- Versie
- Downloaden 37
- Bestandsgrootte 294.78 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 28 juli 2019
- Laatst geüpdatet 25 januari 2021
27 juli 2014
Zeventiende zondag door het jaar
Lezingen: 1 Kon. 3,5.7-12; Ps. 119; Rom. 8,28-30; Mat. 13,44-(46)52 (A-jaar)
Inleiding
Men kan het verhaal uit 1 Koningen 3 over Salomo die God vraagt om wijsheid, goed lezen als een illustratie bij Matteüs 13,44-52. Jezus geeft volgens het evangelie in enkele gelijkenissen aan dat een goede leerling weet heeft van wat werkelijk belangrijk is en dat je daar dan ook helemaal voor moet gaan. In het koninkrijk van God past geen halfslachtig gedoe, waarbij kool en geit gespaard worden. Bij een buitenstaander komt dat misschien riskant over: is het wel verstandig om alles op te geven voor die ene schat of die mooie parel? Zou je niet wat garanties moeten inbouwen en zorgen dat je iets achter de hand hebt voor het geval dat zich onverwachte complicaties voordoen? Die buitenstaander heeft echter geen weet van de aard van datgene wat Jezus te bieden heeft. Hier is de hartstocht van de liefde in het spel. Dat maakt het tot een kwestie van alles of niets.
1 Koningen 3
Salomo staat aan het begin van zijn koninklijke carrière. Bij zijn eerste daden als koning werd de toon nog gezet door zijn vader David. Op zijn sterfbed had David zich nogal wraakzuchtig betoond. Hij had Salomo opgedragen om nog openstaande rekeningen met enkele oude vijanden te vereffenen. Volgens David zou Salomo zich een ‘wijs man’ (1 Kon. 2,9) betonen wanneer hij daarbij niet zachtzinnig te werk zou gaan. Salomo was zijn vader gehoorzaam en voerde de laatste wens van zijn vader uit. Dat zou men inderdaad wijs kunnen noemen, maar men kan vraagtekens zetten bij de opdrachten die hij van David had meegekregen. Was dit nu de enige manier waarop Salomo, zoals aan het slot van hoofdstuk 2 wordt geconstateerd, zijn koningschap had kunnen bevestigen? Het was wel een gebruikelijke gang van zaken, waarvan in de wereld van het oude Israël en niet alleen daar veel voorbeelden zijn: een nieuwe koning moest zijn rivalen uitschakelen en zo direct duidelijk maken wie de baas was. Ook Salomo’s volgende stap past goed in de vorstelijke carrièreplanning: hij bindt het machtige Egypte aan zich door te trouwen met een dochter van Farao (1 Kon. 3,1).
Leest men dit tegen de achtergrond van de koningswet in Deuteronomium 17,14-20, dan komen er wel twijfels op. Is Salomo wel zo’n goede (wijze) koning? In de koningswet staat immers dat de koning zijn volk niet terug mag voeren naar Egypte en ook dat hij zich niet veel vrouwen mag nemen. Strikt genomen blijft Salomo nog wel binnen de grenzen van de wet. Want het gebod over Egypte betreft de aanschaf aldaar van paarden. En er is ook nog geen sprake van meer dan één vrouw. Maar toch hebben Salomo’s eerste regeringsdaden iets onheilspellends. Hij gaat tot het randje. Je vraagt je af hoe lang het nog goed zal gaan.
In de boeken Samuël en Koningen wordt de kwaliteit van de koningen in de eerste plaats afgemeten aan hun relatie met de God van Israël. Nu de eerste daden van Salomo de nodige vragen oproepen, is het daarom des te spannender om te zien hoe hij zich opstelt in godsdienstige zaken. 1 Koningen 3,3 klinkt dan heel geruststellend: ‘Salomo had JHWH lief’. Ook daarin, zo wordt er aan toegevoegd, ging hij in het voetspoor van zijn vader. Toch is er ook hier iets wat zorgen baart. Voor het brengen van offers is Salomo aangewezen op ‘de hoogten’ (de vertaling van het Hebreeuwse bamot is onzeker). Dat kon moeilijk anders. De tempel in Jeruzalem moest nog gebouwd worden. Er kleefden echter wel risico’s aan het gebruik van ‘de hoogten’. Niet voor niets zijn ze na de voltooiing van de tempel in de ban gedaan. Blijkbaar waren ze verweven met bedenkelijke vormen van eredienst aan Kanaänitische goden.
Het gaat echter boven verwachting goed wanneer Salomo gaat offeren op de ‘hoogte’ van Gibeon. Salomo is zeer royaal, zoals het een koning betaamt, met zijn duizend offerdieren. Van zijn kant toont JHWH zich toeschietelijk door aan Salomo te verschijnen in een droom. Dat is een groot verschil met wat er gebeurde bij de voorganger van David, koning Saul. Die kon na de dood van Samuel geen enkel contact meer krijgen met God, door profeten noch dromen (1 Sam. 28,6). Dat contact was eerder juist ook al ernstig verstoord doordat Saul op de verkeerde manier God had willen bereiken via offers (1 Sam. 15). Bij Salomo gaat dat dus veel beter. Het contact met God is zelfs zo goed dat alles mogelijk is. Het lijkt op wat Jezus zegt in de Bergrede: ‘Bid en je zal gegeven worden’ (Mat. 7,7).
Alle twijfel die er wellicht nog was over Salomo wordt weggenomen wanneer duidelijk wordt hoe hij omgaat met deze onbegrensde mogelijkheden. Hij kiest niet voor macht of rijkdom. Nu hij zo voor God staat, gaat het hem er niet in de eerste plaats om hier zoveel mogelijk munt uit te slaan. Het helpt hem veeleer om het juiste zicht op zichzelf te krijgen. Het maant hem tot bescheidenheid. Salomo noemt zichzelf een jonge man zonder ervaring (‘ik weet niet van uitgaan en ingaan’; 1 Kon. 3,7). Zonder de juiste bijstand zal hij het als koning niet redden. Daarom vraagt hij om ‘een luisterend hart’ (v. 9) om te kunnen onderscheiden tussen goed en kwaad. Daarmee beantwoordt Salomo dan opeens toch weer helemaal aan het beeld van de ideale koning, zoals Deuteronomium 17 dat schildert. Daar is dat luisteren nader ingevuld als de voortdurende bestudering van de wet van Mozes. Dat zal hem ook helpen om zijn hart niet te verheffen boven zijn broeders (v. 20). Het is een mooi ideaal dat herinnert aan de hof van Eden met daarin de boom van de kennis van goed en kwaad. Volgens Genesis 3 wist de mens daar niet goed mee om te gaan, omdat men wijsheid zocht buiten God om. Het kan dus ook anders.
God prijst Salomo om zijn wijze keuze en geeft hem meer dan waar hij om had gevraagd. In Gods antwoord klinkt ook iets door van kritiek op David. Salomo wordt geprezen omdat hij niet gevraagd had om de mogelijkheid zijn vijanden te verslaan. Dat was nu juist datgene wat David eerder aan Salomo had opgedragen en betiteld had als een wijze actie.
Over Salomo wordt in vers 12 gezegd dat noch vóór noch na hem er iemand zou zijn zoals hij. Dat gaat echter niet op voor de verwachting van de Messias, zoals die beschreven wordt in Jesaja 11,1-5. Net als Salomo komt hij voort uit het geslacht van Isaï en is hij bekleed met de geest van wijsheid.
Preekvoorbeeld
We kunnen ons wel voorstellen hoe blij die man moet geweest zijn toen hij een schat vond in een akker; en hoe verrast die koopman was, toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond. Ja, zij hebben véél geluk en ze beseffen maar al te goed dat die schat en die parel heel veel waard zijn. Zij hebben er dan ook alles voor over en zij nemen de juiste beslissing... Zo is het met het koninkrijk van de hemel, zegt Jezus; en hij bedoelt daarmee een manier van leven en samenleven waarbij mensen naar elkaar omzien en het voor elkaar opnemen. Dat is een samenleving waar God er echt kan en mag zijn; een samenleving waar – dankzij mensen – Gods liefde alle kansen krijgt. Het is zijn droom van een wereld; zoals een kostbare schat die verborgen lag in een akker of een parel waar je naar op zoek was… Want dichtbij is het koninkrijk van de hemel, zegt Jezus. Het ligt verborgen bij je thuis, in je relaties, in je omgeving, in wat jou vreugde schenkt en gelukkig maakt. Zo dichtbij begint het en, al is het nu nog onaf, ooit wordt dit koninkrijk door God zelf tot voltooiing gebracht. Pas dan zullen we zien hoe uitzonderlijk waardevol die parel en hoe rijk die schat is, en zullen we er onbeperkt van genieten.
Ondertussen is wel een opmerkzame geest nodig; niet macht of grote rijkdom, maar een wijsheid die ons doet luisteren met het hart. Een luísterend hart maakt dat we onze dagen openhouden voor wat ons onverwacht kan overkomen; zoals ontroering om de schoonheid van mensen of van de wereld, of om zomaar een woord of een gebaar van goedheid. Die openheid heb je niet van jezelf en die kan je niet afdwingen. Dat vermogen om te luisteren en te onderscheiden tussen recht en onrecht wordt ons geschónken. Onze dagen openhouden voor Gods spreken en voor zijn zwijgen, voor de God over wie wij niet beschikken, dat gaat om een ervaring die ons overkomt. En toch gaat geloven niet vanzelf, je kan ernaar op zoek gaan, en geloven kan je léren! Je kan eraan werken. Is liefde een werkwoord, dan is geloven dat ook... Geloven is dan een compleet andere manier om naar de werkelijkheid te kijken; een manier die een heel eigen licht op het leven werpt.
Gelukkig komt God ons tegemoet en gaat hij naar ons op zoek. In alles wat ons overkomt – mooi of lelijk, goed of slecht, fijn of triest – komt God naar ons toe. Het sterkst is hij naar ons toegekomen in Jezus van Nazaret, een mens van vlees en bloed. Hij was vol van Gods Aanwezigheid en hij heeft ons God leren kennen, een God die niet stilzit, een bewogen God die naar mensen omziet. En hij laat ons zien hoe wij als mens bedoeld zijn. Dan kunnen wij mensen worden zoals Jezus mens is geweest. Geleidelijk kunnen wij meer en meer op hem gaan gelijken. En dat is de bedoeling. Wie alleen maar voor zichzelf leeft en niet naar de diepte graaft, weet zelfs niet dat er een schat verborgen ligt in de akker... Dat is jammer, want wie eenmaal de rijkdom heeft gepeild van Gods initiatief om mens te worden; wie eenmaal heeft ontdekt wat het betekent een mens te worden zoals Jezus, ervaart aan den lijve hoe zinvol het leven wordt.
Dan ben je er ook voor anderen en ontdek je hoeveel vreugde je eraan beleeft als je bezorgd bent voor allen met wie je verbonden bent, dichtbij of veraf… Waag je het er eenmaal op andermans pijn te verlichten of probeer je in je eigen omgeving met conflicten en verschillen om te gaan, dan aarzel je geen ogenblik meer om je in te zetten voor verzoening. Je was misschien met andere dingen bezig en je hoofd stond er niet naar, tot je onverwacht voor de uitnodiging komt te staan ánders om te gaan met je tijd en je geld... En de laatste jaren zijn velen van ons zich er bewust van geworden dat het ook gaat om duurzaam en verantwoord omgaan met milieu en energie, want waar die in gevaar komen zijn de armsten de eerste slachtoffers… Op zovele manieren ben je dan aan het bouwen aan een stad waar vrede is, en waar mensen zorgen dat er niemand doodloopt in die stad. Het kost je misschien heel wat moeite. Maar die moeite wordt niet geteld. Heb je eenmaal ingezien hoe uitzonderlijk waardevol het is zo te leven, dan heb je er – binnen je eigen mogelijkheden – alles voor over.
Klaas Spronk, inleiding
Paul Heysse, preekvoorbeeld