28e zondag dhj, B jaar, 13-10-2024

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 30
  • Bestandsgrootte 170.11 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 1 augustus 2024
  • Laatst geüpdatet 1 augustus 2024

28e zondag dhj, B jaar, 13-10-2024

13 oktober 2024
Achtentwintigste zondag door het jaar

Lezingen: Wijsh. 7,7-11; Ps. 90; Heb. 4,12-13; Mar. 10,17-27(30)

 

Inleiding

Wijsheid 7,7-11: wijs als Salomo
Het boek Wijsheid, ook wel ‘Wijsheid van Salomo’ genoemd, stamt uit de laatste eeuwen voor het begin van de gewone jaartelling. Het boek is ontstaan in het Joodse milieu in Egypte, Alexandrië, en ademt de sfeer van de hellenistische cultuur. De naam van Salomo wordt in het geschrift nergens genoemd, maar de auteur schrijft vanuit het perspectief van deze koning, die met een Egyptische prinses getrouwd was. Salomo, zoon van David en Batseba en zijn vaders opvolger, krijgt van de Heer wijsheid. Om die wijsheid, die onder andere tot uitdrukking komt in het ‘Salomonsoordeel’, is Salomo bekend geworden. Wijsheid is geen geleerdheid, maar ‘een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken en onderscheid te maken tussen goed en kwaad’ (1 Kon. 3,1-28). Het boek Wijsheid ademt deze zelfde sfeer, zoals al blijkt uit het openingsvers: ‘Heb de gerechtigheid lief, u die het land bestuurt…’ (Wijsh. 1,1a).
In de eerste lezing wordt de indruk gewekt dat het Salomo zelf is die aan het woord is. De spreker plaatst zichzelf niet op een voetstuk, en stelt dat een koningskind niets meer is dan elke andere sterveling. Ook hij is geboren als een kwetsbare baby en zal eens sterven (7,1-6). Daarin zien we zijn opvatting dat wijsheid niet aangeboren is of door afstamming en positie automatisch doorgegeven wordt. Vervolgens klinkt in de perikoop van vandaag een smeekgebed om wijsheid. Een gebed waaruit de overtuiging blijkt dat wijsheid van God gegeven is, een gave, en meer waard is dan alle macht en goud en zilver van de wereld. Van koning Salomo wordt verteld dat hij bijzonder rijk was, zowel in geld en goederen, als ook in wijsheid (1 Kon. 10,23). Wijsheid brengt een eigen rijkdom voort, een onuitputtelijke schat, vriendschap met God (Wijsh. 7,14). Daarmee wijst deze lezing vooruit naar de evangelielezing, waarin aardse rijkdom een obstakel blijkt te zijn voor het binnengaan in Gods koninkrijk.

Marcus 10,17-27(30): Jezus volgen op zijn weg
Na de verheerlijking op de berg reist Jezus met zijn leerlingen naar Jeruzalem. Een tocht die zal uitlopen op zijn lijden, dood en verrijzenis, zoals Hij driemaal aan zijn leerlingen uitlegt. De derde keer volgt kort na de evangeliepassage van vandaag (Mar. 8,31vv; 9,31v; 10,33v). De leerlingen begrijpen er onderweg niet alles van: de Mensenzoon zal lijden, gedood worden en na drie dagen opstaan? Iemand kan demonen uitdrijven zonder volgeling te zijn (9,38vv)?
‘Volgeling zijn’, en ‘hoe dan?’, blijkt een belangrijk thema. Volgelingen zijn niet alleen de twaalf leerlingen. Er zijn massa’s mensen die met Jezus op weg zijn (10,1). De leerlingen hebben wel een bijzondere positie: zij krijgen apart van de anderen uitleg en verduidelijking. Deze kleine kring rondom Jezus vertolkt de vragen en twijfels van de volgelingen bij wat er zoal onderweg gebeurt. Zo protesteert Petrus na Jezus’ eerste lijdensvoorspelling en worstelen de leerlingen met de vraag waarom zij níet, en een ander, die geen volgeling is, wél demonen kan uitdrijven (9,28v.38vv). Met een verwijzing naar kinderen tracht Jezus hun duidelijk te maken wat de kern is van het ware ‘volgeling zijn’. Worden als kinderen, zonder de ballast van het volwassen leven, zoals aanzien en macht, en rijkdom (9,36v.42; 10.13-16). Dat laatste, rijk bezit, speelt voor de man uit de evangelielezing van vandaag.

Ook daarin vormt een concrete gebeurtenis voor Jezus de aanleiding om zijn leerlingen uit te leggen waar het om gaat als ze Hem willen volgen. De evangelieperikoop bestaat uit drie opeenvolgende fases.
De eerste behelst de ontmoeting van Jezus met deze man.
Vervolgens, als de man is weggegaan, overweegt Jezus hoe moeilijk het is voor een rijke om het Rijk van God binnen te gaan.
En als derde de verzuchting van Petrus dat zij toch alles hebben achtergelaten en Jezus zijn gevolgd, met het antwoord van Jezus.

De ontmoeting met de man is bijzonder, al is het maar omdat de man niet met Jezus mee trekt, Hem niet volgt, maar Hem tegemoet komt. De man blijft zonder naam. (Dat hij jong is vertelt alleen Matteüs in het parallelle verhaal; zie Mat. 19,23-30; Luc. 18,24-30). Zijn rijkdom blijkt pas aan het einde van de ontmoeting.
Deze man ziet Jezus als leraar, maar gaat daar in Jezus’ ogen iets te ver in door Hem met ‘goede meester’ aan te spreken. De benaming ‘goed’ is gereserveerd voor God, corrigeert Jezus hem. Hij verwijst daarmee naar God zelf die de gever is van eeuwig leven en goedheid bewijst aan wie Hem liefhebben en de geboden onderhouden (Ex. 20,6; Deut. 5,10). Dat is een opstapje naar het verdere antwoord, waarin Jezus een aantal geboden noemt, die vooral met onderlinge menselijke verhoudingen te maken hebben. Interessant in deze opsomming is dat Jezus de volgorde wat wijzigt, en het eren van vader en moeder als laatste noemt. Dat gebod is het gebod dat uitloopt op het antwoord waarnaar de man vroeg: de belofte van een lang leven op de grond die God schenkt (Ex. 20,12; Deut. 5,16).
En passant voegt Jezus ook een nieuw gebod toe: niemand tekort doen (apostereoo). Dit werkwoord komt weinig voor in het Nieuwe Testament en wordt meestal vertaald met iets als ‘oplichten, bedriegen’. In de Griekse vertaling van het Eerste Testament zien we echter ook ‘een loon inhouden van een arme’, of ‘wegnemen wat hij nodig heeft’ (Deut. 24,14; Sir. 4,1). Daarmee wordt alvast een link gelegd naar de rijkdom van de man, die straks in beeld komt. Jezus gaat van hem houden, de wetsgetrouwe man die zijn gesprekspartner blijkt te zijn. Maar de plot van deze ontmoeting is bitter: wat de man in de weg zit, is zijn bezit. Hij haakt af als blijkt dat hij alles wat hij heeft zou moeten verkopen en weggeven aan de armen.

Bij God kan alles
Dit gebeuren wordt gevolgd door Jezus’ woorden over hoe zwaar het is voor mensen met geld en bezit om het koninkrijk Gods binnen te gaan. Hij vergelijkt een rijke met een kameel die niet door het oog van een naald heen kan. Verklaringen rond deze uitdrukking dat het hier zou gaan om een smalle poort in de muren van Jeruzalem – voor het bestaan van dit poortje is geen bewijs – lossen niets op. De absurde overdrijving blijft en Jezus benadrukt er het probleem mee. De leerlingen vragen zich ook niet voor niets af wie er dan nog gered kan worden. Jezus houdt hun de wijsheid voor die we bijvoorbeeld ook kennen van de aankondiging van de geboorte van Jezus, of van Isaak: voor God is niets onmogelijk (vgl. Luc. 1,37; Gen. 18,14).
Petrus reageert door erop te wijzen dat zij als leerlingen alles achtergelaten hebben om Jezus te volgen. Marcus beschrijft het al in zijn eerste hoofdstuk. ‘Kom achter Mij aan’, zegt Jezus. En Simon, Andreas, Jakobus en Johannes laten hun netten, boot, vader Zebedeus en diens arbeiders achter (Mar. 1,16-20). Daar begint hun ‘volgeling zijn’. Jezus verzekert hun nu dat ieder die alles achterlaat en Hem volgt beloond zal worden. Dat de leerlingen geen streepje voor hebben omdat zij als eersten Jezus gevolgd zijn, blijkt uit het laatste vers voordat ze hun reis voorzetten naar Jeruzalem ‘Vaak zullen de eersten de laatsten zijn en de laatsten de eersten’ (10,31). Dit vers wordt niet gelezen bij het evangelie van vandaag, maar zou eigenlijk niet mogen ontbreken.

 

Preekvoorbeeld

In de teksten van vandaag gaat het over rijkdom. Maar dan een die niet in geld en goed is uit te drukken. Geld en goed is eerder een ballast die de deur naar het Koninkrijk van God blokkeert. Wat de wereld nodig heeft is niet meer geld maar meer wijsheid. Een boodschap waar we ons vandaag ook in kunnen herkennen. Natuurlijk is geld belangrijk of zelfs voorwaarde om te kunnen leven. Maar de verdeling van de rijkdom en het gebruik van de hulpbronnen vraagt om wijsheid. Opdat er voor iedereen genoeg is en we met onze rijkdom de natuur niet verder kapot maken. Deze wijsheid is zelfs belangrijker dan gezondheid. Dit is wel iets om over na te denken. Want is gezondheid niet de allereerste voorwaarde voor het leven? Gezondheid is, net als wijsheid voor al het goud in de wereld niet te koop. Mooi verwoord in de spreuk: ‘Wie gezond is heeft duizend wensen, wie ziek is heeft nog maar een wens’.
Dat de tekst wijsheid boven gezondheid stelt, zie ik als een verschil tussen persoonlijk en collectief belang. Voor iemands persoonlijke leven is gezondheid voorwaardelijk. Maar voor problemen in de samenleving hebben we wijze mensen nodig. En dat zijn mensen die hun persoonlijk belang ondergeschikt maken aan het collectief belang. Dat is wijsheid. Of zoals het boek 1 Koningen het definieert: ‘een opmerkzame geest om recht te kunnen spreken en onderscheid te maken tussen goed en kwaad’ (1 Kon. 3,1-28). Sinds Adam en Eva weten we al dat wijsheid en problemen van de mensen hier beginnen. Bij het onderscheid tussen goed en kwaad.

De Wijsheidsteksten uit de Bijbel worden toegeschreven aan de wijze koning Salomo. Die trouwens ook puissant rijk was (1 Kon. 10,23). Hij is bekend om het salomonsoordeel (1 Kon. 3,16-28). Hier wordt de koning gevraagd recht te spreken over twee vrouwen die ruzie maken om een baby; zij claimen beiden de moeder te zijn. Salomo’s wijsheid kan worden vergeleken met het woord van God dat volgens Hebreeën ‘scherper is dan een tweesnijdend zwaard’ (Hebr. 4,12). Om de ruzie op te lossen beveelt koning Salomo: ‘Breng mij een zwaard. Snijd het levende kind in tweeën. Geef de ene helft aan de ene vrouw en de andere helft aan de andere vrouw’. Waarop de echte moeder van het kind roept: ‘Nee heer, ik smeek u, geef het kind aan haar! Maar dood het alstublieft niet!’ Nu weet Salomo wie de echte moeder is van het kind. Haar belang is ondergeschikt. Het leven van het kind is belangrijker dan wat dan ook.
Helaas zien we tegenwoordig veel moderne versies van dit verhaal. Waarin moeders en vaders, vechten om, in plaats van vóór hun kinderen. Vechtscheidingen waarin ouders zich opstellen als de vrouw uit het salomonsoordeel die zegt: ‘Als ik het niet krijg, krijg jij het ook niet. Hak het maar doormidden!’ Andere ouders kiezen ervoor afstand te nemen, om te voorkomen dat een kind het gevoel krijgt te worden gespleten – met het risico dat het kind van hen vervreemdt. Wat is wijsheid…?

Zo staat de Bijbel vol met verhalen waarin we leren dat mijn belang in dienst moet staan van een ander of van het gemeenschappelijk belang. Jezus leeft daarvan het uiterste voor wanneer hij zijn leven verliest aan het kruis, maar op die manier zijn boodschap van naastenliefde onsterfelijk maakt.
Dat juist kinderen, die in hun zorg van ons afhankelijk zijn, hierin een sleutelrol spelen, lezen we ook in de parabel die voorafgaat aan de Evangelielezing van vandaag (Mar. 10,13v). Jezus spreekt daar de bekende woorden: ‘Laat de kinderen bij Mij komen. Houd ze niet tegen. Want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij’.
Zo niet de jongeman die vandaag centraal staat in het Evangelie. Hij is, in al zijn rijkdom, niet te benijden. Want het eeuwig leven is voor hem niet benaderbaar. Hij wil geen afstand doen van zijn bezittingen. Jezus ziet liefdevol aan, dat de man afdruipt. Hij leeft in een gouden kooi. Het verhaal heeft een belangrijke boodschap. Hoewel Jezus beseft dat hij de rijke man niet kan redden, wil hij wel dat de leerlingen snappen dat er een radicale ommekeer wordt gevraagd. De leerlingen zijn er danig van geschrokken. Vervolgens zegt Jezus: ‘Kinderen, wat is het moeilijk om het koninkrijk van God binnen te gaan: het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan’ (Mar. 10,25).
Jezus noemt de leerlingen ‘kinderen’. Drukt hij hier mee uit dat de leerlingen nog niet zo wijs zijn als de meester. Dat zij nog moeten groeien in geloof en wijsheid? Of wil hij hen met die woorden geruststellen. Verwijzend naar de eerdere zin uit dit hoofdstuk van Marcus: Laat de kinderen tot mij komen, want het koninkrijk van God behoort toe aan wie is zoals zij. Kinderen die, net als in het salomonsoordeel, gespleten kunnen raken door eigenbelang en het belang van een ander. Door rijkdom te willen vergaren en te delen. Wat is wijsheid…?
Misschien wil Jezus ons leren dat wij moeten zijn als kinderen. Omdat kinderen ons laten bukken en knielen. Jezus wil zich juist door de kinderen laten aanraken (Mar. 10, 16). Omdat kinderen ons dwingen voor hen te zorgen en het eigen belang opzij te zetten. Jezus had weinig op met de tempel-elite en andere hooggeplaatsten. Net als de rijke man, hebben die er minder van begrepen dan de kinderen. Zij kunnen ons met hun onbevangenheid iets leren dat wij ‘in de wijsheid die met de jaren komt’, zijn vergeten. Want wie kan kijken door de ogen van een kind, weet hoe het koninkrijk van God er uit ziet. Wie durft te bukken en te buigen, past ook door een nauwe poort. Wie alles weggeeft, heeft niets te verliezen.

Zo leven we ons leven van alfa naar omega, van A naar Beter of in het Hebreeuws alfabet van gimel tot koef. In het Hebreeuws hebben letters een naam. De gimel is de derde letter van het alfabet en staat voor kameel. De 19e letter koef staat voor het oog van de naald. Om onze levensreis te voltooien moeten we dus van kameel door het oog van de naald gaan, waarbij we al onze bezittingen achter moeten laten. Delen, ook wanneer het pijn doet, naar elkaar om te zien. Wij kunnen het koninkrijk van God bereiken wanneer we bevrijd zijn van bezit, status en wat anderen van ons verwachten. Hoe dat er uit ziet, laten kinderen ons zien.
Het is durven geloven in het schijnbaar onmogelijke dat een kameel of zelfs een olifant door het oog van een naald kan. Geloven dat deze keer een vierkant blokje wél door een rond gaatje past. Kinderen herinneren ons er aan hoe de wereld er uit zag in het paradijs. Vóór we aten van de boom van kennis van goed en kwaad. Onbevangen, nog niet belast met verantwoordelijkheid en bezit.
Het koninkrijk van God begint wanneer we zijn zoals kinderen. Wanneer wijsheid niet uit een computer komt maar uit het hart. Wanneer we onderscheid kunnen maken tussen goed en kwaad, eigenbelang en gemeenschappelijk belang, bezit en ballast. Wanneer we onszelf klein maken en de ander groot. Dan wordt het onmogelijke mogelijk. Dát is het rijk van God. En we maken het met elkaar.

 

inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld drs. Sanneke Brouwers