- Versie
- Downloaden 29
- Bestandsgrootte 299.98 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 26 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
25 september 2011
Zesentwintigste zondag door het jaar
Lezingen: Ezech. 18,25-28; Ps. 25; Fil. 2,1-(5)11; Mat. 21,28-32 (A-jaar)
Inleiding
Ezechiël 18, 25-28
Een bevrijdende boodschap heeft de profeet Ezechiël voor mensen die zich belast voelen door wat hun ouders of hun kinderen gedaan hebben en waar ze zelf geen schuld aan hebben. En ook voor mensen die door hun slechte verleden gehinderd worden bij het beginnen van een nieuwe toekomst.
Ezechiël richt zich tot de ballingen die ver van huis zitten, hun eigenheid kwijt zijn.
De leiders hebben gefaald, het koningschap is ten onder gegaan, de tempel is verdwenen. De generatie die in ballingschap geboren is en opgroeit, heeft het gevoel dat zij de gevolgen ondergaan wat hun ouders en grootouders verkeerd gedaan hebben. Vandaar de spreuk ‘De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden van de kinderen zijn er stroef van’ (Ezech. 18,2). Wij zitten met de gevolgen. Wat voor toekomst hebben wij?
De profeet wil deze wanhopige uitspraak niet meer horen: hou op met dit te zeggen en weg te zinken in een uitzichtloze situatie. Hij heeft een boodschap die hen eruit haalt.
Aan wat hun vaders gedaan hebben zijn zij niet schuldig, en hun situatie moeten ze niet beschouwen als een straf voor de fouten van hun vaders. Ieder is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn eigen daden. De ouders voor wat zij hebben gedaan en doen. En de kinderen voor wat zij nu doen. Ieder heeft ook de mogelijkheid om zijn eigen gedrag te veranderen, en is daar ook verantwoordelijk voor.
De profeet roept op tot bekering. Wie goddeloos leeft, maar zich afkeert van de zonden die hij begaan heeft, zich houdt aan Gods geboden en goed doet, zal in leven blijven en niet sterven. De misdaden die hij heeft begaan worden hem niet aangerekend, door zijn daden van gerechtigheid zal hij leven. Wat een bevrijdende boodschap! God wil niet dat je als een slecht mens sterft. Hij wil een ommekeer, opdat je in leven blijft.
Maar als iemand goed geleefd heeft en niet langer gerechtigheid doet, onrecht pleegt en wandaden begaat van een slecht mens, zal hij sterven. Al zijn goede daden tellen niet langer meer.
Is dit wel rechtvaardig? Er waren er die vonden van niet: ‘De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!’ Het antwoord is: ‘Ben ik niet rechtvaardig? Zijn jullie het niet die onrechtvaardige wegen gaan?’ God beoordeelt ieder naar de weg die hij of zij nu gaat.
Gods gerechtigheid is een dynamisch en actueel gebeuren, en is erop gericht dat allen leven. Daar heeft hij vreugde in. Daarom biedt hij ieder de kans om een nieuw begin te maken en pint hij niemand op zijn verleden vast, maar opent hij de toekomst voor wie de weg van de gerechtigheid kiest. Als je die weg gaat, blijf dan op die weg, want als je ervan afwijkt en het slechte pad kiest, zit je op een dode weg en helpt je goede verleden jou niet meer.Kom tot inkeer, is de oproep aan allen. Kies voor de weg van Gods gerechtigheid, die alle vergelding te boven gaat, barmhartig en royaal is, het leven van allen wil.
Matteüs 21,28-32
De gelijkenis van de twee kinderen hangt heel nauw samen met de voorafgaande perikoop over de vraag naar bevoegdheid, en vormt een eenheid met de gelijkenissen die volgen.
Het speelt zich af in de tempel waar Jezus onderricht geeft. Jezus richt zich tot de hogepriesters en oudsten, die de verantwoordelijkheid dragen voor de gang van zaken in de tempel, en bevoegdheid voor onderricht kunnen geven. Zij zijn naar hem toegekomen met de vraag met welke bevoegdheid hij alles doet. Hun antwoord stond al wel vast. Jezus confronteert hen daarmee door te vragen naar de bevoegdheid van Johannes de Doper die het volk als een profeet beschouwde. Waar kwam zijn doopsel vandaan? Zij redden zich uit het dilemma door te zeggen: ‘wij weten het niet.’ Waarop Jezus ook weigert op hun vraag in te gaan.
Daarmee zijn ze niet van Jezus af. Hij op zijn beurt begint hen vragen te stellen naar hun gedrag, aan de hand van twee gelijkenissen. Vandaag de eerste gelijkenis, over de vader met twee kinderen. Het is een van de kortste gelijkenissen van Jezus. In enkele zinnen confronteert hij de leiders met hun doen en zet hij hen tot nadenken daarover.
De gelijkenis begint en eindigt met een vraag. Wat dunkt u van het volgende? Iemand heeft twee kinderen. Hij gaat naar de eerste, spreekt hem liefdevol aan met ‘kind’: ‘Ga vandaag werken in mijn wijngaard.’ Het kind spreekt zijn vader aan met ‘heer’, wat respectvol, maar ook nog al afstandelijk klinkt. Het zegt ja, maar doet nee.
De vader gaat met dezelfde opdracht naar de tweede die botweg weigert: ‘Ik wil niet’. Later krijgt hij er spijt van en gaat toch. Wie van de twee heeft de wil van de vader gedaan?
De leiders moeten zelf het antwoord geven op de vraag die Jezus aan de gelijkenis verbindt en spreken daarmee een oordeel over zichzelf uit. Jezus past de gelijkenis toe op hun houding tegenover Johannes de Doper. De leiders die ongetwijfeld claimden dat zij zich aan de Thora hielden, hebben geen geloof aan Johannes de Doper geschonken. De tollenaars en hoeren wel. Ook toen ze dat zagen, hebben ze er later geen spijt van gekregen, en hem alsnog geloofd. Hier keren ‘het spijt krijgen’ en het ‘later’ van de gelijkenis weer terug. De tollenaars en hoeren gaan u voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God. Zij geloofden Johannes de Doper, en zijn met hem verbonden zoals Jezus een vriend werd van tollenaars en zondaars en hoeren.
Matteüs heeft Johannes de Doper nauwer met Jezus en zijn optreden verbonden. Hij verkondigt al, net als Jezus, de nabijheid van het koninkrijk van de hemel (Mat. 3,2). Bij zijn doop zegt Jezus ‘het is goed dat wij zo alle gerechtigheid vervullen’. Johannes de Doper, zo horen wij hier, kwam naar u toe op de weg van de gerechtigheid. Dat wil zeggen de weg van de Thora en de uitleg ervan. Johannes heeft de Thora opnieuw geïnterpreteerd en verkondigd wat gerechtigheid nu inhoudt.
De leiders zijn er niet op ingegaan. Ze hebben Johannes de Doper niet serieus genomen, en zullen het waarschijnlijk ook niet doen te aanzien van Jezus wiens evangelie als centraal thema heeft wat met Johannes begon: de verkondiging van het koninkrijk van de hemel en zijn gerechtigheid.
Gaan werken in de wijngaard is gaan werken aan gerechtigheid: Gods gerechtigheid zoeken, zijn wil volbrengen. Het is een dynamisch gebeuren. De bijbel getuigt ervan. Daar kom je ook gebeurtenissen tegen waarvan je zegt dat is toch onrecht, en het werd aan God verbonden, zoals gewelddadige verovering van land en het uitmoorden van mensen. Maar door alle onrecht heen groeit het besef wat Gods gerechtigheid inhoudt en wat zij vraagt in verschillende omstandigheden.
In een tijd van hogere technische ontwikkeling mogen hogere eisen gesteld worden aan het doen van gerechtigheid, bestrijding van honger, armoede, en ander onrecht in de wereld. Nieuwe psychologische inzichten helpen om recht te doen aan mensen die van aanleg en geaardheid verschillen, waar men eerder weinig of geen notie van had.
Uit de Bergrede en het hele evangelie blijkt dat het Jezus gaat om een royale gerechtigheid, die zich niet alleen houdt aan wat wettelijk voorgeschreven is, maar aan mensen het bestaan geeft en hen helpt te zijn wie ze kunnen zijn.
Dit vraagt alle aandacht en is een voortdurende bewustwording. Zo gemakkelijk denken we dat we de ander wel kennen en weten wat hij of zij nodig heeft, maar is dat ook zo? Je kunt dit alleen maar achterhalen door te vragen en te luisteren.
Er is veel te doen in de wijngaard. Met nadruk zegt de vader: Kind, ga nu werken in mijn wijngaard. Nu, vandaag. Het werk kan geen uitstel lijden, en moet altijd doorgaan. Als je geweigerd hebt eraan te beginnen, is het nog niet te laat. Ga nu werken in mijn wijngaard, blijft de opdracht.
In Filippenzen 2,1-11 geeft Paulus de houding waarmee je God en mensen recht doet, en ook zelf tot je recht komt. Door niet alleen aan je eigen belangen te denken, niet te gaan handelen uit geldingsdrang of eigenwaan, maar in de geest van messias Jezus.
Die klampte zich niet vast aan zijn goddelijke status, maar deed er afstand van, en werd een nederig mens, een dienaar – zoals de knecht in Jesaja 53 – die zichzelf helemaal gaf tot in de dood. Daarom is hij hoog verheven, deelt hij in Gods naam, en verdient hij de erkenning van allen als ‘Heer’ die het gaat om de eer van God en het heil van alle mensen.
Literatuur
Nico Tromp, Een bewogen grensganger, De Horstink, Amerfoort 1980, blz.38-40.
Wim Weren, Matteüs, KBS, ’s Hertogenbosch, 1994, blz. 194-200.
C.J. den Heyer, Paulus, Meinema, Zoetermeer, 1998, blz. 187 – 204.
Preekvoorbeeld
Inleiding: Hoe voel je aan dat je de weg van God gaat?
Uit hetzelfde nest komen de meesten hier, uit een katholiek nest, met een katholieke nestgeur, een geur van wierook en kaarsen, die een zekere geborgenheid geeft. Daarin lijkt het gemakkelijker om met God om te gaan. Maar weten we eerlijk wat God met ons wil? Komend uit hetzelfde nest kunnen we tegengestelde wegen gaan! Kiezen om alles bij het oude te laten of om op nieuwe wegen goed te doen.
Vandaag horen we dat het niet vanzelfsprekend is om Gods wegen te gaan, ook al kom je uit een goed nest! Vandaag zegt Jezus dat sommige hoeren en tollenaars ons voorgaan op de weg van God, dat wordt spannend.
Overweging
Als je kiest voor de weg van de gerechtigheid, dan heeft God daar vreugde in, dan zul je leven, zegt de profeet Ezechiël tegen zijn medemensen in ballingschap. Hun ouders hadden er een zooitje van gemaakt en nu zitten zij in de penarie.
Kom tot inkeer, kies voor Gods rechte weg en je zult leven! Deze woorden klinken ook voor ons. Ook al heb je fouten gemaakt of ben je onrechtvaardig geweest, jij kunt omkeren en de goede weg gaan. Kies Gods weg en je zult leven!
Hoe weet je of je Gods weg gaat? Dat vragen de machthebbers ook aan Jezus. Ze vinden hem een bedreiging van hun macht en trekken zijn bevoegdheid in twijfel. Als Jezus hen antwoordt door te vragen naar de bevoegdheid van Johannes de Doper staan ze met hun mond vol tanden. Dan daagt Jezus hen uit met het verhaal over de vader met twee kinderen, die twee heel verschillende wegen gaan.
Wie kan erover meepraten dat je broer of zus, toch uit hetzelfde nest, heel anders is? Je hebt dezelfde kansen en dezelfde ouders en toch ben je andere wegen gegaan.
De bijbel kent meer broers of zussen die elkaars tegenpolen zijn. Kaïn en Abel. De jongste verloren zoon en de oudste de thuisblijver. De zussen Maria en Marta. Tussen broers en zussen kan grote rivaliteit ontstaan.
Sommigen gaan rechte wegen en anderen raken op het verkeerde pad. Sommigen blijken onverwacht veel religieuzer te zijn dan de trouwe kerkganger. Iemands zoon hier komt nooit in de kerk, maar doet wel de goede dingen. Hij lijkt op de tweede zoon in het evangelie, die weigert zijn vader te helpen in de wijngaard, maar de vraag van zijn vader blijft in zijn hoofd doorzeuren. Hij weet dat zijn vader hulp nodig heeft, want rijpe druiven wachten niet een paar dagen. Hij gaat ten slotte toch helpen. De brave eerste zoon laat het afweten.
Tegen de leiders van de tempel zegt Jezus: ‘Jullie zijn als de eerste zoon, want jullie praten mooi, maar doen niet.’ Corrupte tollenaars en de ontuchtige hoeren, die proberen ondanks hun zonden toch anderen te helpen, doen op onverwachte wijze wel wat God wil. Neem een voorbeeld aan hen!
Zolang het over anderen gaat vinden we het aardig dat mooipraters te kijk worden gezet. Maar de vraag is op wie wij zélf lijken!
Doen wíj wat God vraagt? Welk kind zijn wij? Zijn we de enthousiasteling die volmondig ‘ja’ zegt op God, maar niets doet? Of herkennen we ons meer in degene, die geen zin heeft en toch gaat helpen? Of herkennen we onszelf in beiden, omdat perioden van lauwheid worden gevolgd door tijden van gedrevenheid?
Ik denk dat goed en kwaad allebei in ons zitten. Daarom moet we voorzichtig zijn bij het beoordelen of afschrijven van elkaar.
Veel jongeren beschouwen zichzelf niet als gelovige, omdat ze niet naar de kerk gaan. Maar soms blijken wel hun vragen naar God, hun zoeken naar stilte, hun drive voor gerechtigheid. Zo veel vrijwilligers, jong en oud, zorgen dat onze maatschappij leefbaar blijft. Gods Geest werkt op onverwachte plaatsen en antwoord aan God gaat nu via Facebook, gebeurt in verzet tegen onrecht in jouw buurt, in wereldwijde bestrijding van honger en geweld en in onze inzet voor duurzaamheid en vrede.
Wij mogen meewerken in Gods wijngaard. Het is nooit te laat om te beginnen en om de ja-en-amen-zegger in onszelf de mond te snoeren en op te staan voor een nieuw begin van leven in Gods naam.
Nol Sales, inleiding
Paulus van Mansfeld, preekvoorbeeld