- Versie
- Downloaden 77
- Bestandsgrootte 409.03 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 6 juni 2020
- Laatst geüpdatet 13 januari 2021
12 juli 2020
Vijftiende zondag door het jaar
Lezingen: Jes. 55,10-11; Ps. 65; Rom. 8,18-23; Mat. 13,1-(9)23 (A-jaar)
Inleiding
Profetenlezing: Jesaja 55,10-13
Met zijn grote geest zag de profeet Jesaja de laatste dingen
en hij sprak de treurenden van Sion moed in.
Hij kondigde aan wat ging gebeuren, tot in de verste toekomst,
voordat het gebeurde voorspelde hij wat nog verborgen was.
(Sirach 48,24v)
In zijn Profetie zonder profeet neemt Ulrich Berges afscheid van de Deutero-Jesajahypothese (Jes. 40–55). Hij laat in zijn Titus Brandsma-lezing van 2007 zien dat het boek Jesaja niet in drie boeken onderverdeeld kan worden (Jesaja: 1–39; Deutero-Jesaja: 40–55; Trito-Jesaja 56–66), maar uit één boek bestaat. De woorden van de profeet Jesaja (viiie eeuw) zijn in de loop der tijd op creatieve wijze steeds weer herlezen en aangevuld. Zo ontstond het huidige boek Jesaja, samengesteld door groepen tempelzangers, met het oog op een nieuwe toekomst voor de Joden in ballingschap en na de terugkeer ook voor de bevolking van Juda en Jeruzalem (tempelzangershypothese). ‘De bijbelse tradities worden gekenmerkt door een voortdurende groei in nieuwe tijden en ruimten. Het Woord van God in synagoge en kerk heeft altijd weer nieuwe woorden nodig om vitaal en werkzaam te blijven’ (a.w., 27).
In Jesaja 40–55 benadrukt de profeet dat Gods blijde boodschap (40,9) tot de ballingen betrouwbaar is. Wanneer JHWH spreekt komt er een geschiedenis op gang. Op Gods bemoedigend woord (40,1v) kun je je verlaten. Voor degene die de Barmhartige zoekt, hem aanroept en tot hem terugkeert, is er een nieuwe toekomst, want de Barmhartige is groot in het vergeven (Jes. 55,6v; Wijsh. 11,23–12,2; Ps. 145): ‘Ja, zo uw Naam zo uw faam, moeilijk booswordend en snel goed gezind. Want U wenst niet de dood voor hem die schuldig is maar dat hij terugkeert van de slechte weg en in leven blijft. Tot de dag van zijn dood wacht U op hem, als hij terugkeert neemt U hem direct weer aan’ (Moesafgebed op het Nieuwjaarsfeest).
Met een vergelijking uit de natuur maakt Jesaja duidelijk dat Gods woord krachtdadig is. Want zoals regen en sneeuw niet terugkeren naar de hemel voordat ze hun werk hebben gedaan, zo is dit ook met Gods woord. Regen en sneeuw vervullen Gods wil (Ps. 148,8), ze maken de aarde vochtig, zodat zij zaad kan voortbrengen en laten ontspruiten. Een deel van de oogst is zaad voor de zaaier om opnieuw mee te zaaien, een ander deel wordt gebruikt om brood van te bakken tot voedsel voor ieder die wil eten (55,10).
Uit vers 10 blijkt dat het hoog zijn van de hemel boven de aarde en van Gods wegen en plannen boven die van de mensen (55,9), er is ten bate van de mensen. Uit de hemel laat de Schepper en Bevrijder gerechtigheid (45,8), brood en zijn woord neerdalen, opdat er voor zijn volk een nieuwe toekomst aanbreekt (43,18v). Zoals destijds in de woestijn geeft JHWH brood (manna) en woord (Tora) uit de hemel als leeftocht voor onderweg naar het goede land (Ex. 16; 20). Zonder Tora geen brood, zonder brood geen Tora (Abot 3,17). Brood en woord gaan hand in hand. Wanneer mensen niet te eten hebben kunnen ze moeilijk openstaan voor Gods Tora. En het lernen en doen van Gods Tora (gerechtigheid) betekent dat er voor iedereen brood in overvloed moet zijn/komen (Wijsh. 16,20v).
‘Zo geschiedt mijn woord dat uit mijn mond uitgaat.’ Gods woord doet wat het zegt (55,11; 40,8). Aan Gods woorden/daden (40–55) kunnen de ballingen zich toevertrouwen. Een nieuwe uittocht staat voor de deur (41,8vv), want in vreugde zullen zij uittrekken (51,11) en in vrede (52,7) zullen zij binnengeleid worden in het goede land, in Jeruzalem. De natuur deelt in deze nieuwe toekomst en de schepping juicht de bevrijde en teruggekeerde ballingen toe (Ps. 65,10-14). Dit bevrijdend optreden van de Schepper bezorgt hem een grote Naam en een eeuwig teken dat niet uitgeroeid wordt (55,12vv; 56,5).
Gods wegen en plannen zijn niet mysterieus. Het verwonderlijke en verrassende is steeds weer dat zij het leven van mensen beogen, dat het God daar om te doen is, dat hij daar zijn eer in stelt.
Waarom worden de woorden van de Tora vergeleken met water, zoals er geschreven staat: ‘O, alle dorstigen komt tot de wateren’ (Jes. 55,1)?
Om aan te tonen dat, zoals het water hooggelegen plaatsen verlaat en naar laaggelegen plaatsen komt, zo ook de woorden van de Tora de hoogmoedigen verlaten en blijven bij wie nederig is (Jes. 55,1.10v; Ta’anit 7a).
Epistellezing: Romeinen 8,12-23
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf.
De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Evangelielezing: Matteüs 13,1-(9)23
Na een ontmoeting met zijn moeder en broers (12,46-50) en voordat Jezus zijn vaderstad bezoekt (13,54-58), begint hij gelijkenissen te vertellen. Vanaf 4,17 heeft Jezus de boodschap van het koninkrijk der hemelen verkondigd; in de gelijkenissen maakt Jezus het koninkrijk, de heerschappij, tot onderwerp van reflectie. Aan de hand van voorbeelden uit het dagelijkse leven geeft Jezus aan zijn leerlingen inzicht in de boodschap van de heerschappij van de Eeuwige. Zo kunnen zij de wil van de Vader in de hemelen ontdekken. Door deze te doen zijn zij broer, zuster en moeder van Jezus (Gods familie, niet op grond van geboorte maar door navolging; 12,50).
Vers 1-3a vormt de inleiding op acht gelijkenissen (13,3b-53). In onze perikoop (13,1-23) vertelt Jezus een gelijkenis aan het volk en aan zijn leerlingen (13,1-9); uitleg geeft hij alleen aan zijn leerlingen (13,18-23). De motivatie hiervoor staat in 13,10-17.
- Een gelijkenis (13,3b-9):
Een Palestijnse boer bezaait zijn stuk land helemaal en royaal. Pas daarna ploegt hij het bezaaide land om. De goede grond is zeer vruchtbaar: één zaadje brengt 100, 60 of 30 zaadjes voort. Met dit verhaal vertelt Jezus niets nieuws, maar toch… Een goede verstaander heeft maar een half woord nodig. - Motivatie (13,10-17):
Jezus maakt onderscheid tussen hen-die-horen en hen-die-niet-horen, tussen zijn leerlingen en het volk. Aan de leerlingen is het door God gegeven om de geheimen van de heerschappij der hemelen te verstaan. Met de mysteries wordt bedoeld: Jezus’ interpretatie van de Tora, zijn blijde boodschap, het woord dat hij verkondigt metterdaad (13. 11.19; 4,23; 11,25vv). Het verstaan van Gods woord is geen bezit, maar een groeiproces. Het is een gave én een opgave:
Een koning had twee dienaars. Voor beiden koesterde hij een grote liefde.
De één gaf hij een maat tarwe en aan de ander gaf hij een maat tarwe en aan beiden
gaf hij bovendien nog een streng vlas.
De slimste van de twee nam het vlas en weefde er een prachtig kleed van. Van tarwe
maakte hij bloem. Hij zeefde het, maalde het, kneedde het en bakte het en zette het
op tafel, waarover hij het geweven kleed had gelegd. Hij liet dat zo tot de koning
komen zou.
De onnozele van de twee deed niets.
Toen de koning na enige tijd zijn huis binnenkwam zei hij tot zijn twee dienaars:
Mijn zoons, breng me wat ik jullie heb gegeven.
De ene toonde hem het tarwebrood op de tafel waarover het geweven kleed was
gespreid. De ander bracht de doos met de tarwe en de streng vlas die er nog op lag.
Wat een schande en wat een smaad! Welke dienaar is de koning het dierbaarst?
Toch degene die het brood liet zien op de tafel met het geweven kleed erover!
(Eliahoe Zoeta; 13,11v; 25,29)
Zoals Jesaja eertijds ervaart Jezus dat er mensen zijn die op geen enkele wijze ontvankelijk (willen) zijn voor Gods woord. Zij sluiten zich af voor Gods heerschappij en daarom spreekt Jezus tot hen in gelijkenissen. Omdat zij Gods aanbod weigeren, wordt het hun afgenomen en kunnen zij niet verder thuis raken in de heerschappij van God (21,43).
De leerlingen die wél horen worden gelukzalig gesproken. De schrille tegenstelling tussen hoorders en niet-hoorders weerspiegelen de ervaringen van Jezus en van de gemeente. Maar het is ook een profetische wijze van spreken om de niet-hoorders te bekeren tot hoorders, opdat ook zij er goed aan toe zullen zijn (Ps. 1).
- Uitleg (13,18-23)
Jezus legt de gelijkenis uit. Het woord van het koninkrijk is royaal verbreid en krachtdadig en betrouwbaar (Jes. 55,10-13). Maar of het vrucht draagt is afhankelijk van de mens die het al dan niet hoort en aanneemt. De gelijkenis maakt duidelijk dat er vier soorten hoorders (wijzen van horen) zijn en is een uitnodiging om de goede hoorder te zijn/worden.
De goede hoorder is hij/zij die het woord hoort, begrijpt en doet. Op het vruchten voortbrengen komt het aan: metterdaad de Tora volgen in de voetstappen van Jezus. Dan komt de veelkleurige rijkdom van Gods heerschappij aan het licht op onze zuster moeder aarde…
Vier types leerlingen zijn er:
- wie vlug iets begrijpt maar het vlug weer vergeet; diens voordeel gaat verloren door het nadeel dat hij heeft.
- wie langzaam iets begrijpt maar het moeilijk weer vergeet; diens nadeel wordt gecompenseerd door het voordeel dat hij heeft.
- wie moeilijk iets begrijpt en het vlug weer vergeet, die heeft het slecht getroffen.
- wie vlug iets begrijpt en het moeilijk weer vergeet, die heeft het goed getroffen. (Abot 5,15; vgl. 5,18)
Hillel zegt: Wie niet bijleert gaat achteruit, wie geen Tora leert is niet waard te leven! (Abot 1,13)
Heer zaai uw woord de wereld rond.
Maak ook ons hart tot goede grond.
(Sytze de Vries, LB 183,6)
Literatuur
Berges, Profetie zonder profeet. Het afscheid van Deuterojesaja, Nijmegen 2007
Gradwohl, Bibelauslegungen aus jüdischen Quellen-3, Stuttgart 1988, 246-258
A.J. Heschel, De Profeten, Vught 2013
Hulshof, Zondag aan de rivier. Stilstaan bij evangelieteksten, Baarn 2018, 118v
B.J. Lietaert Peerbolte, Paulus en de rest, Zoetermeer 2010
Mello, Mattheüs. De Schriftgeleerde, Kampen 2002
Smit, Wat Paulus bezielde, Berne 2017
Smit, Het verhaal van Matteüs, Zoetermeer/Averbode 2007
van Wieringen, Jesaja, ’s-Hertogenbosch/Leuven 2009
Wright, Paulus. Een biografie, Franeker 2019
Preekvoorbeeld
De Zaaier
Bij het lezen van de parabel vallen een paar dingen op die ik graag wil vertellen.
Als ik zaaier was, dan zou ik wat zorgvuldiger met het zaad omgaan.
De boer strooit maar raak: op de weg, tussen rotsen en distels en ten slotte ook nog op goede grond. Iemand merkte op: het woord van God wordt dus overal gezaaid, is overal te vinden.
God heeft graankorrels genoeg. Hij strooit maar raak, in de hoop dat het in goede grond valt.
Een tweede wat opvalt is dat Jezus spreekt over honderd-, zestig- en dertigvoudige opbrengst. In een commentaar las ik dat de maximale opbrengst van zaad dertienvoudig is. Het gaat dus om een geweldige opbrengst. Met andere woorden: de opbrengst van geloofszaad is zeer groot. Buitensporig groot.
Laten we nu dit verhaal als spiegel gebruiken voor ons eigen leven.
Wat gebeurt er als we in die spiegel kijken? Alle facetten van het verhaal vinden we terug in onszelf. Soms zijn we keihard, soms zijn we stekelig als distels, soms zijn we zo druk met de weg die we gaan dat we geen oog hebben voor de omgeving, en soms valt een woord als een geloofsgeschenk op de vruchtbare bodem van ons hart en ons verstand.
Als we nu de tekst nalopen:
Een deel van het zaad valt op de weg en de vogels komen het opeten.
Met andere woorden: op platgetreden paden kan het geloof niet aarden en zien we niets van het koninkrijk van God. Platgetreden paden zijn paden waar niets meer te beleven valt. De gave van de verwondering is er niet meer, de ene dag verloopt zoals de andere dag. Er is niets nieuws onder de zon. We noemen dat sleur, het leven sleurt zich voort. Het is een hele kunst om die sleur te doorbreken, het valt niet mee om je los te maken van vastgeroeste gewoontes.
Er bestaat een verhaaltje van een vrouw (het kan natuurlijk ook een meneer zijn) die bij de dokter komt en zegt: ‘Dokter, ik maak het niet goed.’ De dokter vraagt: ‘Vertel me eens hoe uw dag eruit ziet?’ ‘Nou’ zegt de mevrouw, ‘ik ga straks even naar de buurvrouw en dan doe ik even boodschappen en dan moet ik nog even naar mijn werk bellen en dan....’ ‘Ik snap het al’ zegt de dokter. ‘U laat de L liggen.’ De mevrouw snapt het niet en de dokter zegt: ‘Als u voor even een L zegt dan wordt alles anders... dan wordt even... Leven.’
‘Oh’ zegt de mevrouw ‘ik zal het proberen.’ Ze trekt haar jas aan ze nemen afscheid en de dokter vraagt: ‘Wat gaat u nu doen?’ De mevrouw zegt: ‘ik ga ev... uh.... leven.’
‘Aandachtig leven’ wordt zoiets genoemd. Je ontdekt bloemen op platgetreden paden. Het is de kunst van het genieten.
Een ander gedeelte van het zaad viel op rotsgrond.
Het schoot snel op maar verdorde omdat het geen wortel geschoten had.
Tijdens een bezinnend moment bij de opening van een vergadering zei iemand: ‘Daar lijk ik op. Ik kan snel heel enthousiast worden, maar als het op daden aankomt, laat ik mijn kop hangen.’
Herkenbaar. Soms hebben we van die gesprekken waar het woord ‘eigenlijk’ valt.
Eigenlijk zou ik, eigenlijk zouden we... en dan worden er allerlei idealen en goede voornemens genoemd.
Het is alsof er een verlangen wordt wakker gemaakt, het groeit snel op, maar als dan iemand zegt: ‘Zullen we het gaan doen’, dan droogt het op en zien we allerlei beren op de weg.
‘Ja maar’ is dan een vaak genoemd woord en de moed zakt ons in de schoenen.
Vaak gebeurt dit op momenten dat het zaad van vergeving en verzoening wordt gezaaid. Regelmatig horen we onszelf zeggen: ‘Eigenlijk moet ik naar mijn naaste toe gaan en hem een hand te geven, maar ja...’ en dan wordt het ingewikkeld.
Het zaad schiet geen wortel.
Weer een ander deel viel tussen de distels en de distels verstikten het zaad.
Toen ik naar beelden zocht kwam ik terecht bij de actualiteit van onrecht. Ik denk aan die miljoenen mensen die op de vlucht zijn, de kampen waar ze verblijven, de vreemdelingenhaat en gesloten grenzen.
We merken, ik merk dat het kwaad in deze wereld een geweldige aanslag pleegt op ons geloof, en daarmee ook op onze christelijke waarden zoals verdraagzaamheid, naastenliefde.
Het kwaad dat geen keer neemt en voortdurend in ons midden is kan zeer verstikkend werken. Het zijn de distels in ons leven.
De ‘waarom-vraag’ die in eerste instantie als een roep om hulp of als een protest aan het adres van God kan klinken, die ‘waarom-vraag’ kan ook omslaan in negativisme, in pessimisme in ongeloof.
We komen allemaal voor de vraag te staan: ‘Bestaat God wel en als hij bestaat waarom doet hij dan niets?’
Er groeien zeer veel distels en doorns op onze levensweg en de vraag is: ‘hoe gaan we er mee om?’
Ten slotte: weer een ander gedeelte viel op goede grond en leverde deels honderd-, deels zestig-, deels dertigvoudige vrucht.
Dit roept de vraag op: wat is de vrucht van ons geloof als we ook weet en kennis hebben van distels en doorns?
Toen ik hierover nadacht ben ik een kop koffie gaan drinken omdat het niet gemakkelijk is om hier een antwoord op te geven. Ik zette een cd op. Het lied klonk: ‘Licht dat ons aanstoot in de morgen’ en even later ‘De steppe zal bloeien…’
Beelden kwamen naar boven hoe mijn geloof me door duisternis heeft geloodst, hoe op onverwachte momenten er mensen waren die me bij de hand namen.
Dat... en nog veel meer gaf en geeft me het vertrouwen dat ik opgevangen word, wat er ook gebeurt.
Op de vleugels van een lied kwam ik bij de ‘vruchten van het geloof’.
Ik kan hier alleen voor mezelf spreken, maar soms hoor ik in geloofsgesprekken dezelfde ervaringen. Mensen met een onverwoestbaar geloof, ondanks distels en doornen, ondanks platgetreden paden.
Ik heb een tante, ze werd 95 jaar. Ze had het niet gemakkelijk gehad en was door diepe dalen gegaan. Op haar 90ste verjaardag vroeg ik haar: ‘Hoe word je ondanks alles zo blijmoedig oud?’
Weet u wat ze zei?... ‘Bidden’, en ze voegde er aan toe: ‘Je gebed wordt altijd verhoord, vaak niet zo als jij het wilt maar anders... beter... veel beter.’
Dat onverwoestbare vertrouwen groeit als het Goddelijk zaad in goede aarde valt.
Als we in de spiegel van dit verhaal kijken, zien we dat God op onze levensweg kwistig met zaad strooit.
De ene keer zijn we ontvankelijker dan de andere keer. Soms zijn de omstandigheden zodanig dat we hard zijn als steen, of worden we verstikt door zorgen of woede. Op andere momenten is onze grond zo vruchtbaar dat we bergen kunnen verzetten in een onwrikbaar geloof dat ons boven onszelf uittilt.
Het is goed om even stil te zijn en ons de vraag te stellen: Hoe is onze grond op dit moment... en mocht de grond hard zijn, wat kunnen we eraan doen om die zacht te maken?
inleiding Henk Janssen ofm
preekvoorbeeld Hans Boerkamp