- Versie
- Downloaden 105
- Bestandsgrootte 173.00 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 14 oktober 2021
- Laatst geüpdatet 7 december 2021
5 december 2021
Tweede zondag van de Advent
Lezingen: Bar. 5,1-9; Ps. 126; Fil. 1,4-6.8-11; Luc. 3,1-6 (C-jaar)
Inleiding
Baruch 5,1-9
Het boek Baruch leidt de lezer naar de situatie rond de Babylonische ballingschap en de terugkeer naar Jeruzalem. De perikoop van deze zondag maakt deel uit van het tweede deel van het boek dat sterk in verband lijkt te staan met de Deutero-Jesaja.
Deze tekst is een boodschap van hoop en van blijdschap voor de achtergebleven inwoners van Jeruzalem. Met de ballingschap was bijna automatisch de vraag opgekomen of God zijn volk voor altijd verlaten had, en Jeruzalem, zijn bruid, verstoten.
De godsspraak in deze lezing is niet enkel de verkondiging van redding en troost of een poging om de onrust van het volk te temperen. De auteur tekent ook een situatie waarin Jeruzalem en God als geliefde partners weer verenigd worden en waar God zijn beminde oproept om zich voor te bereiden op de terugkomst van haar kinderen uit de ballingschap. Tijd om kleding van rouw en ellende af te leggen en zich te hullen in de feestelijke kleding die God zelf verschaft, een mantel van Gods gerechtigheid en de roemrijke kroon van de Eeuwige, als teken van de hernieuwde liefde van voorheen. God wil pronken met zijn geliefde, Hij wil dat zij in heerlijkheid schittert overal onder de hemel. In zijn verliefdheid vindt God nieuwe namen uit voor zijn geliefde: ‘Vrede-door-gerechtigheid’ en ‘Heil-door-godsvrucht’, namen die gehoord mogen worden en zo een teken zijn dat God zijn geliefde niet verstoten heeft of haar is vergeten. Deze gerechtigheid is de rehabilitatie van Jeruzalem en de ballingen, vrucht van het feit dat God zich aan de kant van de verdrukten opstelt. Deze typisch bijbelse gerechtigheid herstelt het verstoorde evenwicht. De auteur roept eerst het vernederende transport van de ballingen naar Babylonië voor de geest, terwijl hij daarna de aandacht vraagt voor een triomfale terugkeer, niet te voet, maar op draagstoelen, op de wijze zoals de groten der aarde zich verplaatsen. Zelf gaat God zijn verloren kinderen tegemoet om ze met zijn glanzend licht te begeleiden op hun tocht, net zoals Hij de Hebreeën door de woestijn begeleidde met zijn licht.
De hereniging van God met zijn geliefde en de terugkeer van de kinderen van Israël uit de ballingschap is zo overweldigend dat God de bossen en de geurige bomen oproept om met hun schaduw Israël tegen de brandende zon te beschermen.
Bij een vergelijking met het Lucasevangelie vallen mogelijk enkele zaken op. Heeft Lucas zich in de diverse delen van zijn evangelie op deze oude teksten van het volk Israël geïnspireerd? Ten eerste lijkt de organisatie van de terugkeer van de ballingen op de komst van de Heer zoals verkondigd door Johannes de Doper: alle bergen en heuvels moeten geslecht worden en de dalen gevuld, zodat het hele land vlak wordt en Israël zegepralend en veilig kan optrekken (Bar. 5,7) en de Jesajatekst geciteerd in het evangelie: Bereid de weg van de Heer, maak zijn paden recht; elk dal zal worden opgevuld, elke berg en heuvel geslecht; bochtige wegen worden recht, oneffen paden vlak (Luc. 3,4v). Evenals de vader in de parabel van de Verloren Zoon uitkijkt naar de terugkomst van zijn zoon; Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd (Luc. 15,20) wordt hier ook van Jeruzalem gezegd dat ze uit moet kijken naar de terugkomst van haar kinderen: Jeruzalem, kijk vanaf de bergen naar het oosten en zie uw kinderen van alle kanten samenkomen (Bar. 5,5). Wordt in de parabel de teruggekeerde jongen in feestelijke kleding gestoken: Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan, doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten (Luc. 15,22), hier worden zowel de teruggekeerde kinderen van Jeruzalem met feesttooi bekleed, terwijl ook ‘moeder Jeruzalem’ verzocht wordt zich feestelijk uit te dossen: Eervol brengt God hen terug, als een koningstroon gedragen (Bar. 5,6) en Kleed u met Gods stralende schoonheid, voor altijd. Sla de mantel van Gods gerechtigheid om, zet de roemrijke kroon van de Eeuwige op uw hoofd (Bar. 5,1v).
Filippenzen 1,4-6.8-11
Filippenzen is een van Paulus’ authentieke brieven, geschreven tegen het einde van zijn missionaire activiteiten, mogelijkerwijze vanuit zijn gevangenschap in Efeze of Rome. De perikoop begint met een uiting van dankbaarheid jegens de christenen van Filippi en de verzekering van zijn gebed voor die gemeenschap. De apostel geeft blijk van zijn dank, zijn innige verbondenheid en de heimwee die hij voelt ten opzichte van de Filippenzen. Hij vraagt God dat de liefde die hij van de Filippenzen ondervonden heeft steeds rijker moge worden, garantie voor een ongerept en onberispelijk leven op de dag van Christus, en tot lof en eer van God.
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95
Lucas 3,1-6
Dubbelzinnigheid klinkt voor ons vaak als iets negatiefs. Letterlijk betekent deze term dat iets voor meer dan één interpretatie vatbaar is, en dubbelzinnig is de wijze waarop Lucas vertelt over Johannes de Doper. Dubbelzinnig is de wijze waarop de evangelist de Doper plaatst tegen de achtergrond van de leidende politieke machten. Dubbelzinnig is de beschrijving van de persoon van Johannes. En mogelijk dubbelzinnig zijn de opvattingen van Johannes zoals Lucas die weergeeft.
De Doper tegen de achtergrond van de leidende politieke machten
Een mogelijk eerste indruk van de perikoop van deze zondag is dat Lucas zijn vertelling van het optreden van Johannes de Doper heel duidelijk in de concrete politieke situatie van die tijd wilde plaatsen. Veel commentaren interpreteren de vermelding van al die personen dan ook als zodanig. Deze indruk en de faam van Lucas als geschiedschrijver is zo vreemd niet. In 1,5 en 2,1-2 beschrijft de evangelist de geboorten van Johannes en Jezus tegen de achtergrond van een tijdsbepaling, door middel van de vermelding van politieke figuren als koning Herodes van Judea, keizer Augustus en de bewindvoerder over Syrië, Quirinius. We zijn nu zo’n dertig jaar later in het verhaal en dus is het niet te verwonderen dat er andere machthebbers vermeld worden.
Een ander motief voor het vernoemen van die politieke figuren zou verband kunnen houden met de vermelding van de profeet Jesaja in vers 4. Lucas tekent Johannes de Doper met duidelijk profetische kenmerken, en zoals verschillende profetenboeken in Tenach eveneens beginnen met de vermelding van de politieke machthebbers, zo zou dat ook passen bij deze nieuwe profeet.
Deze eventuele beweegredenen van de evangelist kunnen beslist waar zijn, maar we moeten ons ook afvragen of er nog andere bedoelingen steken achter de vermelding van die machthebbers. Een blik op de exacte lijst van namen kan daar mogelijk iets meer licht op werpen. Keizer Tiberius was zeker niet de meest ‘koosjere’ politicus in het Romeinse Rijk. Pontius Pilatus, rijksgouverneur met een faam van wrede perversiteit, is later medeverantwoordelijk voor de dood van Jezus. Herodes Antipas, tetrarch van Galilea, verklaart zelf dat hij Johannes had laten onthoofden (9,9). Tijdens het proces tegen Jezus maakt hij hem tot een voorwerp van spot en vernedering. De hogepriesters Annas en Kajafas waren zetbazen van Rome, aangezien de Romeinen de hogepriesters benoemden of afzetten naar gelang de politieke noodzaak. Na het verlies van de hoogste post op de priesterlijke ladder en de opvolging door zijn schoonzoon Kajafas, bleef Annas als een ‘éminence grise’ achter de schermen aan de touwtjes trekken. Beide waren verantwoordelijk voor de gevangenneming, overlevering en de dood van Jezus.
Met de vermelding van deze personen wordt duidelijk dat de vertelling van Lucas geen lieflijk sprookje is, maar een boek waar de boodschap van vreugde, evangelie, constant in botsing komt met oppositie, corruptie en geweld.
De figuur van Johannes
Markant is dat het woord Gods tot Johannes komt ‘in de woestijn’. Bij een priesterzoon zou je eerder verwachten dat God tot hem zou spreken in de tempel zoals dat ook het geval was geweest bij zijn vader Zacharias (1,8-20). Volgens de vroegere Engelse opperrabbijn, Jonathan Sacks waren profeten onvoorspelbare figuren, terwijl bij het priesterschap juist het tegenovergestelde het geval was. Hij karakteriseert het priesterschap als dynastiek, maar niet charismatisch zoals het profetendom. Deze priester(zoon) verwacht je in het heiligdom en niet in de woestijn. Je verwacht hem op de heilige grond van Israël, niet in de duivelse woestijn in de omgeving van de heuvels van Moab. Nu kunnen niet alle priesters over dezelfde kam geschoren worden. Niet ver van de plaats waar volgens de traditie Johannes optrad, lag Kirbet Qumran, een nederzetting waar joodse mannen (en misschien ook vrouwen, want er zijn resten van vrouwelijke lichamen gevonden) hun godsdienstige verplichtingen op een heel speciale wijze beleefden. Onder hen bevond zich een groep, misschien zelfs de meerderheid, afkomstig uit laagpriesterlijke geledingen die een alternatieve wijze van leven voorstonden in tegenstelling tot de meer aristocratische factie van de Jeruzalemse clerus. Volgens een bepaalde overlevering zou Johannes gedurende een zekere periode lid van die gemeenschap zijn geweest. Johannes staat in de beschrijving van Lucas in een dubbele traditie, een priesterlijke en een profetische. Met zijn optreden in de woestijn tekent de evangelist Johannes bovendien in de lijn van Mozes en Elia, de grootste onder de profetische figuren, tot wie God gesproken heeft in de woestijn.
In het programma van pelgrimsgroepen in het Heilig Land is de woestijn langs de Jordaan, zowel aan de Joods-Palestijnse als aan de kant van Jordanië een verplicht nummer. De gidsen zullen dan ook niet nalaten om te beweren dat ‘hier’ (het beroemde hic dat op alle bijbelse plaatsen in het Heilig Land vermeld wordt) Jezus door Johannes werd gedoopt. Onmogelijk is deze plaatsbepaling niet, maar het is wel de vraag of de auteur louter geografische interesse had. Woestijn heeft in de Bijbel namelijk ook een belangrijke spirituele betekenis als plaats van voorbereiding of herbezinning op een bijzondere taak en zending. In het evangelie vertoeft niet alleen Johannes in de woestijn, ook Jezus bereidde zich in de woestijn voor op zijn taak als verkondiger van het Godsrijk. En Paulus schrijft dat hij na zijn ‘bekering’ een zekere tijd in de woestijn verbleef als voorbereiding op zijn missionaire activiteit (vgl. Gal. 1,17).
De christelijke traditie ziet Johannes meestal als de ‘Voorloper’ van Jezus. In het vierde evangelie komt dat nog sterker naar voren dan bij Lucas (Joh. 1,15; 27;29-34). De engel Gabriël verkondigt aan Zacharias echter dat zijn zoon ‘voor God uit zal gaan met de geest en de kracht van Elia’ (1,17), terwijl Zacharias zelf in zijn lofzang zijn zoon aanduidt als ‘profeet van de Allerhoogste die voor de Heer (Kyrios) zal uitgaan om zijn (Gods) weg te banen’ (1,76).
De verkondiging en de praktijk van Johannes is meer bijbels-traditioneel georiënteerd dan op het eerste gezicht kan lijken. Vaak is de doopritus in veel christelijke kerken nogal minimalistisch, slechts een beetje water over het hoofd van de dopeling. Het ‘baptisma’ dat de evangelist hier gebruikt betekent op de eerste plaats ‘onderdompeling’ of ‘indompeling’. Daarmee introduceert Johannes geen nieuwigheid. De mikvá, het bassin voor de rituele onderdompeling om zich te reinigen was algemeen bekend. In de gemeenschap van Qumran werd die onderdompeling zelfs meerdere keren per dag gepraktiseerd. Heeft Johannes daar zijn inspiratie opgedaan? Ook andere profetisch-charismatische personen praktiseerden een dergelijk soort onderdompeling.
Verder kan die term nog een andere dimensie aanduiden. In Lucas 12,50 verklaart Jezus dat hij een baptisma moet ondergaan dat hem hevig verontrust. Daar refereert hij niet aan een waterritueel maar aan zijn lijden en dood. In het begin van hoofdstuk 6 van zijn brief aan de christengemeente van Rome schrijft Paulus dat de doop ook een deelname aan de dood van Jezus betekent waaruit de dopeling geheel hernieuwd opkomt.
Opvattingen van Johannes de Doper
Johannes de Doper karakteriseert de doop als een metanoia, in de Nieuwe Bijbelvertaling een beetje soft weergegeven als ‘inkeer’. Het gaat niet om het aannemen van een meditatieve houding. Evenzo is het ook geen kwestie van het corrigeren van een of meer persoonlijke zonden of gebreken, maar om een uiting van bereidheid tot een radicale omkeer van denken en handelen. De bereidheid tot deze omkeer bracht de dopeling tot uiting door zijn totale onderdompeling in natuurlijk, stromend, water. Wie zich toelegt op deze metanoia en in het water afdaalt mag vertrouwen op de vergeving van zondigheid, in het Grieks afesis dat zeker ‘vergeving’ kan betekenen, maar evenzeer ‘bevrijding’. Het gaat hier om een bevrijding van de hamartia, de zondigheid. Maar dat woord kan met evenveel reden ‘onderdrukkende macht’ of ‘slavernij’ betekenen. Mogen we hier ook een link maken naar het verhaal van Exodus waar de Hebreeën door het water van de zee moesten trekken om volledig vrij te kunnen zijn van de onderdrukkende macht van Egypte om zo in een totaal nieuwe situatie terecht te komen? Zoiets illustreert Lucas op dichterlijke wijze met een Jesajatekst die spreekt over een bijna onmogelijke transformatie: ‘Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden! Iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel geslecht, kromme wegen recht gemaakt, hobbelige wegen geëffend; en al wat leeft zal zien hoe God redding brengt.’ Hoe dit werk aan de weg van de Heer er concreet uit moet zien laat de evangelist Johannes uitleggen in de tekst die volgt op de perikoop van deze zondag.
Preekvoorbeeld
In het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius… En de evangelist noemt met naam en toenaam de politieke leiders en religieuze autoriteiten van die tijd. Zo beklemtoont hij dat het optreden van Johannes de Doper zich niet afspeelt in het luchtledige, maar geworteld is in onze geschiedenis. Heel indrukwekkend is dat, maar misschien is het ook wel schamper bedoeld. Eigenlijk noemt de evangelist ze ook om hun gewichtigheid wat minder gewicht te geven. Je voelt aan dat hier iets totaal nieuws staat te gebeuren. Maar dat nieuwe gebeurt niet dankzij de groten der aarde. God richtte zich in de woestijn tot een man van Godswege, in kemelharen pij, Johannes was zijn naam. En als je let op wie die hoge heren zijn kan je al vermoeden dat het verhaal dat volgt geen lieflijk sprookje is, maar voortdurend in botsing komt met tegenstand, corruptie en geweld.
Daar, in de woestijn, ging Johannes verkondigen dat de mensen tot inkeer moesten komen. Het kon zo niet blijven duren. Dat verkondigt hij ginder in een onbeduidende uithoek van de wereld. Maar later is gebleken hoe van daaruit iets definitief nieuws op gang is gekomen. In een steeds wijdere kring deinde het uit over de hele wereld. Het was een beweging die mensen oproept plaats te maken voor God en dus ánders met elkaar om te gaan. In die dynamiek van de joodse traditie staat het hele optreden van Jezus en in zijn spoor het christendom; op zijn beste momenten ‘een kunstwerk van menselijkheid’. Daar bereidt Johannes het volk op voor.
Om zijn boodschap kracht bij te zetten, worden hem woorden van de profeet Jesaja in de mond gelegd: Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden... Want God wil in ons leven komen. En wie de Heer in zijn leven láát komen, komt zelf in beweging naar anderen toe. Dan komt de belofte van een wereld van gerechtigheid een heel stuk dichterbij. Maar daarom is het nodig dat we tot inkeer komen en dat iedere kloof zal worden gedicht, elke berg en heuvel wordt geslecht.
Wat zijn die kloven en oneffenheden die verhinderen dat God naar ons toe kan komen? De echte obstakels zitten allereerst in onszelf. De kromme wegen worden enkel recht gemaakt, als we grote schoonmaak houden in ons hart. De keien en de stenen op de weg van de Heer naar ons toe zijn onze angst die ons keer op keer verlamt, ons gebrek aan zelfvertrouwen en – erger nog – het ieder-voor-zich... Terwijl we hier in het Westen mateloos consumeren, vergroten we nog de kloof tussen rijk en arm. Daarom, wees moedig!, roept Johannes ons toe. Denk niet klein over jezelf! Kies voor verandering in je leven! Pak het anders aan en word mensen met een nieuwe visie! Een ommekeer is mogelijk! Dan is de kans groot dat we oog krijgen voor problemen en bedreigingen waar we tot nu toe weinig aandacht aan besteed hebben en die nochtans voor velen van levensbelang zijn; zoals de klimaatverandering en de zorg voor het milieu of dat kinderen in armoede moeten leven of geen degelijk onderwijs genieten. Zo kan die oproep tot bekering verstaan worden als een oproep om ons leven om te keren naar meer solidariteit. Bekering is immers niet zozeer nodig om onze hemel te verdienen of onze ‘ziel en zaligheid’ te redden. Het gaat om de wereld, het gaat om de hele schepping! Dié moet haar voltooiing bereiken, het koninkrijk van God. Dat is geen leven buíten de werkelijkheid, maar een nieuwe manier van leven, een totaal andere manier van omgaan met elkaar en met de wereld rondom ons. Tot die radicale ommekeer in denken en doen roept Johannes ons op.
Want van nature zetten we ons niet in voor meer gerechtigheid, waarheid en vrede, en ook niet voor meer waardigheid en liefde. Van nature hebben wij geen eerbied voor ieders eigenheid, zelfs niet voor ieders geaardheid. Wat zogenaamd ‘volgens de natuur’ is, kan niet de norm of de maatstaf voor ons handelen zijn. De wetten van de natuur zijn immers vaak heel onmenselijk en de natuur kan onnoemlijk wreed zijn. Daarom bereidt Johannes ons voor op de boodschap van Jezus, die in naam van een mens-lievende God zal opkomen voor mededogen en liefdevolle zorg, en iedere mens in zijn waardigheid zal erkennen.
Advent is dan wel wat anders dan toeleven naar een zoeterig of romantisch kerstfeest. Als we Jezus’ geboorte vieren, wordt kerstmis het feest van ónze nieuwe geboorte. Het gaat om onze menswording! Want ‘wat heb ik eraan dat God in Jezus geboren is, als hij niet geboren wordt in mij?’ zei meester Eckhart al in de veertiende eeuw. Het is doen wat we kunnen om het licht dat nu in ons leven misschien nog maar een klein vlammetje is, als een groot licht te laten schijnen. Voor zoveel licht in onze duisternis, ontsteken we vandaag de tweede kaars van de adventskrans.
inleiding Gerard van Buul OFM
preekvoorbeeld Paul Heysse