- Versie
- Downloaden 44
- Bestandsgrootte 214.14 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 13 februari 2021
4 december 2016
Tweede zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 11,1-10; Ps. 72; Rom. 15,4-9; Mat. 3,1-12 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 11,1-10
Met zijn grote geest zag de profeet Jesaja de laatste dingen
en hij sprak de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
(Sirach 48,24-25)
Jesaja 10,5-34 en 11,1-16 vormen een tweeluik. In Jesaja 10 is Assur een instrument in Gods handen om zijn goddeloos volk te straffen (10,5-6.12) en het te doen terugkeren naar Hem, zodat het weer in oprechtheid gaat steunen op JHWH, de Heilige van Israël (10,20-27) Tegen deze donkere achtergrond is onze perikoop een verademing. JHWH gaat niet meer met harde hand te werk (‘Wee Assyrië, gesel van mijn toorn, stok waarmee ik in mijn woede sla’, 10,5), maar laat op tedere wijze een twijg ontspruiten aan de stronk van Isaï (11,1). Een nieuwe toekomst voor Israël breekt aan, een messiaans rijk van gerechtigheid en vrede begint te ontspruiten.
Met het beeld van de stronk van Isaï wordt duidelijk gemaakt dat het om een radicaal nieuw begin gaat. De lijn van de davidische koningen, die niet aan Gods opdracht beantwoorden, wordt afgebroken (omgehakte boom). JHWH begint opnieuw bij Isaï, de Betlehemiet (1 Sam. 16,1-13): ‘Maar uit de stronk van Isaï schiet een telg op, een scheut van zijn wortels komt tot bloei’ (Jes. 11,1). Er is weer hoop: ‘Voor een boom is er altijd hoop: als hij wordt omgehakt, loopt hij weer uit, er blijven nieuwe loten komen. Al wordt zijn wortel in de aarde oud, al gaat zijn stronk dood in de grond, zodra hij water ruikt, bot hij weer uit en vormt twijgen, als een jonge scheut’ (Job 14,7-9).
De geest van JHWH is Gods levensadem die leven geeft aan alles (Ps. 33,6; 104,29-30) en die mensen toerust voor bijzondere opdrachten: kunstenaars (Ex. 31,3), rechters en profeten (Num. 11,17.25) en koningen (1 Sam. 10,6).
Aan deze geest van JHWH, die mensen omvormt en nieuw maakt, ontspringen zes gaven: wijsheid, inzicht, beleid, kracht, kennis en ontzag voor God. Het gaat hierbij om ervaringswijze en ambachtelijke vaardigheden die nodig zijn om te besturen, recht te spreken, op te komen voor de ontrechten, het bestraffen van verdrukkers en het stichten van een rijk van vrede.
Het zijn deze gaven die Salomo bij het begin van zijn koningschap aan God vraagt en van hem geschonken krijgt om koning te zijn op de wijze waarop God koning is (1 Kon. 3,5-15; Deut. 17,4-10; Ps. 72).
Deze zo toegeruste telg van Isaï zal bij alles wat hij doet zijn welbehagen vinden in ontzag voor JHWH (11,3a), want het begin van de wijsheid is de vrees/schroom/liefde voor JHWH (Spr. 9,10). Omdat het koning Salomo hieraan tenslotte ontbrak is het met zijn koningschap verkeerd afgelopen!
De Septuagint en de Vulgaat voegen aan Jesaja 11,3a toe: ‘de geest van ontzag voor de Heer zal hem vervullen’. Op grond van deze vertaling spreekt de Kerk van de zeven gaven van de heilige Geest.
Deze geestverwant van JHWH spreekt eerlijk recht, komt op voor de ontrechten en spreekt verdrukkers bestraffend toe (11,3b-4; Lev. 19,15; Ps. 72,2-4). Gerechtigheid – die op een barmhartige wijze wordt uitgeoefend – en trouw (Hos. 2,21v) draagt hij als een lendendoek om zijn middel. En legt ze dus alleen af als hij gaat slapen (11,5).
De gevolgen van dit geestrijke en begeesterende beleid leidt tot vrede tussen dieren en tussen mensen en dieren. Een paradijselijke toestand, waarin de weerloosheid (kleine jongen/ zuigeling) het wint van alle krachtpatserij: alles van waarde is weerloos, wordt van aanraakbaarheid rijk en aan alles gelijk (Lucebert).
Op Gods heilige berg (Jeruzalem/Israël) heersen gerechtigheid en vrede, en erkenning van en liefde voor JHWH vervullen het hele land (11,6-9; 65,25). Deze vreedzame samenleving van wilde en tamme dieren is ook een gelijkenis die aangeeft dat vijandschap tussen mensen onderling en tussen mensen en dieren opgeheven en verzoend kan worden (vergelijk Het verhaal van Franciscus en de wolf).
De telg/wortel van Isaï, een messiaanse persoon, die dichter bij JHWH staat dan een koning, straalt gezag uit, vervuld als hij is van Gods geest. Hij is een mens naar Gods hart en daarom zoeken de volken hem op, ‘want uit Sion komt de ware Thora, het woord van JHWH uit Jeruzalem’ (2,2-5; 11,10; Ps. 72,2v.17; 122; 87).
‘De christen weet vanuit zijn geloof, dat voor hem de ‘twijg uit de stronk van Isaï’ in Jezus Messias al verschenen is. De jood weet door zijn geloof hoe zeer de late Isaï-twijg nog op zich wachten laat. De jood en de christen zijn het met elkaar eens dat het einde nog in de verte ligt’ (R.Gradwohl).
Lezing uit de Brieven: Romeinen 15,4-9
Zie S.M.J.M. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’, in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Matteüs 3,1-12
Op deze Tweede zondag van de Advent horen wij tegen de achtergrond van het verhaal over de ‘messiaanse’ telg van Isaï (Jes. 11), het verhaal over het eerste optreden van Johannes de doper. Matteüs schildert Johannes vooral als een profeet die verkondigt. Binnen het kader van deze profetische verkondiging vindt het dopen met water met het oog op omkering, plaats.
Het vredesrijk dat de profeet Jesaja verkondigt (Jes. 11) vat Johannes samen met het komen van ‘het koninkrijk van de hemel’, de komst van de heerschappij van God (hét thema van Thora & Profeten!). Hij nodigt de mensen van Judea, van de Jordaan en van Jeruzalem uit om ‘het juk van het koninkrijk der hemelen’ opnieuw op zich te nemen en dus alleen God als hun koning te erkennen, zoals dit in het Sjema (Deut. 6,4-9) wordt beleden. Hieruit vloeit vanzelf voort de opdracht om ‘het juk van de Thora’ op zich te nemen. Het is geen last, maar een voorrecht, een vreugdevolle opdracht (mitswa). Dat betekent dat je je mag wijden aan de Thora, aan studie en in samenhang daarmee aan het ‘doen’ van de Thora: ‘Rabbi Tarfon en anderen zaten in de bovenkamer in het huis van Nitza in Lydda en de vraag was: Wat is belangrijker: leren of doen? Rabbi Tarfon zei: doen is belangrijker. Rabbi Akiba zei: leren is belangrijker. Toen zeiden ze met elkaar: leren is belangrijker, want het leidt tot doen’ (bT Kid.40b).
Met zijn indringende oproep tot ommekeer bereidt Johannes in de geest van de profeet Jesaja de weg voor de komst van de Heer (3,1-3; Jes. 40,1-11). Johannes lijkt op de profeet Elia, die als voorloper geldt van de messiaanse tijd (3,4; Mal. 3,23v; Sir. 48,10).
Vele mensen uit Israël worden geraakt door de verkondiging van Johannes bij de Jordaan in de woestijn (plaats van beproeving en van de eerste liefde van God voor zijn volk). Terwijl zij hun zonden belijden, laten zij zich onderdompelen/dopen.
Wanneer ook Farizeeën en Sadduceeën zich willen laten dopen, onderstreept Johannes dat zij de doop zeer serieus moeten nemen. Doop en omkering vragen om vruchten van bekering metterdaad. Wie niet gaat lijken op een boom die goede vruchten voortbrengt (de mens die de Thora doet, Ps.1), zal omgehakt en in het vuur geworpen worden (3,5-11.12).
Als een nieuwe Elia kondigt Johannes de komst aan van iemand die krachtiger is dan hij en die zal dopen in heilige Geest en vuur. Verwijst Johannes hier naar de komst van God, de Koning, de Krachtige, de Gever van de zes gaven van de geest (Jes. 11) voor wie hij te min is om hem zijn sandalen te brengen (3,11)? Uit het vervolg blijkt dat Johannes verwijst naar Jezus uit Galilea. In deze Jezus komt de krachtige God aan het licht. Jezus laat zich door Johannes dopen, uit solidariteit met alle zondaars die zich hebben laten dopen. Want alleen zo kan hij Gods gerechtigheid vervullen.
Na zijn doop wordt Jezus toegerust met de Geest van God en klinkt er een stem uit de hemel: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde’ (3,13-17).
Na de beproevingen in de woestijn en nadat Johannes gevangen genomen is (4,1-11.12-17), neemt Jezus de verkondiging van Johannes over: ‘Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging. ‘Kom tot inkeer’, zei hij, ‘want het koninkrijk van de hemel is nabij!’
Een stem die roept in de woestijn:
Draag vruchten van bekering.
De wegbereider van Gods rijk,
de schare zoekt zijn lering.
Johannes wijst op wie daar komt,
het Lam van God, je redder.
Ik doop met water, Hij met vuur;
ik minder, Hij gaat verder.
Johannes is zijn naam,
Gods rijk kondigt hij aan,
hij wijst een nieuw bestaan,
een koppig godsgeschenk.
(Andries Govaart, LB 741)
Literatuur
F. Fokkelman/W. Weren (red.), De Bijbel literair, Zoetermeer 2003, 499-512
G.P. Freeman, Umbrië. In de voetsporen van Franciscus, Haarlem 2010 4e (Franciscus en de wolf, p. 157-159)
R. Gradwohl, Bibelauslegungen aus jüdischen Quellen-3, Stuttgart 1988, 138-152
A. Heschel. De Profeten, Vught 2013, 99-143
Matteüs, Schrift 276, 47 (april 2015)
M. Menken, Mozes als model voor Jezus, Haarlem 2008
M. Menken, Het Evangelie van Matteüs, in: TvV-1, 83 (jan.-febr. 2011) 5-17 Moge het gedenken van Maarten Menken (13 maart 1948-21 maart 2016) ons tot zegen zijn!
J. Smit, Het verhaal van Matteüs, Zoetermeer 2007
L. van Tongeren (red.), Joods leven en christelijke eredienst, Baarn 1999, 50-53
Preekvoorbeeld
Vandaag biedt onze Kerk een prachtig menu aan van drie lezingen als aanloop naar Kerstmis: woorden om onze verwachtingen op te wekken en te oriënteren.
Op momenten van crisis heb je mensen nodig die het moreel van het volk kunnen opkrikken. Toen de zwarten in Amerika nog erg onder discriminatie leden, opende Martin Luther King een visioen met zijn toespraak: I have a dream. En toen Obama als president aantrad begon hij met: Yes, we can, waarmee hij hoop wekte bij zijn volk. Jesaja doet hetzelfde op het ogenblik dat de mensen de moed verloren tijdens een moeilijke politieke periode in hun geschiedenis. Hij wekt hen op met een heerlijke droom, een visioen over de toekomst van Israël. Niet bedoeld als goedkoop pepmiddel. Hij heeft het over de stronk van Isaï, dat wil zeggen: de vernieuwing begint aan de wortel. Bovendien zal de geest van de Heer op de nieuwe leider rusten. Die geest is Gods levensadem zelf die alles tot leven wekt.
De gevolgen blijven niet uit: het gaat niet om nieuwe vormen van religieus leven in de privésfeer, maar om onkreukbaarheid in het openbaar leven, om gerechtigheid, met aandacht voor de kleinen in de maatschappij. Een nieuwe wind, een nieuwe adem, die ruimte en toekomst biedt aan elke mens. Jesaja is zo vol van zijn droom dat spontaan beelden bij hem opborrelen die iets suggereren van wereldwijde vrede en veiligheid: ‘Dan huist de wolf bij het lam, vlijt de panter zich neer naast het geitje, grazen tezamen het kalf en het leeuwenjong, een kleuter kan ze weiden!’ ‘Dan zondigt niemand meer… maar de hele aarde zal vervuld zijn met liefde tot God.’
Je leest het verlangen vandaag in de blik van de miljoenen vluchtelingen, op zoek naar een wereld zonder oorlog, zonder geweld voor henzelf en voor hun kinderen. Maar eigenlijk leeft het verlangen ook in het hart van ieder van ons, als we naar ons hart durven luisteren.
Na Jesaja treedt een tweede profeet op: Johannes de Doper. In zijn hart heeft God het verlangen gewekt naar die nieuwe wereld. Om er eerst zelf naartoe te groeien heeft hij zich teruggetrokken in de woestijn: De plaats van afzondering, de plaats van veertig jaar herinneringen van zijn volk dat eens uit Egypte wegtrok en in de woestijn gevormd werd tot het volk van God, om eens het land van de belofte binnen te gaan. Woestijn, waar wij ook door moeten, meestal tegen onze zin. Johannes lokt de mensen naar de woestijn, weg uit hun dagdagelijks leven om ze te herinneren aan hun voorgeschiedenis. Daar komen ze terug tot zichzelf. Daar roept hij ze op tot wat hij noemt: bekering. En de reden voegt hij er dadelijk bij: ‘Het Rijk der hemelen is nabij’. ‘Bereidt de weg van de Heer.’
Het visioen van Jesaja blijft natuurlijk pure romantiek als wij geen concrete stappen zetten. Het volstaat niet om te zeggen: Ik ben gedoopt. Ik heb een lidkaart van de katholieke kerk,’ zoals de Joden zich beriepen op Abraham wiens kinderen zij beweerden te zijn. Johannes vraagt ‘goede vruchten’. Dat vraagt inspanning: we moeten iets doén. En dat roept bij mij spontaan weerstand op, zeker als het op bevel moet. Ik verander mijn gewone manier van doen niet zo graag, ook al moet ik aan mezelf toegeven dat ik soms niet goed bezig ben. Motivering vind ik dan wel als ik besef wie me dit vraagt en als het tot me doordringt dat die verandering me gelukkiger zal maken: bij voorbeeld als ik weet dat ik iemand gelukkig zal maken met een bezoekje, met aandacht voor kwetsbare mensen enz. Ik merk bij mezelf dat het meestal, om niet te zeggen altijd, te maken heeft met: uit mezelf treden.
In de tweede lezing van vandaag kan de apostel Paulus ons daarbij helpen. Hij pleit voor volharding in de beleving van het evangelie. Als christenen zitten we wel op de goede weg, maar we mogen niet langs de weg gaan zitten en blijven zitten. Volharding hebben we nodig om te kunnen aankomen, net zoals een renner die halverwege niet mag opgeven. Anders zal hij nooit de vreugde smaken bij het halen van de meet (eindstreep). Paulus maakt het concreter door ons uit te nodigen om werk te maken van ‘eensgezindheid in de geest van Christus Jezus’: samen bouwen aan die gemeenschap van hoop. Het is een grote uitdaging, vooral in een tijd waarin het individualisme hoogtij viert en vele mensen klagen over eenzaamheid.
Op deze tweede zondag van de Advent helpt ons de liturgie om ons verlangen te wekken naar de komst van de Heer met Kerstmis. De profeet Jesaja opent voor ons een prachtig visioen van een wereld waarin mensen erin lukken om samen in vrede te leven met elkaar, waarin wij kunnen open bloeien. Johannes de Doper neemt ons mee naar de woestijn, de plek waar we niet afgeleid worden door duizend dingen, maar waar we in contact kunnen komen met onze binnenkant, met ons diepere ik. Daar, in ons hart, kan de Heer tot ons spreken en nodigt hij ons uit om ons te keren tot elkaar. Hijzelf breekt zich in de eucharistie en geeft zich aan ons, met de vraag om onszelf ook te breken voor elkaar en vruchtbaar te zijn. Zo groeien we samen naar Kerstmis. Zo zullen we in staat zijn om te doen wat hij ons heeft voorgedaan. Ik vond het kernachtig verwoord in deze slogan: ‘Doe als God: word mens.’
inleiding Henk Janssen OFM
preekvoorbeeld Bob van Laer OFM