- Versie
- Downloaden 122
- Bestandsgrootte 148.60 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 2 april 2020
- Laatst geüpdatet 18 januari 2021
21 juni 2020
Twaalfde zondag door het jaar
Lezingen: Jer. 20,10-13; Ps. 69; Rom. 5,12-15; Mat. 10,26-33 (A-jaar)
Inleiding
Jeremia 20,10-13
Een psalm, een protestsong zelfs. Zo kunnen we de woorden van Jeremia in de eerste lezing typeren. Ze maken deel uit van een groter geheel, waarin Jeremia zich richt tot de Heer en zijn lot beklaagt. Hij heeft in opdracht van de Heer gesproken en de ondergang van het volk en de stad aangekondigd omdat ze, zoals Jeremia zegt, hardnekkig weigeren naar de Heer te luisteren. Als hij zijn profetie ook uitspreekt in de tempel pakt de hoofdopzichter en priester van de tempel hem op en zet hem gevangen. Jeremia reageert door deze Paschur (zijn naam betekent mogelijk ‘vrijheid’) te laten weten dat de Heer hem voortaan een andere naam geeft: ‘Ontzetting Overal’ (Statenvertaling: Magor-missabib) en hem dezelfde toekomst aanzegt als heel het volk van Juda: ze worden weggevoerd naar Babel (Jer. 19). Een onheilsprofeet, deze Jeremia. Niet dat hij er zelf voor heeft gekozen zijn volk en de leiders deze onaangename boodschap te brengen. Het begin van dit profetenboek laat zien dat het initiatief voor zijn gedrevenheid geheel en al bij de Heer ligt. Noem het roeping tegen wil en dank. Jeremia verzet zich tegen deze opdracht (‘ik ben veel te jong’ 1,6), maar er is geen ontkomen aan. Wel zegt de Heer hem meermaals alle steun toe, maar in de passage waar we nu beland zijn heeft Jeremia alle vertrouwen daarin verloren. Hij komt nog eens terug op de aanvang van zijn profetenbestaan en verwijt de Heer dat die hem heeft overgehaald tot een heilloze missie, met alle gevolgen van dien (20,7v). Tegelijk zien we dat in Jeremia’s protestsong een kentering optreedt. Zijn verwijten aan de Heer over diens pressie veranderen in een verwoording van Jeremia’s eigen drijfveren: het vuur brandt in hem en hij kan het niet in bedwang houden (20,9). De profeet is van binnen uit spreker voor de Heer geworden, ondanks alles.
Gekwetst, maar met vertrouwen
De lezing van vandaag opent op dit punt. Jeremia signaleert dat de mensen hem ‘Ontzetting Overal’ noemen, de naam die hij juist aan Paschur had gegeven. Zijn boodschap keert zich tegen hem, een diepe vernedering, waar alleman, zelfs zijn vrienden, aan meedoet. Ze willen wraak op hem nemen (20,10). Maar Jeremia heeft zijn vertrouwen hervonden: zijn enige bondgenoot is de Heer zelf, een machtig strijder (20,11). Die zal toch zijn tegenstanders wel overwinnen? Waar vriend en vijand zich op Jeremia wilden wreken, gelooft de profeet dat de Heer, in al zijn rechtvaardigheid, voor hem op zal komen en wraak neemt op deze vijanden (20,12). Reden voor een lofzang, met woorden die thematisch zo uit een psalm kunnen zijn genomen (zie bijvoorbeeld Psalm 9; 102; 109; 140; ook Luc. 1,46-55). Vandaag stopt de lezing hier, maar in het vervolg zien we dat Jeremia zichzelf opnieuw vervloekt en zijn geboorte betreurt. Is het omdat Jeremia’s vijanden niet door de wraak van de Heer worden getroffen? Diens woede blijft gericht op heel het volk, de stad en koning. Tenzij ze de weg naar het leven kiezen, een weg van rechtvaardigheid, zullen niet zegeningen, maar rampen hun deel zijn (21,8vv.12; 22,5).
Romeinen 5,12-15
Zie: S. Lamberigts, ‘Romeinen. Christus, onze gerechtigheid’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf. De zeven echte brieven, Vught 2014, 20162, 75-86
Matteüs 10,26-33
In het evangelie van deze zondag draait het om hetzelfde onderwerp: mensen met een zending, die de nodige obstakels op hun pad tegenkomen. Het is een gedeelte uit de zogeheten Zendingsrede van Matteüs, die begint als er een twaalftal leerlingen gegroepeerd wordt, die de apostelen (Grieks voor ‘gezondenen’) worden genoemd, de enige plaats waar Matteüs deze leerlingen zo noemt (Mat. 10,1). De rede eindigt als Jezus zijn instructies aan deze twaalf leerlingen beëindigt (11,1). Zij krijgen hun opdrachten dus van Jezus, die met de autoriteit van God zelf spreekt. Het woord ‘zenden’ (apostelloo) wordt behalve voor de apostelen zelf opnieuw gebruikt in vers 5,16 en 40. In dat laatste vers blijkt dat Jezus ook zichzelf ziet als iemand die door de Vader is gezonden: ‘Wie jullie ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt Hem die Mij gezonden heeft. Wie een profeet ontvangt omdat het een profeet is, krijgt het loon van een profeet…’ (40-41a). Zo zien we als het ware een stroom die in een delta vertakt: de Vader in de hemel stuurt zijn zoon; en de zoon, op aarde, stuurt zijn twaalf leerlingen. Zij krijgen de macht om reinigend en genezend rond te gaan. Die macht wordt hen gegeven nog voor hun namen worden genoemd. Hun taak is het om het koninkrijk van God aan te kondigen en vrede uit te dragen. Helen en de komst van het koninkrijk aankondigen, vrede uitdragen: het gaat hand in hand. De eerste doelgroep is het volk Israël (5-14). Het lijkt een aangename opdracht, maar Jezus voegt er direct ook een waarschuwing aan toe: er zullen steden en huizen zijn die niet openstaan voor de vrede die ze willen brengen. Is dat allereerst een probleem voor die plaatsen zelf en zal de vrede dan terugkeren naar de boodschappers, later zullen deze ondervinden dat de mensen hen daadwerkelijk naar het leven staan. Want de tegenstanders zijn ‘de mensen’ (17). Ze vervolgen niet zelf, maar slepen de apostelen voor het wereldlijk en geestelijk gerecht en schakelen dus de machthebbers in. In deze beschrijving klinkt hoogstwaarschijnlijk de ervaring mee van de eerste christenen, die tegenstand en vervolging ondergaan. Tegelijk zien we in deze waarschuwing de parallellie met het lot van Jezus zelf: verraden, vervolgd, verloochend en veroordeeld door het volk, zijn leerlingen, de hogepriesters en het Sanhedrin en de Romeinse landvoogd.
De ‘mensen’ en de naasten
Maar evenals Jeremia krijgen de apostelen naast hun opdracht ook steun toegezegd. Deze bemoedigende woorden vormen de evangelielezing vandaag. Alles overkoepelend is de zorg van de Vader. Als zelfs de mussen hem zoveel waard zijn, dan toch zeker de leerlingen? Jezus loopt vooruit op wat in vers 40 staat (zie boven): dat hij door de Vader is gezonden, en hij de leerlingen zendt. Hier is het verloop in omgekeerde volgorde. Als de leerlingen bij ‘de mensen’, dezelfden dus waar ze niet bang voor moeten zijn, kiezen voor Jezus, zal die ook voor hen kiezen bij de Vader. Datzelfde, maar tegengesteld, geldt voor wie Jezus verloochenen bij de mensen. Daar zien we de ononderbroken lijn van Vader in de hemel naar gezondenen op aarde en terug. De tekst preludeert op het thema dat in hoofdstuk 25 van Matteüs prominent aan de orde komt: het oordeel van de Mensenzoon. Dan blijkt dat het koninkrijk gegeven wordt aan de gezegenden van de Vader (Mat. 25,34). Zoals de twaalf primair toegerust worden met macht om daden van genezing te tonen, zo blijkt ook het belijden van Jezus niet zozeer een kwestie van woorden te zijn, maar van daden. Partij kiezen voor hem blijkt erin te bestaan dat je in het leven van iedere dag concreet omziet naar je naaste.
De boodschap waarmee de apostelen naar de mensen worden gezonden is die van genezing en vrede. Ze vraagt om te kiezen voor het koninkrijk der hemelen. Wie dat aankan, die zal het loon niet ontgaan in de hemel (Mat. 10,42). Echter, voor wie het niet verstaat is deze boodschap als een zwaard dat niets ontziend deelt en verdeelt (Mat. 10,34-38).
Preekvoorbeeld
In ons leven kan het er soms heftig aan toe gaan. Als de onrust grote vormen aanneemt en lang gaat duren kan het worden tot een drama met veel wanhoop. Bij Jeremia in de eerste lezing leidt het tot chaos en paniek. De toestand in zijn land is verre van rustig. Als profeet houdt hij een pleidooi voor sociale rechtvaardigheid, voor zorg voor de weduwe en de wezen. Ieder moet tot zijn recht kunnen komen. Maar zijn boodschap en oproep tot verandering worden hem niet in dank afgenomen. Dat raakt hem diep. Vriend en vijand laten hem in de steek. Zijn opdracht wordt hem te machtig. Hij vervloekt zijn bestaan en wil zijn taak opgeven. Ook God krijgt er bij vlagen flink van langs. Toch vindt Jeremia in de eerste lezing het vertrouwen terug. Zijn enige bondgenoot is de Heer. Hij gelooft dat de Heer voor hem zal opkomen. Hij kan weer verder, zij het met gekwetst vertrouwen. Hij heeft nog een lange weg te gaan…
Een gepensioneerde leraar die vrijwilligerswerk doet op een missionair centrum vertelde me onlangs over vertrouwen. Hij heeft daar veel contacten met vluchtelingen en dak- en thuislozen. Hoe verschillend hun achtergrond ook is, ze hebben gemeen dat ze een bewogen en emotionele geschiedenis met zich meedragen. De leraar vertelde dat er heel wat vertrouwen moet zijn gegroeid voordat iemand zijn verhaal gaat vertellen. Niemand loopt zomaar te koop met zijn schaduwkant: de doorstane angst, onzekerheid en eenzaamheid, gemis van eigen land en familie, schaamte, rouw om verloren idealen. Ik vroeg de leraar of er ook iets moois te beleven valt in zijn vrijwilligerswerk. Zijn reactie na een lange stilte was: ‘Het is zo bijzonder om op basis van gegroeid vertrouwen ervaringen te kunnen delen met mensen die je eerst totaal niet kende. Het is iedere keer opnieuw weer een kostbare beleving om het te mógen horen. Het doet mij pijn wat er allemaal gebeurd is. Het maakt me ook mild. Dat voelt rijk. En de man of vrouw die het persoonlijke verhaal kan vertellen is blij dat er iemand luistert. Het brengt ons samen, verbindt ons.’ Wat goed toch dat wij mensen moeilijke dingen met elkaar durven delen. Met ouders, familie, partners, buren, collega’s.
Dat brengt me bij het evangelie van deze zondag. Twaalf leerlingen krijgen van Jezus een zending. Hij waarschuwt zijn apostelen dat hun opdracht niet gemakkelijk zal zijn. Dat geldt evenzeer voor Jezus zelf. Hoe moeilijk is zijn weg wel niet! Het wordt hun taak om het koninkrijk van God te verkondigen. Vrede uit te dragen. Zoals Jezus gezonden is door de Vader, zo zendt hij vandaag de 12 leerlingen. Ga er maar aan staan. Maar Jezus stuurt ze niet op weg met lege handen. Hij geeft hun een kostbaar ‘weten’ mee: voor de Vader in de hemel zijn jullie zeer kostbaar. Hij kent je door en door, heeft weet van je talenten. Weet wat er in je omgaat. Je mag je geborgen weten in zijn liefde. Jullie haren zijn geteld.
Net als in de tijd van Jeremia en in de tijd van Jezus leven ook wij in onrustige tijden. Op vele plekken wordt oorlog gevoerd en vrede bedreigd. Wie het nieuws volgt zou kunnen gaan denken dat in de wereld het kwaad het gaat winnen ondanks de positieve inzet van velen. De berichtgeving waarin het negatieve overheerst kan ons angstig maken, ons vertrouwen aantasten. Mag ik een tegenovergestelde ervaring met u delen?
Een paar jaar geleden liep ik vanuit Nederland de pelgrimsroute naar Santiago in Spanje. De pelgrimstocht duurde bijna vier maanden. Pelgrimeren is vooral lopen, op tijd eten en drinken en een bed zoeken om te slapen. Iedere pelgrim heeft dagelijks te maken met deze basale activiteiten. De fundamentele overlevingszorg confronteert de pelgrim met een nieuwe manier van leven. Je weet ’s morgens nog niet wat deze dag je brengen zal. Onderweg ontmoet je mensen uit alle hoeken van de aarde. Vooral in Frankrijk en Spanje. De ontmoetingen hebben vaak diepgang. Al lopend krijg je dieper contact met jezelf. Pelgrims delen met elkaar waar ze vandaan komen, hoe lang ze al onderweg zijn, hoe ze ertoe zijn gekomen om naar Santiago op weg te gaan. Hoe verschillend deze verhalen ook zijn, er zitten vaak ook veel overeenkomsten in. Deze uitwisseling is een van de verrijkende kanten van de camino. De pelgrimstocht vraagt heel wat. Zowel lichamelijk, fysiek als geestelijk.
Vandaag wil ik graag een aspect met u delen wat een diepe indruk op me heeft gemaakt tijdens de lange wandeling. Dat is de hartelijkheid waarmee ik als pelgrim tegemoet werd getreden. Zoveel mensen die ik nooit eerder ontmoette boden onderdak aan, een bed om te slapen, eten om de honger te stillen. Spontaan werd me gevraagd of ze mijn kleren zouden wassen. Dat alles zonder dat ik iets anders terug kon geven dan dankjewel zeggen. Tijdens de pelgrimstocht leerde ik hoezeer we afhankelijk zijn van anderen. Opnieuw moest ik leren ontvangen. Mijn hand open houden. Gaande de weg durfde ik steeds meer ontvangen. En daarmee erkennen: inderdaad, ik heb je nodig. Wat fijn dat je wilt helpen. Ik telde mijn zegeningen en was zo dankbaar!
De gepensioneerde leraar die daklozen en asielzoekers ziet en hoort. Bij ze stilstaat. De mensen die gastvrijheid aanbieden aan de pelgrim. Het lijken kleine dingen. Ze komen niet op het nieuws. Maar ze bieden ons hoop, liefde en vertrouwen. Ik realiseer me dat er heel veel mensen zijn die anderen helpen en ondersteunen. Aan hen allen: hartelijk dank!
inleiding dr. Joke Brinkhof
preekvoorbeeld Arie van Boekel