- Versie
- Downloaden 29
- Bestandsgrootte 305.80 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 24 juli 2019
- Laatst geüpdatet 22 januari 2021
12 juli 2009
Vijftiende zondag door het jaar
Lezingen: Am. 7,12-15; Ps. 85; Ef. 1,3-14; Mar. 6,7-13 (B-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Amos 7,10-17
Amos, een rijke en wijze veehouder en vijgenkweker uit Tekoa in Judea, wordt omstreeks 760 voor de gewone jaartelling door JHWH – een brullende leeuw (1,2; 3,8) – tot profeet geroepen. In deze tijd regeert koning Jerobeam II (2 Kon. 14,23-29) en is er in Israël vrede en welvaart. De leidende kringen (4,1-3; 6,1-8) zien dit als een teken dat God met hen is (5,14).
Amos die als veehandelaar goed bekend is met de situatie in Betel en Samaria, bekijkt deze samenleving echter met de ogen van de slachtoffers en prikt de schone schijn omwille van de gerechtigheid door. Niet de leiders die baden in weelde (3,15) en in hun zelfverzekerdheid uitbundig liturgie vieren (5,21-23) zijn de rechtvaardigen, maar de slachtoffers van hun onverantwoordelijk gedrag: ‘Omdat zij de rechtvaardige voor geld verkopen, de bedelaar (ebjoon) voor een paar schoenen, omdat zij de geringen (dalliem) als het stof van de aarde vertrappen en het recht van de verarmden (anawiem) verkrachten’ zal de Gerechte hen streng straffen (2,6v; vgl. 8,4-6). Uit het feit dat drie van de vier woorden die het Oude Testament voor ‘arme’ kent bij Amos veelvuldig voorkomen, blijkt hoe begaan hij met de armen is. In 2,6v komen ze alle drie voor:
Ebjoon is de aanduiding voor een mens die in een afhankelijke en vragende positie verkeert: de bedelaar (ook tegenover God).
Dal wordt gebruikt voor iemand die lichamelijk zwak is en in materiële armoede verkeert.
Anaw/ani is iemand die gebukt is, die in een vernederende positie leeft. Hij moet opkijken tegen de ander die hoger is dan hij, hij is de verdrukte, de gewelddadig vernederde. Anaw kan ook betekenen: hij die zich klein weet, de deemoedige of de zachtmoedige (het accent ligt dan meer op armoede als geesteshouding).
Amos is bewogen om deze ver-arm-de kant van Israël – hij kijkt met de blik van onderen – en maakt deze onzichtbare rechtvaardigen zichtbaar aan de leiders en rijken van Israël.
Hij spreekt de Israëlieten aan op het feit dat zij het volk van God zijn en dat zij belijden dat JHWH hen liefheeft en uit het concentratiekamp Egypte bevrijd heeft:
‘Hoor dit woord dat JHWH gesproken heeft
tegen jullie, kinderen van Israël,
tegen geheel het geslacht
‘dat Ik heb doen optrekken uit het land Egypte’.
Het luidt:
‘Alleen jullie heb Ik lief uit al de geslachten van de aarde’;
Dáárom zal ik jullie ter verantwoording roepen
Voor al jullie ongerechtigheden! (3,1-2; vgl. 9,7).
Deze verzen vormen het hart en uitgangspunt van Amos’ boodschap. In krachtige bewoordingen probeert hij aan hen duidelijk te maken, dat zij dit in hun leven van alledag en in hun omgang met elkaar niet serieus nemen. Wel belijden, maar niet doen!
Gedurende heel zijn optreden als ‘geroepen-roepende’ (nabi) wijst Amos op de wederkerigheid en het verplichtende karakter van het liefdesverbond dat JHWH met zijn volk Israël heeft én laat hij zien welke consequenties en verantwoordelijkheid deze met zich meebrengt (3,2). Israël beantwoordt aan dit verbond, wanneer het JHWH alle eer brengt door recht en gerechtigheid te doen (5,24) en niet zijn heilige Naam ontwijdt (2,7) door het recht in alsem te veranderen (5,7). Wanneer zij zich niet tot JHWH omkeren door het kwade te haten en het goede lief te hebben (5,15), zal JHWH hen streng straffen, houdt het bijzondere liefdesverband op (9,7) en is het einde van Israël nabij (8,2). Voor hen die zich omkeren is er echter redding (5,15; 9,9-10): JHWH zal zijn volk Israël herstellen in zijn vroegere staat en het zal voor altijd leven in een rijk van gerechtigheid en vrede waarin God met hen is, een paradijselijke toestand (9,11-15).
De vijf Egyptische slagen hebben niet tot omkeer geleid (4,6-11). Daarom laat JHWH in vijf visioenen aan ziener Amos zien wat er gaat gebeuren, wanneer Israël zich niet bekeert (7,1-9; 8,1-3; 9,1-6). Amos komt als solidaire voorspreker voor Israël op (7,2-3.5-6) en met succes, maar de omkeer blijft uit. Daarom kan hij in de laatste drie visioenen alleen nog maar de ondergang van de heiligdommen, het Huis van Jerobeam en van het onbekeerde Israël aankondigen: ‘Ik houd mijn blik op hen gericht, ten kwade, niet ten goede!’ (9,4).
Onze perikoop (7,10-17) sluit aan bij het derde visioen. Priester Amasja van de tempel in Betel voelt zich door Amos aangesproken. Hij meldt zijn broodheer koning Jerobeam II dat Amos met een samenzwering tegen hem bezig is, dat Jerobeam vermoord zal worden en Israël in ballingschap zal gaan. Tegen deze ondermijnende woorden is Israël niet bestand. Het valt op dat de priester Amasja niet spreekt over de ondergang van de heiligdommen (7,9) en dat hij de woorden van Amos wat verdraait. Volgens Amos zal de dynastie van Jerobeam eraan gaan, volgens Amasja zal Jerobeam II zelf vermoord worden (vgl. 2 Kon. 14,29).
Na de ‘fax’ aan de koning spreekt priester Amasja de ziener Amos zelf aan. Als zuiderling (Juda) hoort hij niet in het Noordrijk (Israël) thuis. Hij moet in Juda maar zijn brood als profeet zien te verdienen. In de rijkstempel van de koning heeft hij niets te zoeken!
Amos laat zich door de woorden van de priester niet uit het veld slaan. Hij is een veehouder in goeden doen, die niet omwille van de kost als profeet in het Noordrijk optreedt. Hij is geen broodprofeet in dienst van een koning of lid van een extatisch profetengilde. Hij treedt op als ‘geroepen-roepende’ omdat hij, zoals eertijds Mozes en David, door JHWH achter zijn beesten is weggehaald: ‘Ga als profeet naar mijn volk Israël!’. Amos kan en wil niet anders, want: ‘De leeuw heeft gebruld: wie zou er niet vrezen? De Heer, JHWH heeft gesproken: wie zou niet profeteren?’ (3,8). Amos neemt daarom ook geen blad voor de mond. Hij zal omwille van Gods gerechtigheid (5,24) Israël blijven oproepen tot omkeer. Wanneer de priester Amasja zelf niet het goede voorbeeld geeft, zal het met hem en met zijn familie slecht aflopen en is hij er medeschuldig aan dat het onbekeerde Israël zal worden verbannen.
Liturgie en diaconie, bidden en gerechtigheid doen, gregoriaans zingen en voor de joden opkomen (Dietrich Bonhoeffer) dienen hand in hand te gaan. Recht en gerechtigheid zijn de ontmoeting met God. God is recht en zijn heiligheid is gerechtigheid: ‘De opdracht van gerechtigheid weegt op tegen alle opdrachten tezamen’ (Bava Batra 9).
Klaagzang en klacht over u,
gij die de zwakken vertrapt,
onschuldigen grijpt en mishandelt.
Zo spreekt die gij noemt ‘onze God’: Ik
kan uw psalmen niet luchten, spaar
mij uw liedjes, uw fluiten.
Doe stromen als een rivier onstuitbaar,
Als levend water, doe stromen gerechtigheid.
Gij die uw plannen smeedt
om de misdeelden te doden,
gij die praat in uzelf:
ik koop ze voor geld, de minsten,
voor een paar schoenen de armen.
Daarom wankelt de aarde,
Daarom wankelt de aarde.
Klaagzang en klacht over u.
(Huub Oosterhuis)
Evangelielezing: Marcus 6,7-13
Zoals Amos geroepen is door JHWH, zo roept Jezus de twaalf om hem te helpen bij de verkondiging van het doorbreken van Gods koninkrijk (1,15). Met Jezus’ opdracht en volmacht alleen dienen zij het te wagen. Met open handen, een herdersstaf en sandalen aan de voeten mogen zij oproepen tot omkeer, demonen uitdrijven en zieken genezen. Bij hun zending moeten zij ontwapenend en kwetsbaar op de gastvrijheid van de mensen vertrouwen en zichzelf niet indekken door voldoende voedsel, een creditcard en extra kleren mee te nemen. Zij hoeven de blijde boodschap ook niet met alle geweld aan de man te brengen. Zij hoeven gastvrijheid niet af te dwingen. Wie Gods boodschap van de gerechtigheid en vrede niet wil aannemen, moet zelf de gevolgen er maar van dragen. Gods boodschap is een uitnodiging, geen dwangbevel.
Als de broeders door de wereld trekken,
zullen zij onderweg niets meenemen,
geen beurs, geen reiszak,
geen brood, geen geld en geen stok.
En in welk huis zij ook binnengaan,
zullen zij eerst zeggen:
‘Vrede aan dit huis!’
(Franciscus, regel van 1221,14,1-2)
Literatuur
De Bijbel literair, Zoetermeer 2003, 271-278De Bijbel spiritueel, Zoetermeer 2004, 449-455
M. Dijkstra/K. Vriezen (red.), Zijt gij voor Mij niet gelijk aan de kinderen der Ethiopiërs, o kinderen Israëls…, Utrecht 2006
H. Janssen ofm, ‘Amos of Amasja’, in: Schrift 52 (augustus 1977) 271-275
H. Oosterhuis, Verzameld Liedboek, Kampen 2004, 348-340
Preekvoorbeeld
Mensen met een missie
Veel mensen zijn onderweg in deze tijd van het jaar. Ze zwermen uit over Europa en soms nog verder. Je ziet campers, caravans, auto’s met beladen aanhangers, fietsers bepakt en bezakt, wandelaars en lifters met grote hoge rugzakken. Soms eet men op de camping in Spanje liefst Hollandse aardappels en daar is in de wagen dan ook nog wel ergens een plaatsje voor...
Hoe anders gaan de leerlingen van Jezus op pad! We lazen erover in het evangelie van Marcus. Ze krijgen geen brood mee, geen reistas, zelfs geen geld. Ja, een stok en een paar sandalen. Dat is het.
Er is dan ook een belangrijk verschil. Als wij op vakantie gaan, pakken we vrijwillig ons boeltje en we gaan.
Zo niet de leerlingen van Jezus. Zij gaan niet uit zichzelf. Zij worden eropuit gestuurd. Er is een opdracht te vervullen. Dat is hier kenmerkend: het gaat om mensen met een missie. Dat wil zeggen, mensen die iets toe te voegen hebben aan het leven. En zij weten er hun opdracht in om daar onderweg door het leven mee bezig te zijn.
Daarmee staan de leerlingen voluit in een bijbelse traditie. In de Bijbel komen we meer van zulke mensen tegen.
We lazen uit het Oude Testament over Amos. ‘De profeet Amos’, zeggen we in de kerk. Amos zelf zou zeggen, dat hij een schapenboer was. Zoals er onder de leerlingen vissers waren en zoals Paulus tentenmaker was. Gewoon mensen die moesten werken voor hun dagelijks brood. Tegelijkertijd is er iets anders. Zij hebben oor en oog voor iets wat – net als het dagelijks brood – ook volop met het leven te maken heeft. Dat gaat meer om: van waaruit leef je eigenlijk? En: waarom leef je eigenlijk?
Amos bijvoorbeeld was een oplettend man. Hem trof de grote tegenstelling in zijn dagen tussen armoede en rijkdom. En vanuit wat hij begrepen had van de God van Israël, kon hij niet zwijgen. Hij spreekt zijn mensen aan op hun achtergrond. Dat ook hun voorouders eens bevrijd waren uit de knellende banden van de slavernij. Zijn zij dan ook zelf niet geroepen om zich in te zetten voor meer gerechtigheid in hun eigen samenleving? Dat is waar Amos in heldere taal de mensen mee confronteert.
Gerechtigheid, dat is echt zo’n bijbels woord. Het betekent zoiets als ‘tot je recht komen’ en ook: ‘terecht’ komen. Zo kent het Oude Testament twee belangrijke woorden. Barmhartigheid – zeg maar even ‘warmhartigheid’ – een warm hart hebben voor mensen – en voor gerechtigheid, de zorg om de vraag of mensen wel tot hun recht komen.
In het stukje dat we lazen, wordt Amos het recht om daarover te spreken ontzegd. Zijn weerbaarheid wordt op de proef gesteld. Uit wat voor hout is hij gesneden?
In die lijn staan ook de leerlingen. Aangeraakt door de woorden van Jezus willen ze in zijn voetsporen gaan. Volgens Marcus preekte Jezus temidden van alle aardse koninkrijken, het koninkrijk der hemelen. Met die missie worden ook de leerlingen eropuit gezonden. Een koninkrijk waarin de verbondenheid van God met de mensen voorop staat; waarin mensen –wie en wat ze ook zijn – in tel zijn. Waar vergeving en liefde niet alleen woorden zijn, maar doorwerken in hoe je elkaar benadert en bejegent. God zelf heeft immers zo de mensen in het oog en in het hart...
Zo benadrukken de leerlingen bij de mensen om hen heen hoe belangrijk het is om bij je zelf te rade te gaan met de vraag waar het in Gods naam nu eigenlijk om gaat in het leven ...
Opmerkelijk, hoe zij op reis gestuurd worden. Daar zit iets in van: je hebt een goede boodschap. Je hoeft je dus niet in te dekken met van alles en nog wat. Je kunt immers leven vanuit je boodschap over het koninkrijk van God. Barmhartigheid en gerechtigheid zijn daar de basisregels van. En kernwaarden zijn vergeving, bevrijding en liefde. Ga maar gewoon de wereld in. En treed onbevangen de ander tegemoet.
Logisch, want dit zijn geen waarden die je kunt opleggen of afdwingen. Je kunt ze alleen maar voorleven. Vandaar ook hun zorg voor de zieken en hun strijd tegen de boze krachten en machten, die mensen soms in hun greep houden en afhouden van echt voluit leven.
En wij, wat is onze missie? Nee, inderdaad wij zijn Amos niet, of Petrus of Johannes of wie van de leerlingen ook. Dat is waar. Wij zijn Piet of Klaas, Janny of Klaziena – dat doet er niet toe. Wij zijn wij. Maar juist daar ligt onze uitdaging. Namelijk of wij, ieder van ons in haar en zijn eigen leven, ... of wij kans zien in ons eigen leven onderweg te zijn naar de ander, vanuit die missie van de Bijbel.
Levert dat wat op? Eerlijk is eerlijk, dat weten we niet. De nadruk in de woorden van Jezus ligt veel meer op het op weg gaan – in zijn Geest.
Het is dus geen vakantiereis. Maar zó mens zijn, dat kun je overal. Overal waar mensen zijn.
Henk Janssen ofm, inleiding
Jaap de Lange, preekvoorbeeld