- Versie
- Downloaden 249
- Bestandsgrootte 113.68 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 7 december 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
16 januari 2022
Tweede zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 62,1-5; Ps. 96; 1 Kor. 12,4-11; Joh. 2,1-12 (C-jaar)
Inleiding
Jesaja 62,1-5
Binnen Trito-Jesaja, het laatste deel van het boek Jesaja (56–66) hangen de hoofdstukken 60–62 nauw met elkaar samen. De geest van de Eeuwige rust op de profeet en hij verkondigt de blijde boodschap dat God zijn belofte zal waarmaken (61,1-3; vgl. 40,1-11 en 52,7) .
Die belofte van heil en redding komt ook duidelijk naar voren in onze tekst. Het gaat om geloof in de toekomst. Want al is de ballingschap voorbij, Jeruzalem is een puinhoop, het land moet weer opgebouwd worden en er zijn problemen tussen uit Babylon terugkerende joden en joden die tijdens de ballingschap in Jeruzalem zijn gebleven. Maar de profeet laat zich niet ontmoedigen, hij zal niet rusten totdat de redding daadwerkelijk gekomen is. Hij baseert zich daarbij op het verbond tussen God en het volk Israël.
De profeet probeert zijn vertrouwen en hoop over te brengen op het volk met behulp van beelden van licht zoals gloed en brandende toorts, die staan voor heil en redding (vgl. Israël als licht voor de volkeren).
In Jesaja 62,1-2 spreekt de tekst over gerechtigheid die hier niet zozeer op te vatten is in morele zin maar als synoniem voor heil en redding (WV95 vertaalt gerechtigheid, tsedaka, als ‘heil’).
Jesaja 62,2-4 beschrijft wat er gebeurt als de redding eenmaal een voldongen feit is: de volken erkennen dat de Eeuwige heeft ingegrepen ten gunste van Sion. Dat blijkt uit de nieuwe naam die Sion nu draagt en ontvangen heeft van de Eeuwige: ‘mijn welbehagen’ en ‘mijn bruid’, zoals het land nu heet. Wat een tegenstelling met de oude namen ‘Verstotene’, ‘Verlatene’ die de volkeren Sion gaven. Sion – vaker gepersonifieerd als echtgenote van de Heer (Jes. 49–50 en 54) – is nu tezamen met het land zijn bruid, de relatie is hersteld, zij staan onder bescherming van de Eeuwige.
De herbouw van het land wordt vergeleken met het beeld van een huwelijk: zoals de bruidegom blij is met zijn bruid, zo zal uw God blij zijn met u (62,5).
1 Korintiërs 12,4-11
Zie: H.M.J. Janssen ofm, ‘1 Korintiërs. De apostel Paulus, een bewogen apostel’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 41-56
Johannes 2,1-12
Op de magistrale proloog in Johannes 1,1-18 volgt het getuigenis van Johannes de Doper. Hij herkent Jezus als ‘het lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt’ (1,29) en getuigt dat Jezus de zoon van God is (1,34).
Het openbare leven van Jezus is begonnen en hij heeft al een kleine kring leerlingen om zich verzameld. Andreas en zijn broer Simon (ook Kefas resp. Petrus genoemd) zijn de eerste leerlingen. Dan volgen Filippus en Natanaël (1,35-51).
Na al deze namen is het opmerkelijk dat in de evangelietekst weliswaar veel personages voorkomen, maar alleen Jezus bij name wordt genoemd: híj staat centraal.
Johannes 2,1 vertelt dat er bruiloft is op de derde dag. Het woord bruiloft roept liefde op en feest, twee mensen, bruid en bruidegom, houden zoveel van elkaar dat zij samen een nieuwe toekomst tegemoet willen gaan en dat wordt terecht gevierd. Maar het feit dat hun namen er kennelijk niet toe doen, wijst erop dat Johannes waarschijnlijk een andere ‘bruid en bruidegom’ op het oog heeft. Van de profeten weten we dat het beeld van de bruiloft een oeroud beeld is voor het liefdesverbond tussen God en zijn volk (hier ligt de verbinding met de eerste lezing uit Jesaja), waarbij Israël fungeert als de bruid. Zo wil Johannes aan het begin van zijn evangelie de aandacht vestigen op het liefdesverbond tussen God en mens.
Het is niet helemaal duidelijk welke derde dag er precies wordt bedoeld, want als je de aan het evangelie voorafgaande tekst leest kom je telkens ‘de volgende dag’ tegen. Wanneer Johannes echter spreekt over de derde dag, moet er een lichtje gaan branden, dan bedoelt hij dat het een betekenisvolle dag is, de dag waarop alles anders wordt, een nieuw begin, de dag van openbaring (Ex. 19,16).
Het is bijzonder dat de bruiloft in Kana, in Galilea, plaatsvindt en niet in Jeruzalem, dat toch als religieus centrum bij uitstek de plaats zou zijn om het liefdesverbond tussen God en de mensen te vieren. In Johannes 1,46 zegt Natanaël dan ook over Jezus: ‘Uit Nazaret? Kan daar iets goeds vandaan komen?’ Zou dan uitgerekend in ‘het Galilea van de heidenen’ een nieuw begin mogelijk zijn tussen God en zijn volk?
Tot de genodigden behoren de moeder van Jezus – er staat dat zij er ‘was’ – Jezus zelf en zijn leerlingen.
Zonder verdere uitwijdingen over bruid en bruidegom en overige gasten maakt Johannes meteen het probleem duidelijk, dat verwoord wordt door de moeder van Jezus: ‘Ze hebben geen wijn meer’.
Hoewel zij toch een ware voortrekkersrol vervult, noemt Johannes haar steeds ‘de moeder van Jezus’, hij geeft haar geen naam, maar een (ere-)titel. Zij heeft oog voor de pijnlijke situatie en legt het probleem vol vertrouwen neer bij degene die het volgens haar kan oplossen. Ook al reageert Jezus niet enthousiast – ‘Mijn uur is nog niet gekomen’ – ze weet dat vertrouwen over te dragen op de dienaren: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’ (2,5); en misschien zelfs, gezien het vervolg van het verhaal, ook op Jezus zelf.
De dienaren vullen zes stenen vaten van elk twee of drie metreten met water, zoals Jezus hen opdraagt. Wanneer je bedenkt dat één metreet circa veertig liter is, gaat het om minimaal vijfhonderd liter wijn. Hoeveel gasten er ook zijn, zoveel wijn krijgen ze niet op, er zal altijd wijn overblijven.
Wijn in overvloed. En wat voor wijn! De tafelmeester heeft nog nooit zo’n goede wijn geproefd, hij wist niet waar de wijn vandaan was, van welk chateau die is. Een staaltje van de omgekeerde wereld: ‘de dienaren die het water hadden geschept, wisten het’ (2,9) en degene die het op grond van zijn functie had moeten weten, wist het niet. De dienaren maken het teken van Jezus mogelijk. Want doordat zij zijn opdracht uitvoeren, kan water wijn worden, wordt Gods aanwezigheid in Jezus zichtbaar, of ook: ‘kan hij zijn heerlijkheid openbaren’ (2,11), hoewel zijn uur nog niet gekomen is (2,4).
Wanneer het uur gekomen is, begint het lijden: ‘Jezus wist dat zijn uur gekomen was en dat hij uit de wereld terug zou keren naar de Vader’ (13,1; 17,1).
Zoals ‘bruiloft’ een dubbele bodem heeft, is dat ook het geval met ‘wijn’, als teken van overvloed, vreugde, van de met Jezus begonnen Messiaanse tijd (Jes. 25,6; Joël 4,18; Am. 9,13-14). De wijn te Kana is geen gewone, voor de kenner herkenbare wijn. Voor deze ongewone wijn hoef je blijkbaar zelf geen ‘kenner’ te zijn, want Jezus is dat al. Ga hem dan maar achterna, wil Johannes zeggen. Want dan zal je leven hier en nu (‘water’) al een feest zijn, een leven in overvloed, een leven met God (‘wijn’). Of zoals de moeder van Jezus het verwoordt: ‘Doe maar, wat Hij u zegt!’
Johannes vat het gebeurde samen met de woorden dat dit ‘het begin was van de tekenen die Jezus deed in Kana in Galilea. Hij openbaarde zijn heerlijkheid en zijn leerlingen geloofden in hem.’ De heerlijkheid van Jezus is de aanwezigheid van God die in hem aan het licht komt. Daarvan zijn de leerlingen getuige. Deze beide laatste verzen vormen samen met het eerste vers de omlijsting van de tekst (Joh. 2,1v.11v).
Preekvoorbeeld
Voor degenen onder ons die gestopt zijn met het drinken van alcohol en voor degenen die dat proberen begint het verhaal van vandaag goed. De wijn is op! Daar in Kana lijkt het een bruiloftsfeest te worden zonder wijn!
We horen vandaag over een bruiloft, dat gaat dus over liefde en trouw en over mensen die van elkaar willen blijven houden. Maar wie de bruid en de bruidegom zijn, horen we niet.
Wel horen we dat deze bruiloft op de derde dag is. Als je dit hoort in de Schrift dan moet er meteen een lampje gaan branden. Wat is dat voor een dag?
Het is de dag waarop alles nieuw wordt, de dag van Jezus’ opstanding! Op die derde dag is de relatie tussen mensen en God hersteld. Op Pasen door lijden en sterven van Jezus heen is de liefdesrelatie tussen God en ons zijn volk, zijn bruid hersteld. Die vergelijking tussen onze relatie met God en de liefdesrelatie in een huwelijk, hoorden we ook al in Jesaja. Waar liefde is, daar is God. Het gaat daar te Kana dus niet om de geluksdag van de heer en mevrouw NN te K, maar over Jezus en over zijn rol in onze liefdesrelatie met God.
Op deze speciale bruiloft neemt de moeder van Jezus het voortouw. Zij wordt niet bij name genoemd, maar bij haar eretitel. Moeder van Jezus. Maria ziet direct wat er aan de hand is: Er is geen wijn meer, het feest lijkt te mislukken. Ze vertrouwt erop dat Jezus hulp kan bieden in deze nood, maar Jezus zegt: ‘Wat wilt u van me, mijn tijd is nog niet gekomen!’ Dat zijn harde woorden! Maar zij laat zich niet uit veld slaan en spreekt in vertrouwen de bedienden aan, de diakenen: ‘Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is.’
Dit zijn de laatste woorden van Maria die in de evangelies staan opgetekend. Dit is haar erfenis! De meest kernachtige preek ooit gehouden. Deze woorden rijmen op de belofte die het volk Israel doet bij het verbond in de Sinai. Daar zegt het volk: ‘Al wat de Heer zegt, zullen wij doen.’ Doe maar wat hij jullie zegt! Het enige wat Jezus zegt is: ‘Vul die zes kruiken met water.’
Het is een soort bevel. De dienaren doen wat hij zegt. En dat is een heel werk. Want het gaat over zes kruiken met elk 80-100 liter inhoud, vol tot aan de rand. Ruim 500 liter!
Die kruiken staan daar om het servies ritueel te reinigen voor de maaltijd en om je handen en voeten te wassen voor je aan tafel gaat. De dienaren vullen die zes kruiken opnieuw, zoals ook datgene wat in ons leven leeg en dor is geworden, opnieuw gevuld moet worden, zoals onze relaties en onze liefdes steeds opnieuw bijgevuld moeten worden, anders verdorren wij.
Omdat de dienaren doen wat Jezus zegt, is het water tot wijn geworden. Goede wijn! Een grote Grand Cru van God zelf. 500 liter goede wijn, dat is veel voor zo’n dorpsbruiloft, meerdere liters per persoon. Zelfs goede innemers zouden daar enige moeite mee hebben.
Deze ongehoorde overvloed van goede wijn rijmt op het getuigenis uit het vorige hoofdstuk, waar Johannes schrijft: ‘Uit zijn overvloed hebben wij ontvangen genade op genade’. Hier bij het begin van zijn evangelie laat hij zien dat Jezus ruimte maakt voor de wijn van Gods overvloedige genade en de leerlingen geloven in hem.
Zes kruiken water is ook de titel van een boek van de overleden katholieke hoogleraar praktische theologie Rob van Kessel. Hij zegt dat kerkopbouw is als het vullen van de zes waterkruiken. Kerkopbouwers zijn er ook hier in deze gemeenschap, zij zorgen dat we hier kunnen samenkomen en vieren, die dienaren weten niet of het water in wijn zal veranderen. Ze hopen dat in de viering de vonk overslaat, dat Gods Geest ons aanraakt, maar ze weten het niet zeker. Onze kerkgemeenschappen zijn kleiner geworden, maar we blijven proberen om mensen bijeen te brengen rond Jezus. We brengen mensen van allerlei slag bij elkaar, want het gaat hier niet om status of sympathie. We hopen dat we veranderen door de woorden van de Schrift en de geest van Jezus, veranderen in een gemeente die elkaar ziet en die op een aantrekkelijke manier bruiloft viert. Als dat lukt is dat een wonder, zoals het wonder van Kana.
In Jezus’ naam en vertrouwend op zijn Geest mogen wij de kruiken vullen met water van onze dagelijkse zorgen en inspanningen, opdat Jezus’ Geest er de wijn van maakt voor Gods bruiloft van vrede in een wereld van recht en vrede.
Op een pinkstermaaltijd in een Utrechts buurthuis heeft de buurtpastor Rodney uitgenodigd. Hij is een grote Surinaamse man met een stevig postuur. Hij weet niet zeker of hij zal komen. Dan plots is hij er en hij gaat zitten aan de grote ronde tafel. De maaltijd begint en iemand mag een kaars aansteken. Rodney gaat staan en zegt: ‘Ik steek deze kaars aan voor de hele wereld’. Even is het stil. Dan krijgt hij applaus. Hij is even gehoord, hij is even gezien. Ieder is blij dat hij er is, blij om hier een beetje het wonder van gemeenschap mee te maken.
Ten slotte nog een vonkje van de geest. In het evangelie van Johannes zullen we telkens weer horen dat vrouwen de weg wijzen. De eerste van hen is dus Jezus’ moeder. Op die bruiloft te Kana zien wij tot onze bemoediging een vrouw, die ons wijst waar er ruimte gemaakt kan worden voor de genade van Gods wonder. We mogen hopen dat we in onze kerken Jezus’ avondmaal zullen vieren als gelijken, vrouwen én mannen, vooruitlopend op die komende bruiloft in Gods vrede.
inleiding dr. Yvonne van den Akker-Savelsbergh
preekvoorbeeld drs. Paulus van Mansfeld