Preek 21e zondag dhj, C jaar, 24-8-2025

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 2
  • Bestandsgrootte 143.46 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 10 juni 2025
  • Laatst geüpdatet 10 juni 2025

Preek 21e zondag dhj, C jaar, 24-8-2025

24 augustus 2025
Eenentwintigste zondag door het jaar 

Lezingen: Jes. 66,18-21; Ps. 117; Heb. 12,5-7.11-13; Luc. 13,22-30 (C-jaar)

Inleiding

Jesaja 66,18-21
De eerste lezing is genomen uit het allerlaatste hoofdstuk van het boek Jesaja. Het is een groots visioen, dat niet alleen betrekking heeft op Israël, maar op ‘alle volkeren en talen’ (vers 18; de eerste woorden van dat vers – ‘Ik ken hun werken en hun gedachten’ – horen nog bij het voorafgaande orakel in de verzen 15-17 en kunnen eigenlijk beter worden weggelaten uit de lezing). De heer gaat alle volkeren en talen bijeenbrengen om zijn glorie te aanschouwen. Hij zendt ‘degenen die gespaard zijn gebleven’ uit om zijn heerlijkheid te verkondigen onder alle volkeren (v. 19). Wie zijn dat, ‘degenen die gespaard zijn gebleven?’ Spontaan zou men daarbij denken aan de trouw gebleven rest van Israël in de tijd na de ballingschap, maar dat klopt niet in deze context. Zij maken immers deel uit van de ‘volkeren en talen’ en worden in vers 20 duidelijk van de Israëlieten onderscheiden. Volgens deze profetie zijn er dus ook bij de heidense volkeren ‘gespaard gebleven’ rechtvaardigen, die een verkondigingstaak vervullen, en zelfs een sacrale taak, want ‘ook uit de volkeren kiest de heer zich priesters en levieten uit’ (v. 21). Zij brengen de kinderen van Israël, die na de ballingschap tussen de volkeren verspreid zijn geraakt, naar Jeruzalem terug. Daar worden de teruggekeerde Israëlieten als offergave aangeboden aan God – alsof de volkeren zeggen wilden: dit is het beste wat wij hebben! Die beeldspraak klinkt ons wellicht vreemd in de oren, maar het is een visioen met een zeer universalistische strekking. Iedereen is welkom in het koninkrijk van God. Allen zijn getuigen van Gods grote daden en mogen deelnemen aan de eredienst van de Ene.

Psalm 117
Psalm 117 is de kortste psalm uit heel het Psalterium. Het is een loflied, dat zoals alle lofliederen begint met een oproep tot lofprijzing van God (vers 1), waarna de motieven voor die lofprijzing worden opgesomd (v. 2). De psalmist roept alle volkeren op met de lofprijzing in te stemmen; door dit universalisme sluit de psalm goed aan bij de eerste lezing. Motief voor de lofprijzing zijn de goedheid en de trouw van de heer, die tot in eeuwigheid standhouden. ‘Goedheid en trouw’, in het Hebreeuws chesed en ‘emet, is een woordenpaar dat in de Bijbel vaak voorkomt als kenmerk van Gods verbond met de mensen.

Lucas 13,22-30
De evangelielezing is een onderdeel van het ‘grote reisverhaal’ in het Lucasevangelie (Luc. 9,51–19,28). Jezus is met zijn leerlingen op weg naar Jeruzalem, de plaats waar hij zal lijden en sterven. Onderweg onderricht hij zijn leerlingen over de ‘weg’ die zij in zijn spoor moeten gaan. De perikoop die we deze zondag lezen, handelt over het einddoel van die weg. ‘Zijn het er weinig die gered worden?’, vraagt iemand. Jezus antwoordt daar niet rechtstreeks op, maar spoort al zijn volgelingen aan zich in te spannen om door de nauwe deur naar binnen te gaan (vv. 23-24).

Die aansporing van Jezus is samengesteld uit een aantal uitspraken die we ook in het Matteüs evangelie terugvinden, maar daar verspreid over uiteenlopende plaatsen: in de Bergrede (zie Mat. 7,13-14,22-23), in het verhaal over de knecht van de honderdman (zie Mat. 8,11-12) en in de parabel van de tien bruidsmeisjes (zie Mat. 25,10-12). In de exegese van de synoptische evangelies spreekt men bij dergelijke uitspraken van Jezus die enkel bij Matteüs en Lucas voorkomen – de zogeheten ‘tweevoudige traditie’ – van Q-teksten (waarbij Q verwijst naar Quelle, de hypothetische bron met woorden van Jezus waaruit Matteüs en Lucas geput hebben). Het spreekwoord in het laatste vers van de lezing daarentegen, over ‘de eersten’ en ‘de laatsten’, behoort tot de ‘drievoudige traditie’: we vinden het ook bij Marcus (10,31) en tweemaal bij Matteüs (19,30 en 20,16).

De gedachtegang van de tekst zoals Lucas die heeft samengesteld gaat als volgt. Op de vraag, hoeveel er gered zullen worden, antwoordt Jezus eigenlijk niet. Hij doet niet aan speculaties om het aantal geredden vooraf te willen kennen. Wel reageert hij in zijn antwoord tegen twee extremen. Tot diegenen die graag bepaalde groepen afschrijven of uitsluiten, zegt Jezus: God sluit niemand uit. Niet alleen ‘Abraham, Isaak, Jakob en al de profeten’, maar ook velen ‘uit het oosten en het westen, uit het noorden en het zuiden zullen aanzitten in het koninkrijk Gods’ (zie vv. 28 en 29). En aan degenen die van zichzelf denken dat zij ongetwijfeld op de goede weg zijn, zegt Jezus: je wordt niet automatisch gered. Je moet je blijven inspannen om door de nauwe deur naar binnen te gaan. Velen zullen proberen binnen te komen maar daar niet in slagen. ‘In zijn tegenwoordigheid gegeten en gedronken hebben’ geeft geen enkele garantie. Het zou best kunnen dat de heer des huizes zegt: ‘Ik weet niet waar gij vandaan komt’ (v. 26). Wat het enige criterium zal zijn bij de nauwe poort aan het einde van de weg, blijkt uit vers 27: ‘Gaat weg van Mij, gij allen die ongerechtigheid bedrijft’. Gerechtigheid doen, daar komt het op aan, niet het behoren tot een uitverkoren volk of een bevoorrechte groep.

*   *   *

Volgens Jesaja in de eerste lezing kiest de Eeuwige zijn priesters en levieten niet alleen uit Israël, maar uit al diegenen uit de volkeren ‘die gespaard zijn gebleven’ – versta: die trouw zijn gebleven door gerechtigheid te doen. Iedereen is welkom, er is ruimte voor allen – maar dat betekent niet dat iedereen zomaar naar binnen kan. Bij de nauwe deur van het rijk Gods luidt het wachtwoord: gerechtigheid. En gerechtigheid komt vaak uit onverwachte hoek.

Preekvoorbeeld

Wie wordt er gered?

Tranen met tuiten, huilde mijn kleindochter: ‘En nou zegt dat meisje op school, dat er vast maar weinig meisjes op dat leuke feestje mogen komen… ( snik, snik) … en nou mag ik vast niet komen.’
Tja, het leed van een kleine meid, buitengesloten worden. Ik kon die andere wichten wel villen, met hun hoogmoed waarmee ze een lief meisje afserveerden. Tja, wacht u voor de woede van een grootmoeder. Knarsetanden.

Ik moest hieraan denken, bij die vreselijke bijbeltekst: ‘Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?’ Alleen de vraag al doet mijn woede opbruisen, ‘huichelaars, zelfingenomen kwasten.’
Zo niet bij Jezus. Die laat zich niet opjutten. Niet om de vraagsteller te complimenteren en niet om hem af te serveren. Jezus gaat helemaal niet ín op de wellicht zelfgenoegzame ondertoon van de vraag. Hij draait de opmerking een kwartslag om ‘Doe je best om door de smalle deur heen te gaan.’
Blijkbaar is er een smalle deur. Er ís dus een deur – dat is hoopvol. En blijkbaar is er een uitnodiging, maar het ligt aan de genodigden of ze door de deur komen.

En dan volgt een veelheid aan waarschuwingen, die ons doen denken aan andere verhalen van Jezus. Zoals van de bruidsmeisjes. Zij die hun lampje van liefde brandend hadden gehouden gingen in de donkere nacht mee naar binnen. Zij, die bijna vanzelfsprekend een levenshouding hadden gehad van barmhartigheid en gerechtigheid. Maar – en aan de buitenkant zie je het verschil soms nauwelijks – zíj die wel graag chique met Jezus wilden eten, interessant naar Hem wilden luisteren, echter géén levenshouding van gerechtigheid hadden, zij vallen af. De Heer zegt duidelijk: ‘Ik ken jullie niet, onrechtplegers.’

Het is best een pittige evangelielezing vandaag. Zeker dat jammeren en knarsetanden. Je zou er bang van worden. En dát is nou net niet de bedoeling. Zeker, het zijn waarschuwende woorden voor degenen, die menen op uiterlijk vertoon wel mee te mogen doen met een feest. Een waarschuwing om hun leven te beteren.
Maar het is niet bedoeld om lieve, onzekere mensen, angst aan te jagen. Laat die mensen zich getroost weten door het ruime visioen, dat de profeet Jesaja schildert.

Diegenen van wie wij denken dat ze achteraankomen, die zelf wellicht denken ‘dat ze er niet bij horen’, juist zij blijken voorop te dansen in de feeststoet. Zelfs mensen uit de heidense volkeren. Gods hart blijkt ruimer dan wij voor mogelijk houden. Of zoals Jezus zegt ‘Er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn en eersten, die de laatsten zullen zijn.’

Ja, Jezus spreekt over een smálle deur.
Een smalle deur houdt opgeblazen ego’s tegen, dikke buiken komen er niet doorheen, een pochende meute vol gebral stuit op weerstand, onruststokers en geweldenaars worden tegen gehouden. Gelukkig maar, want met zulke lui zou het geen feest zijn.

Maar wie, geïnspireerd door Jezus, een feestkleed van gerechtigheid draagt, een lampje van liefde hooghoudt, die danst één voor één in reidans door de deur de feestzaal binnen. Welkom geheten door de gastheer, de bruidegom van het feest.

Dus droog je tranen kleindochter, leef een leven van liefde en gerechtigheid, dan hoor je nu al de muziek door de open deur naar buiten schallen als inspiratie voor ieder die Jezus’ weg van liefde en gerechtigheid wil gaan. En je zult verbaasd staan wie er allemaal gast, zelfs eregast, zijn op het feest: naast Sara en Abraham, Rebekka en Isaak, Rachel, Lea en Jakob, zien we daar kinderen uit alle volken, stralend in het licht van gerechtigheid.

inleiding dr. Paul Kevers
preekvoorbeeld
ds. Rinske Nijendijk-Cnossen