- Versie
- Downloaden 29
- Bestandsgrootte 317.81 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 27 juli 2019
- Laatst geüpdatet 18 februari 2021
7 augustus 2016
Negentiende zondag door het jaar
Lezingen: Wijsh. 18,6-9; Ps. 33; Heb. 11,1-2.9-(12)19; Luc. 12,32(35)-(40)48 (C-jaar)
Inleiding
Wijsheid 18,6-9
Deze eerste lezing is genomen uit het deuterocanonieke boek Wijsheid. Het boek komt niet voor in de Hebreeuwse bijbel, wel in de Septuagint, waar het ‘Wijsheid van Salomo’ wordt genoemd. Het is een Grieks geschrift, dat kort voor of na het begin van onze jaartelling is geschreven, vermoedelijk in Alexandrië, in de Joodse diaspora. Het is dus niet door koning Salomo geschreven maar vanwege de inhoud – over de aard van de Wijsheid – naar hem genoemd. Het is geschreven door een Joodse leraar die zeer betrokken was bij zijn geloofsgenoten en hun geloofstradities.
Het grootste deel van dit geschrift (Wijsh. 10–19) beschrijft, in de vorm van een gebed, de zegeningen van de Wijsheid in de geschiedenis van Adam tot Mozes, waarbij dankbaar aan Gods bevrijdend handelen wordt herinnerd. En aan het verschil tussen trouw aan God en afgoderij. De auteur spreekt ter bemoediging van zijn joodse geloofsgenoten, die toen vooral te lijden hadden van hun Griekse medeburgers.
Vers 6 beschrijft, hoe God die nacht van de bevrijding had aangekondigd aan het joodse volk, onze vaderen of de heiligen, zodat het volk erop voorbereid was en – niet onbelangrijk – dat het goede moed had om weg te trekken uit Egypte en niet zou wankelen in zijn vertrouwen op God (zie Ex. 11,4-7).
De verzen 7b, c en 8a, b vormen een heel compacte tekst, waarin het chiasme ‘redding van de rechtvaardigen’ en ‘ondergang van hun vijanden’ respectievelijk ‘de straf van onze vijanden’ en ‘ voor ons … een zege’ deze compactheid versterkt. De verzen 7 en 8 spreken over het ontvangen van de bevrijding van het volk: de redding van de rechtvaardigen en de ondergang van de vijanden.
In vers 8 wordt deze bevrijdende handeling direct op God betrokken met ‘Zoals Gij … zo hebt Gij…’ (2e persoon). De ene heilsdaad van God heeft twee kanten: de ondergang van de vijanden – de dood van de eerstgeborenen (Ex. 12,29vv), en de verdrinkingsdood van het leger van Egypte in de Rode Zee (Ex. 14,23-28) – was tegelijkertijd de redding, de verheerlijking van Gods volk (Ex. 14,29-30. Hiermee bond God zijn volk aan zich en bewerkte daarmee, dat het volk trouw bleef aan hem en vertrouwen in hem had. Dat vertrouwen beschaamt hij nooit.
Vers 9 gaat hier nog verder op in en licht toe, hoe de bevrijding, genoemd in vers 7, plaats had. Namelijk omdat het volk, kinderen van goede mensen, in het verborgene, verborgen voor de Egyptenaren, offers bracht en de goddelijke wet eensgezind onderhield, en wel zo dat het later op gelijke wijze deel zou krijgen aan het goede en aan de gevaren. Daarop vooruit lopend zong het volk al de lof der vaderen. (En dat stond in schril contrast met het geschreeuw van de vijanden en gejammer van hen die hun eerstgeborenen hadden verloren, Wijsh. 18,10.)
Met een beroep op het verleden, op de gebeurtenissen van dié nacht, stelt de schrijver Gods trouw, bemoediging en bevrijdend handelen present. Dat is ook de basis voor hem om zijn tijdgenoten op te roepen trouw te blijven aan God en moed en vertrouwen te blijven houden op Gods bevrijdend handelen. Hij wil op deze wijze zijn geloofsgenoten bemoedigen en spoort ze aan vast te houden aan de eigen godsdienst van Israël.
Luc. 12,35-40 of 12,32-48
I De korte versie, de verzen 35-40
De evangelielezing vormt het slot in een reeks aansporingen van Jezus aan zijn leerlingen.
De leerlingen en volgelingen van Jezus verwachtten, dat met Jezus komst ook het koninkrijk en de heerschappij van God zeer snel zouden komen.
In de voorgaande verzen heeft Jezus opgeroepen niet bezorgd te zijn om je eigen leven, maar je aandacht te richten op het zoeken naar Gods koninkrijk (22-31); en om niet bevreesd te zijn om je dagelijkse behoeften… ‘want het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te geven’ (32-34).
In deze perikoop komt Jezus tot de kern van de zaak. Samengevat: ‘Weest waakzaam.’
In vers 35 roept Jezus op ‘Houdt je lendenen omgord’. Een tekst die direct verwijst naar Exodus 12,11 waarin wordt verhaald hoe het Joodse volk klaar moest staan voor het haastig eten van het Pascha en voor de uittocht uit Egypte, voor de bevrijding. ‘Houdt de lampen brandende’ verwijst naar de lichtprocessie die destijds, in de tijd van de tempel, tijdens het Loofhuttenfeest werd gehouden. Dit feest herinnert bij uitstek aan het verblijf van het Joodse volk in de woestijn, waar de Heer in een lichtkolom aanwezig was en het volk voorging.
Vervolgens wordt deze waakzaamheid toegelicht met een gelijkenis van dienaren die uitzien naar de heer van het huis die terugkomt van een bruiloftsfeest en die hem, wanneer hij komt, direct binnen laten. Wanneer hij zal komen is niet bekend. Maar dat hij komt is zeker.
Dan volgt een zaligspreking over zulke dienaren die waakzaam zijn. Want – heel verrassend – het wachten zal beloond worden: de heer zal zichzelf omgorden en zelf zijn dienaren bedienen.
De verzen 38 en 39 benadrukken het waakzaam blijven, ook al is het in de tweede of derde nachtwake, veel later dan aanvankelijk verwacht.
In de verzen 39-40 wordt deze stelling aangevuld met een vergelijking met de komst van een dief. Niet wetende wanneer die komt, roepen deze verzen op een andere wijze op om voortdurend, dag en nacht waakzaam te zijn. En hier wordt ‘de heer van het huis’ expliciet de Mensenzoon genoemd.
Het wachten en waakzaam zijn is niet een stil afwachten maar een actief uitzien naar de bevrijdende komst van de Heer, in het volste vertrouwen, dat hij komt, gebaseerd op de waakzaamheid en het vertrouwen die er bij het Joodse volk waren bij de uittocht uit Egypte en tijdens de woestijntocht, zoals ook in de lezing uit Wijsheid valt te lezen.
II De lange versie
De verzen 32-34
Vers 32 begint met een bemoediging van Jezus: ‘Vrees niet, kleine kudde’. De aangesproken groep gelovigen is nog klein. De Heer heeft toegezegd zijn ‘volkje’ te helpen (zie Jes. 41,14). De gelovigen is het Koninkrijk toegezegd (zie hiervoor Dan. 7,27). Dat is een stellige belofte.
Vers 33. De vrees bestaat er kennelijk uit, dat men zorg heeft om het alledaagse voedsel. De evangelist Lucas wijst er op, dat men daar geen zorg over moet hebben. Verkoop deze bezittingen en geef aalmoezen. Richt je aandacht en zorg op de eerste plaats op het Koninkrijk en ga op een juiste manier om met deze goederen door barmhartigheid te tonen aan de armen (zie ook Lucas 4,4 ‘De mens leeft niet van brood alleen’).
De beurzen die niet verouderen zijn beurzen waarin je schatten van het Koninkrijk verzamelt door veel en veelvuldig te geven (zie Hand. 20,35 ‘Het is beter te geven dan te ontvangen’).
Deze aansporing wordt afgesloten in vers 34 met de opdracht te zoeken naar de blijvende schat van het koninkrijk. En dat doe je met je hart.
De verzen 35-40: zie boven.
De verzen 41-48
Petrus, de eerste van de leerlingen, vraagt of Jezus deze woorden alleen tegen de apostelen en eerste volgelingen zegt of tegen alle gelovigen. Vers 42: Jezus lijkt aan deze vraag voorbij te gaan en stelt een tegenvraag die aansluit op vers 40: Wie is dan de waakzame dienaar die als leider of rentmeester, over het huis - de gemeente of de kerk - wordt aangesteld om de dienaren te leiden en van voedsel (koren) te voorzien? De woorden herinneren aan Psalm 105,21 waar ze op Jozef in Egypte van toepassing zijn. Toen waren de rollen ook omgekeerd: veracht door zijn broers werd Jozef onderkoning in Egypte om zijn broers later van graan te voorzien.
Vers 43 herhaalt de zaligspreking van vers 37 over de dienstknecht die door zijn heer wakende wordt aangetroffen. In vers 44 wordt deze waakzaamheid direct betrokken op die dienstknecht die, als beloning, over alle goederen van de heer wordt aangesteld.
De verzen 45-46 handelen over de dienstknechten die niet waakzaam zijn, maar hun ondergeschikten slaan of het op een brassen zetten, kortom machtsmisbruik of wanbeheer vertonen. Met die knechten zal, wanneer de heer onverwacht komt, radicaal worden afgerekend. Dat is het lot van de ontrouwe dienaren.
De verzen 47 en 48a beschrijven nog de straf voor de knechten die bewust respectievelijk onbewust de wil van God overtreden. Vers 48b sluit af met een algemene stelling: (Want) aan wie God veel heeft gegeven, van hem zal veel geëist worden; en aan wie men veel toevertrouwd heeft van hem zal nog overvloediger geëist worden. Zo vraagt God rekenschap.
Actief uitzien naar de komst van Jezus is: de kerk, de ecclesia, helpen vorm te geven door de Heer toe te laten en door mee te werken aan het koninkrijk. Dat houdt in: behalve broederlijk delen ook rechtvaardigheid beoefenen, vrede en verzoening brengen, licht brengen bij mensen die in duisternis of droefheid verkeren.
Op deze wijze roept de evangelietekst ons, gelovigen van de eenentwintigste eeuw, op – hoe klein onze groep ook is – om onbevreesd met deze waakzame, gelovige houding in de wereld te staan.
Preekvoorbeeld
Weest waakzaam
Als ik tegen u zeg: Er was eens heel lang geleden een…
Dan weet u het meteen: het gaat hier om een… sprookje.
Dat is helder.
In de tijd dat Lucas het evangelie schreef waren er ook van die zinnetjes.
Meteen aan het begin staat er geschreven: Houdt uw lendenen omgord.
Iedereen wist het meteen; deze woorden verwijzen naar?
Precies… het moment vlak voor de bevrijding uit het slavenhuis.
In het aloude testament staat geschreven…
Gebruik de maaltijd staande, uw lendenen omgord, klaar voor vertrek.
‘Lendenen omgord’ hangt direct samen met het moment van bevrijding.
Een tweede zinnetje dat in het verhaal verborgen is luidt als volgt:
Bij thuiskomst zal de Heer zich omgorden, u aan tafel uitnodigen en u bedienen.
Iedereen weet, wist meteen waar het overgaat… het laatste avondmaal…
Omgorden heeft te maken met voetwassing – een uiterste vorm van dienstbaarheid –
en de nodiging aan tafel heeft te maken met het breken van het brood en de woorden: Dit ben ik, voor altijd met jullie verbonden.
De kern van dit korte evangelieverhaal ligt vervat in deze twee zinnen.
Bevrijding en Gods nabijheid in dienstbaarheid.
In ons hoofd weten we dat dit belangrijke woorden zijn,
maar ze verdwijnen zo vaak onder het stof en de zorgen van alle dag.
We bevinden ons soms of regelmatig of misschien op dit moment in de derde nachtwake.
De derde nachtwake staat voor de twee uur voordat de zon opgaat.
Mensen die ’s nachts werken bevestigen dat dit de meest vermoeiende uren zijn. Je hebt er al een nacht opzitten, en het licht is nog niet zichtbaar.
Het evangelie van Lucas wordt wel eens de derde nachtwake genoemd.
Het heeft te maken met de drie generaties na de hemelvaart van Jezus.
Men verwachtte de terugkomst van de Heer.
1. De eerste generatie had Jezus persoonlijk gekend.
2. De tweede generatie was vol van dat begin. De gedachte leefde sterk dat de Heer zou terugkomen op de wolken en het hemels Jeruzalem zou neerdalen op aarde.
3. De derde generatie, die als het ware leefde in de derde nachtwake, vroeg zich af:
Komt de Heer wel terug… en: waar doen we het allemaal voor…?
Het geloof verdampte als het ware.
Het is te vergelijken met een jongen van tien die zich ongelooflijk had ingezet om geld in te zamelen voor een goed doel. Hij was trots als een pauw toen hij het geld overhandigde.
Een paar weken later kondigde zich een nieuwe ramp aan, minstens zo erg als de vorige.
Hij zei: ‘Je kunt wel aan de gang blijven’… en hij was teleurgesteld.
Velen van ons leven ook in die derde nachtwake: als we terugkijken op onze geloofs-geschiedenis. Hoe we het geloof ontvangen hebben van onze ouders, hoe we het hebben doorgegeven aan onze kinderen… en nu in de derde nachtwake… De club wordt kleiner en kleiner, de meeste van onze kinderen zien de kerk nauwelijks meer van binnen. Ze geloven wel, maar het is vaak zo dun en kwetsbaar.
Tegen deze achtergrond schrijft Lucas:
‘Weest waakzaam, houdt de lendenen omgord
want onverwachts kan het gebeuren dat de Heer komt,
zich omgordt en u nodigt aan tafel.’
De vraag is nu: waar moeten we ons waakzaam op richten?
Het antwoord is: Op het eerste morgenlicht.
Maar wat is dat? Het eerste morgenlicht?
Een paar vingerwijzingen als we ons bevinden in de derde nachtwake,
uitziend naar het licht, uitziend naar een woord van bevrijding
Een vrouw die het ’s nachts benauwd had vertelde:
‘Als ik het benauwd heb ga ik er meestal even uit.
Ik ga dan in het donker bij het raam zitten.
Ik ga dan heel bewust mijn zegeningen tellen… een voor een.’
‘Er is een liedje over,’ zei ze.
Ze begon het te zingen, een liedje van Johannes de Heer.
Ze zei: ‘Als ik het zing en als ik er aan denk krijg ik meer lucht’.
Lendenen omgord betekent zegeningen tellen
en erop vertrouwen dat God nooit laat varen het werk van zijn handen…
dat geeft lucht en energie.
Een volgende vingerwijzing
In het woordje waakzaam zit het woord samen:
Waak samen.
Samen uitzien naar het licht is iets anders dan dat je er alleen voor staat.
In een gezamenlijke overdenking van wat er in de derde nachtwake gebeurt zei iemand:
Is het je wel eens opgevallen dat mensen die zich inzetten voor hun naaste
veel meer uitstraling hebben dan mensen die zich afzetten?
We keken naar ons zelf en zeiden: Dat klopt.
Dienstbaarheid maakt een beter, een vrolijker mens van je.
Een laatste vingerwijzing in de derde nachtwake
Een abt ging naar een rabbi om te vragen wat hij moest doen. Zijn kloostergemeenschap bestond nog maar uit zes broeders. Samen huilden ze want ze hadden geen antwoord.
Toen de abt weer naar huis ging omhelsden ze elkaar. Tijdens de omhelzing fluisterde de rabbi in het oor van de abt: ‘Misschien is één van jullie wel de Messias’.
De rabbi kwam thuis. De broeders vroegen: Wat heeft de rabbi gezegd? De abt vertelt: We hadden geen antwoorden, alleen maar vragen. De broeders waren teleurgesteld. Toen herinnerde de abt zich het woord op de drempel. Hij zei: ‘De rabbi zei ook nog:
Misschien is één van jullie wel de Messias’.
Het werd heel stil onder de broeders… Wie?
• Broeder Willem die altijd zo stil is, maar ja, zijn ogen stralen wel.
• Broeder August? Een groot verstand heeft hij niet, maar je kunt wel op hem rekenen.
• Misschien wel zuster Merel die zonder dat we er om vragen hier elke dag komt om de bloemen verzorgen… We mogen haar wel eens ‘dank je wel’ zeggen.
• Misschien is het de abt wel. Hij is regelmatig kortaf maar hij heeft soms ook een lichtglans om zich heen, vooral als hij zorgeloos leeft.
Kortom, de broeders en de zusters gingen met andere ogen kijken:
• Misschien is mijn naaste de Messias.
• Misschien is degene die ik zo dadelijk vrede wens wel de Messias.
• Misschien is degene aan wie ik een hekel heb wel de Messias.
• Misschien mijn buurman, mijn collega.
• Misschien is het de vluchteling die hier komt.
• Degene die zijn hand ophoudt.
Het verhaal gaat dat de gemeenschap door zo te kijken zich vermeerderde. Ze zagen licht in de duisternis en ze omgordden zich met het kleed van bevrijding en dienstbaarheid. En soms even wisten ze het: De Heer is in ons midden. Ze straalden.
Dienstbaarheid en bevrijding uit angst en zorgen zijn sleutelwoorden.
Zalig de dienaren die de Heer zo aantreft als hij thuiskomt.
inleiding Wim van Stiphout
preekvoorbeeld Hans Boerkamp