar Jeruzalem.
Ook wij vervolgen onze veertigdaagse reis. Vandaag zijn we alweer op een kwart van onze tocht en ook wij mogen onderweg soms stil staan. Net als het Joodse volk worden we op onze reis gevoed met voedsel. Denk maar aan de communie, waardoor we ook vandaag geestelijk gesterkt worden. En net als de leerlingen mogen we met de Heer de berg op om Hem even in zijn heerlijkheid te zien. De liturgie van vandaag is zo’n moment van even zien, even de glorie van de Heer bij ons weten. Onze lichamelijke ogen zien alleen maar aardse dingen. Maar met de ogen van het geloof weten we dat de levende, de verrezen Heer vandaag bij ons wil zijn.

Vaak zijn we moedeloos door de vele problemen die op ons afkomen. Het lijden van de mensheid door oorlog en natuurgeweld, door ziekte en ongeluk weegt zwaar op ons. Wij hebben geen antwoord op de vraag waarom God dit allemaal toelaat. Soms worden we cynisch en sluiten we ons in onszelf op. Maar toch gebeurt het ook nog vandaag de dag dat Jezus je mee de berg op neemt, en dat Hij in de stilte zich aan ons laat zien: door het lijden heen toont hij ons het uitzicht van heelheid, vreugde, geluk en stralend licht. Het is maar even, heel kort. We zijn er nog niet. Maar ieder van ons heeft wel een zo’n Taborervaring meegemaakt, een ervaring dat we in Gods licht geborgen waren. De woorden die tot Jezus gericht werden zijn ook voor ons bedoeld: Jij bent mijn geliefd kind, mijn dochter, mijn zoon, Ik heb mijn welbehagen in jou. Niets kan jou scheiden van mijn liefde.
Je krijgt geen oplossing, geen antwoord op je vragen. De problemen verdwijnen niet in één keer. Je moet door naar Jeruzalem. Je kunt het kruis niet ontlopen. Maar je hebt wel de kracht gekregen en het vertrouwen en de zekerheid dat niets je van Gods liefde kan scheiden. Sta op en wees niet bang, zegt Jezus ook tegen ons. Kom maar mee, we gaan samen verder. In dat vertrouwen mogen we onze weg vervolgen, die weg van veertig dagen. We zullen het kruis tegenkomen, maar het zal niet het laatste woord hebben. We zullen Pasen vieren en de kracht van zijn verrijzenis gewaarworden.

inleiding drs. Jo Beckers
preekvoorbeeld dr. Johan te Velde osb