- Versie
- Downloaden 43
- Bestandsgrootte 297.54 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 23 januari 2021
28 november 2010
Eerste zondag van de Advent
Lezingen: Jes. 2,1-5; Ps. 122; Rom. 13,11-14; Mat. 24,37-44 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 2,1-5
Hizkia had gedaan wat de Heer goed vindt,
hij hield krachtig vast aan de levenswijze van zijn voorvader David,
zoals de profeet Jesaja hem had voorgeschreven –
groot was die en betrouwbaar in zijn visioenen.
In zijn tijd ging de zon achteruit
en werd het leven van de koning verlengd.
Met zijn grote geest zag hij de laatste dingen
en sprak hij de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
Sirach 48,22-25
De profeet Jesaja, zoon van Amos, is een ziener die in het Zuidrijk Juda optreedt (740-700; 1,2; 2,1). Hij besteedt veel aandacht aan de belangrijke positie die Jeruzalem/Sion inneemt als stad van koning David en als de plaats waar JHWH zetelt. Voor hem is JHWH de Heilige, die afgezonderd is van de mensen (6,1-3) én Immanuël, God-met-ons (7,14).
In de ouverture van zijn boek (1,1-2,5) vergelijkt Jesaja Sion met Sodom en Gomorra en met een hoer, vanwege haar ontrouw en ongerechtigheid (1,9.21). Hij klaagt het ontrouwe volk aan: ‘Wee dit ontrouwe volk, vol ongerechtigheid, volk van zondaars, verdorven geslacht. Zij hebben JHWH verlaten, de Heilige van Israël versmaad, hem de rug toegekeerd’ (1,4). De Heilige, als God-met-ons, is bewogen om Jeruzalem en spant zich in om Sion tot omkeer te brengen: ‘Sion zal verlost worden door recht en wie zich bekeert door gerechtigheid’ (1,27). Dan zal Sion weer haar erenaam kunnen dragen: ‘Stad van gerechtigheid en trouw’ (1,26). Dan kan Sion weer aan haar opdracht beantwoorden en zullen de volken optrekken naar de tempel van Jakobs God (2,1-5).
Jesaja verwoordt wat hij in visioenen gezien heeft (1,1; 2,1). De berg Sion met de tempel van de Heilige erop staat vast als een rots en is hoog verheven boven alle bergen. Het accent ligt op de tempel als plaats waar JHWH woont, hij is betrouwbaar als een rots:
Ik sla mijn ogen op naar de bergen, van waar komt mijn hulp? Mijn hulp komt van JHWH die hemel en aarde gemaakt heeft’ (Ps. 121,1v).
Naar de tempel van Jakobs God zullen de volken optrekken, want daar zal hij hen onderrichten en de weg wijzen en zij zullen zijn paden bewandelen. De tempel op de Sion wordt een leerhuis waarin de Thora en het woord van JHWH gelernt worden (2,3), zodat er gerechtigheid geschiedt tussen de volken. Zij geven metterdaad gehoor aan Gods oordelend woord en maken van hun wapens tuingereedschap. Zonder wapens zal er geen oorlog meer zijn, mensen zullen vergeten wat een oorlog is. Dankzij gerechtigheid tussen de volken is er vrede (1,4; 9,6): ‘Ieder zal zitten onder zijn wijnrank en onder zijn vijgenboom, door niemand opgeschrikt, want JHWH van de hemelse machten heeft gesproken’ (Mi. 4,4).
Het ‘Wee dit ontrouwe volk’ (1,4) is veranderd in ‘Nakomelingen van Jakob, kom mee’ (2,5). De inwoners van Sion/Jeruzalem, stad van gerechtigheid en trouw, worden uitgenodigd om te leven in het licht van JHWH, te leven volgens Gods Thora, ‘een lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad’ (Ps. 119,105). Israël en de andere volken moeten het hebben van Gods heilbrengend licht dat op de Sion van hem uit gaat, vrede voor allen (Ps. 122).
In dagen die nog komen zal het zijn
dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegen,
je leert de oorlog af, je snoeit je wijnstok
en strekt je in de schaduw van je bomen.
En niemand vreest nog voor een nieuwe morgen.
Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek, 371
Evangelielezing: Matteüs 24,32-44
Op de Olijfberg bereidt Jezus zijn leerlingen voor op de wederkomst van de Mensenzoon, die onverwacht zal komen op de wolken, bekleed met macht en grote luister, en zijn engelen zal uitzenden om alle uitverkorenen te verzamelen (24,1-31).
Aan de hand van de vijgenboom – teken van messiaanse vrede – brengt Jezus zijn leerlingen bij om de tekenen des tijds te verstaan, zodat zij tijdig weten dat het einde nabij is en de Mensenzoon komt om te oordelen (25,1-46).
Jezus vergelijkt deze tijd met de tijd van Noach, toen de mensen zonder aandacht voor God hun leventje leidden en onrecht deden en de zondvloed hen overviel (vv. 37-39).
De komst van de Mensenzoon zal scheiding brengen tussen mensen die de zeven werken van barmhartigheid in praktijk hebben gebracht en hen die dit niet hebben gedaan (25,31-46): ‘Hun staat een eeuwige bestraffing te wachten, de rechtvaardigen daarentegen het eeuwige leven’ (25,46 vgl. 40v).
Jezus raadt zijn leerlingen aan om waakzaam te zijn en altijd klaar te staan, ‘want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht’ (24,42-44).
Wij worden uitgenodigd om met aandacht te leven, gerechtigheid te doen en vrede te stichten, zodat de onverwachte komst van de Mensenzoon ons niet overvalt.
In zijn bespreking van Het Compendium van de Sociale Leer van de Kerk schrijft Jan Hulshof: ‘Je moet dus van het compendium niet alles verwachten. Maar wat mij betreft, mag het er zijn, omdat het ons als leerlingen van Jezus goed bij de les houdt. Die les is wel moeilijk om in praktijk te brengen, maar in de kern zo eenvoudig dat de 525 bladzijden van het compendium in een handvol woorden samen te vatten zijn: dat God elke mens geschapen heeft naar zijn beeld en gelijkenis; dat daarom elke mens drager is van een unieke waardigheid en tot zijn of haar recht dient te komen. En dat daarom ook Gods laatste woord – we noemen dat het laatste oordeel – niet gaat over kerkbezoek of kerkelijke leer, hoe belangrijk ook, maar over een beker water, een warme douche, een bord erwtensoep, of een wollen trui, voor de minsten van Jezus’ broeders en zusters.’
Literatuur:
De Bijbel Spiritueel, 351-357.527-542
Een beschouwende Rondgang door de Kapel van Barmhartigheid, Tilburg 2007
J. Hulshof/H. Pieper (red.), Katholieken aan een tweesprong, ’s-Hertogenbosch 2006
J. Smit, Het verhaal van Matteüs. Sleutelpassages uit zijn evangelie, Zoetermeer 2007
Preekvoorbeeld
Deze eerste zondag van de Advent is tegelijkertijd ook de eerste zondag van het kerkelijk jaar.
Een soort kerkelijk nieuwjaar dus. Gedurende de komende Advent mogen wij opnieuw verwachtingsvol toeleven naar het Kerstfeest, het geboortefeest van onze Heer.
Maar staan wij echt zo verwachtingsvol in het leven? Deze tijd van het jaar, met zijn korte dagen en lange nachten, zijn er relatief veel mensen eerder wat down en depressief. En laten wij eerlijk zijn, ieder van ons ziet het, om het modieus te zeggen, wel eens niet zo zitten. Ons leven is bijna nooit volkomen wolkeloos. Er zijn zorgen over studie of werk; zorgen over relaties en onderlinge verhoudingen. En op de achtergrond is er veel nieuws dat de angst en het onbehagen in ons hart dreigt aan te wakkeren. De zorgen over de economie maar ook de ecologische problemen kunnen ons in ernstige mate onzeker maken. Veel seinen in onze samenleving lijken op onveilig te staan. In die situatie kunnen mensen moedeloos en onverschillig worden. Het gevaar is groot dat wij Gods water over God akker laten stromen. Het zal mijn tijd wel duren, kan dan de redenering zijn. En de wereld wordt de wereld gelaten. Met het beeld van het evangelie van vandaag: na ons de zondvloed. Menigeen richt zich op zijn eigen natje en droogje. In deze laatste maand van het jaar wordt gemakkelijk verstrooiing gezocht bij de pakjes van Sinterklaas en het diner op eerste kerstmiddag. Het lijkt op de geesteshouding van de mensen in de dagen van Noach.
Jezus schetst ons een herkenbaar beeld. Het waren dagen van eten en drinken; van kopen en verkopen; van verliefd worden en huwen. De dagen van huisje, boompje, beestje. Vlakke dagen, zonder veel toekomstverwachting. Vooral een tijd dat je zorgt er zelf zo goed mogelijk uit te springen. En plotseling is daar de zondvloed. Hoe verstaan wij dit evangelie? Als dreiging of toch meer als een boodschap die ons wil uitdagen? De Mensenzoon komt, Christus komt, even onverwacht als eens de zondvloed kwam. Het evangelie daagt ieder van ons uit om ons leven tegen het licht te houden; om eerlijk in de spiegel te kijken. Ben ik echt een waakzaam mens dat vol vertrouwen uitziet naar de komst van de Heer? Leef ik werkelijk vanuit een concrete toekomstverwachting? Het zijn gewetensvragen die alleen wijzelf kunnen beantwoorden.
Ons aardse leven is eindig. Wij krijgen het voor een beperkt aantal jaren. Als wij geluk hebben voor 70 of 80 jaar. Maar iedereen weet: vroeg of laat komt het einde. Mogen wij het evangelie van vandaag niet horen als een oproep om onze geschonken tijd goed te gebruiken?
Wees een waakzaam mens die de geschonken tijd gebruikt als een kans, als een uitdaging. Waakzaam zijn heeft in de H. Schrift te maken met durven verwachten en blijven hopen.
Sommigen van u zullen misschien zeggen: Jij hebt gemakkelijk praten, je moest maar eens in mijn schoenen staan. Er zijn mensen, ook in ons midden, die zoveel te verstouwen krijgen dat ieder verwachtingsvol leven direct in de kiem wordt gesmoord. Zoveel zaken kunnen onze hoop en verwachting tot in de wortel kapot maken. Je zult maar geen werk hebben en na iedere sollicitatiebrief nul op het rekest krijgen. Een ander heeft angst voor de uitslag van een medisch onderzoek. Een derde heeft ellende met een van de kinderen. Alles lijkt onverzoenlijk te zijn vastgelopen. In een dergelijke situatie wordt de oproep tot waakzaamheid tot een vreemd en vervreemdend woord. Een woord voor de preekstoel maar zonder veel realiteitsgehalte.
Toch klinkt vandaag aan het begin van de Advent die evangelische oproep tot waakzaamheid. En de diepste reden ligt niet in onze voor- of tegenspoed maar allereerst in een houding van vertrouwen. Vertrouwen dat God ons vasthoudt, hoe dan ook. Te midden van verwarring en onbehagen over kleine en grote problemen in ons eigen leven en de grote wereld, mogen wij leven vanuit hoop. Niet met ons hoofd in de wolken maar vanuit het gelovig besef dat wij het allemaal niet alleen hoeven te klaren. God is trouw. Met ons gaat Hij die ons tot waakzaamheid oproept.
Vandaag is de eerste Adventskaars ontstoken. Een klein licht dat verwijst naar het grote licht, naar de komende Christus als het Licht van de wereld. Vroeg of laat komt het einde. Het evangelie van deze dag scherpt ons dat nog eens goed in. Niet om ons te verlammen, maar ons uit te dagen. Veeleer roept het evangelie ons op de geschonken tijd goed te gebruiken. Leef zo dat je je kunt verantwoorden als de Mensenzoon komt. Als je Christus zult ontmoeten van aangezicht tot aangezicht. Niet tot ons oordeel maar tot ons voordeel ! Dat wij met aandacht voor God en de medemens leven; gerechtigheid realiseren en vrede stichten, in het groot en in het klein.
Henk Janssen ofm, inleiding
Gerard de Korte, preekvoorbeeld