Preek 19e zondag dhj, C jaar, 10-8-2025

[featured_image]
Downloaden
Download is available until [expire_date]
  • Versie
  • Downloaden 6
  • Bestandsgrootte 107.55 KB
  • Aantal bestanden 1
  • Datum plaatsing 10 juni 2025
  • Laatst geüpdatet 10 juni 2025

Preek 19e zondag dhj, C jaar, 10-8-2025

10 augustus 2025
Negentiende zondag door het jaar

Lezingen: Wijsh. 18,6-9; Ps. 33; Heb. 11,1-2.9-(12)19; Luc. 12,32(35)-(40)48 (C-jaar)

Inleiding

Op het eerste gezicht is het niet zo eenvoudig om een rode draad te ontdekken in de lezingen die voor deze zondag zijn uitgekozen. Zoals op alle zondagen door het jaar het geval is, is er geen directe samenhang tussen de tweede lezing en de eerste en de derde (het evangelie), omdat deze deel uitmaakt van een reeks gedeelten uit nieuwtestamentische brieven – in dit geval de Hebreeënbrief – die gedurende een aantal zondagen geheel of gedeeltelijk worden gelezen.
Er is wel een samenhang tussen het evangelie en de eerste lezing uit het Oude Testament, in ieder geval in de ogen van de samenstellers van het lectionarium, maar het zal menigeen enige moeite kosten om die te ontdekken.

Wijsheid 18,6-9
Het boek Wijsheid behoort tot de deuterocanonieke boeken, dat wil zeggen de boeken die niet zijn opgenomen in de Hebreeuwse Bijbel, maar wel deel uitmaken van de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament en ook van de lijst van bijbelse boeken die door de rooms-katholieke, oosters-orthodoxe en Anglicaanse kerken als ‘canoniek’ worden erkend (in het jodendom en in de protestantse tradities hebben ze niet die status en worden ze daarom ook niet in de liturgie gelezen). Het boek Wijsheid is in het Grieks geschreven – waarschijnlijk in Alexandrië, in de eerste eeuw vóór Christus of misschien zelfs nog iets later. Zowel qua vorm als qua inhoud is het sterk beïnvloed door de Grieks-Romeinse cultuur.

Het gedeelte dat op deze zondag wordt gelezen (Wijsh. 18,6-9) is afkomstig uit het laatste deel van het boek waarin de geschiedenis van de Uittocht uit Egypte wordt verteld en geactualiseerd in bewoordingen die de bedoeling hebben ook voor niet-Joden begrijpelijk te zijn. Leidraad is dat rechtvaardigen die zich laten leiden door de ware wijsheid van de Wet van Mozes, de Tora, zullen worden gered en het eeuwig leven zullen ontvangen en dat dwaasheid, met name verering van afgoden, zal worden gestraft. Het gedeelte dat op deze zondag wordt gelezen gaat over de nacht waarin de Israëlieten uit Egypte wegtrekken.

Aan het begin van het tekstgedeelte wordt gezegd dat die nacht aan de voorouders (lett. vaderen) tevoren was aangekondigd (v. 6). Daaruit hadden ze het vertrouwen geput dat de belofte die hun was gedaan, in vervulling zou gaan en de redding van de rechtvaardigen (de Israëlieten) en de ondergang van de vijanden (de Egyptenaren) verwacht (v. 7). Het blijft enigszins onduidelijk waar de aankondiging aan de ‘vaderen’ op doelt, maar waarschijnlijk wordt naar enkele oudtestamentische teksten verwezen waarin God aan Abraham en Jakob zegt dat hun nakomelingen ooit als slaven in Egypte zullen wonen maar dat God hen daar ook weer uit vandaan zal brengen (Gen. 15,13v; 46,3v).

De Nederlandse vertaling van vers 9 die in het Nederlandse lectionarium staat, is niet helemaal correct. Er staat niet dat de ‘kinderen van de vromen in stilte het offermaal hadden gebruikt’ maar dat de ‘heilige kinderen van de goeden (de voorouders; Grieks: agathoi) in het geheim hadden geofferd (thusiadzein), dat wil zeggen het paaslam hadden geslacht. Het aanheffen van ‘oude liederen’ is op zijn best een slordige vertaling. Er staat letterlijk dat (de heilige kinderen) reeds van te voren (voordat ze uit Egypte waren weggetrokken) de ‘heilige lofliederen van de vaderen/voorouders hadden gezongen’. Het is goed mogelijk dat hier op de zogenaamde Hallel-psalmen (Psalm 113–118) wordt gedoeld die in de tijd waarin de tempel in Jeruzalem nog niet was verwoest, tijdens het slachten van de paaslammeren werden gezongen (aldus Misjna-traktaat 5,7) en later een vast onderdeel van de Sederavond zouden worden. In ieder geval staat vast dat in de periode waarin het boek Wijsheid is ontstaan, tijdens het Pesachmaal lofliederen werden gezongen (zie daarvoor het boek van de Jubileeën, hoofdstuk 49).

Lucas 12,32(35)-(40)48
Voor de lezing uit het evangelie biedt het lectionarium de mogelijkheid om te kiezen tussen een kortere en een langere versie. De kortere versie omvat alleen de verzen 35-40. Het is een oproep om waakzaam en alert te zijn en elk moment voorbereid te zijn op de terugkomst van de heer des huizes, dat wil zeggen Christus. Deze kan heel snel plaatsvinden, maar het kan ook nog wat langer duren: het kan zijn dat Christus pas in de derde nachtwake, tegen het einde van de nacht, terugkomt.
Het thema van het ‘wachten’ heeft deze passage gemeen met vers 6 van de lezing uit Wijsheid waar de vaderen uitzien naar de redding van de rechtvaardigen in de nacht van de Uittocht. Men kan hier bij aantekenen dat sommige exegeten hebben gesuggereerd dat Lucas met het wachten op de komst van de heer in de nacht zou doelen op de verwachting van de terugkomst van Christus in de joodse en vroegchristelijke paasnacht.

De langere versie van de evangelielezing begint iets eerder, bij vers 32. Het grote voordeel daarvan is dat men zo zicht krijgt op de specifieke setting waarin Lucas de verzen 35-40 plaatst. Het is interessant dat, net als Lucas, ook Matteüs met de traditie waarop deze verzen zijn gebaseerd, bekend is geweest en ze op zijn eigen manier in zijn evangelie heeft verwerkt (Mat. 24,43v), maar Lucas doet dat op een geheel eigen manier, vanuit een eigen perspectief. Kenmerkend voor de benadering van Lucas is dat bij hem aan die verzen een aantal passages voorafgaan waarin hij het vergaren van aardse schatten, van materiële rijkdom bekritiseert. Deze passages zijn in de voorgaande zondagen gelezen en monden uit in de oproep om je bezittingen te verkopen en een schat in de hemel te verzamelen waar deze niet door een dief kan worden gestolen. Wanneer men begint te lezen bij vers 32, komt dit specifiek Lucaanse perspectief tot zijn recht.

De langere versie omvat ook het vervolg op de verzen 35-40. Ze borduurt voort op de kwestie van het uitblijven van de terugkomst van Christus die ook al in het voorgaande gedeelte kort was aangestipt (vermelding van tweede en derde nachtwake). Wie denkt dat het nog wel een tijd zal duren voordat de heer terugkomt en er maar op los leeft en zich misdraagt, zal daarvoor zwaar gestraft worden. Vers 48 nuanceert dat echter weer: wie niet weet wat de heer precies zou willen, zal minder straf krijgen. Men kan hier ongetwijfeld een echo horen van de discussies die tegen het einde van de eerste eeuw moeten zijn gevoerd omdat de terugkomst van Christus steeds langer op zich liet wachten.

Hebreeën 11,1-2.9-(12)19; Ps. 33
Zoals al eerder is vastgesteld, is de tweede lezing uit de Hebreeënbrief waarschijnlijk niet expliciet gekozen met het oog op het evangelie (zoals dat wel voor de eerste lezing het geval is). Niettemin laat het thema van het ‘geloof’ dat als een rode draad door Hebreeën 11 en 12 loopt, zich wel verbinden met het motief van het uitzien naar redding en de terugkomst van Christus (zo men dat zou willen). Dat geldt ook voor psalm 33 waarin rechtvaardigheid en vertrouwen sleutelmotieven zijn en die daardoor mooi aansluit op de lezing uit Wijsheid.

Preekvoorbeeld

Waakzaam
Wanneer we ons zouden beperken tot de korte versie van de evangelieperikoop die het lectionarium mogelijk maakt, lopen we het risico met ‘de dief in de nacht’ te blijven steken in een veiligheidsgolf. Dat beeld is bekend uit de brieven (1 Tes. 5,2 en 2 Petr. 3,10) en ook uit de Apocalyps (3,3 en 6,15). De dag van de Heer, het koninkrijk van God is even onvoorspelbaar als een dief in de nacht.

Wanneer je weet hoe laat de dief komt, kun je de inbraak voorkomen nietwaar? Het lijkt verzekeringstaal. De slimme deurbel die de bezoekers zichtbaar maakt, waar je ook bent. Camera’s zowel buiten als binnenshuis met alarmfunctie, om ook op afstand te weten wat er gebeurt. Domotica in computerjargon: het gecomputeriseerde leven, met zo min mogelijk risico.

Alles om het maar zo veilig mogelijk te maken in onze wereld. Voor het fietsen eerst even naar de weersverwachting kijken om niet nat te worden. De verkeersinformatie voordat we in de auto stappen en ook tijdens het rijden. Wanneer je van te voren weet van de dief, de regenbui of de file, dan ga je goed toegerust door het leven. Misschien zelfs korting bij je verzekering. Wakkere dienaars! Weest gereed!

Gelukkig geeft het lectionarium ons de ruimte om meer en breder te lezen en ook de omliggende tekst er bij te betrekken. Dan horen we luider en duidelijker het brede perspectief van Gods koninkrijk. Een perspectief dat gelijk nog verder wordt verlengd naar Exodus (12,11), de bevrijdende uittocht uit Egypte: ‘laten uw lendenen omgord zijn en de lampen brandend’ (v. 35).

De lendenen omgord, je kleren opgeschort om klaar te zijn en niet gehinderd te worden wanneer het bevrijdende teken van de uittocht gegeven zal worden. Brandende lampen om licht te hebben in de nacht. De nacht die anders is dan alle andere nachten. ‘Die nacht was tevoren aan onze vaderen bekendgemaakt, opdat zij, onwankelbaar wetend op welke eden zij vertrouwden, welgemoed zouden zijn’ zoals de tekst uit Wijsheid (18,6) het onder woorden brengt. Daar klinkt het vertrouwen in door dat zij durfden leven op de beloften uit het verleden in hoop op bevrijding in de toekomst. De verwachting dat de rechtvaardigen gered zullen worden. Wanneer het over Gods koninkrijk zal gaan, kan dat niet los worden gezien van die grote bevrijdende daden, waarmee de ene zijn volk uitleidt uit het diensthuis.

Met dat bevrijdende beeld op de achtergrond laat Lucas nu de hele gelijkenis kantelen. De huisheer die zijn dienaars wakker en waakzaam vindt, zet de hele maaltijd op zijn kop. Teruggekeerd van de bruiloft is hij het nu zelf die zich zal omgorden en dienstbaar zal zijn aan zijn dienaars. Zij zijn de ‘zaligen’ in hun trouw aan, hun geloof in hun meester. Zij zijn standvastig gebleken ondanks de zwarte onzekere toekomst.

Want daar gaat het over: over morgen, over volgend jaar, over later, over een nieuwe dimensie. Het gaat over kleine mensenkinderen die bang zijn in het donker, voor ‘de dief in de nacht’. Over kleinkinderen die niet weten hoe of wat. Mensen die dreigen te verzinken in een peilloze toekomst. Het jongetje dat vlucht voor de bommen. De oude vrouw wanhopig zonder huis. Het dakloze gezin, dat rouwt om de gedode soldaat. De verwoeste steden en dorpen.

Zo lijken alle oude zekerheden weg te vallen. Eindeloze ellende die wij elkaar van geslacht op geslacht aandoen. Is er nog iets aan te veranderen? Duizenden doden in de oorlogen die verwoestend de wereld verbranden. Verminkte lichamen, kapotte zielen, vernielde toekomst. Hoe verder? Je kunt het voor je uitschuiven. De eindtijd, de laatste dagen, het einde der tijden. Een vaag, niet nader te omschrijven tijdstip, hoe huiveringwekkend ook. Misschien duurt het onze tijd nog wel uit. Gaat de geschiedenis vooruit of blijven we op dezelfde plaats ronddraaien?

Machteloosheid in het wereldgebeuren en de klimaatcrisis komt steeds opnieuw naar voren. Pogingen om de vrede te bewaren lopen stuk in spiralen van geweld. Het gevaar van onverschilligheid, het grootste onheil: in een roes van christendommelijkheid zakken we weg. We kunnen er toch niets aan doen.

Hoe overeind te blijven in een wereld, verduisterd door oorlog, geweld tussen mensen, honger en armoede? Een wereld vol eigen gelijk. Mensen weggezet als ongewenste anderen. Het vuur van de haat wordt steeds opnieuw aangewakkerd. Lucas toont ons dan ook een rentmeester (letterlijk: een econoom) die bij nader inzien uiterst onbetrouwbaar blijkt te zijn in zijn grensoverschrijdend gedrag! Het wordt niets meer: ‘mijn heer neemt er de tijd voor om te komen’ (vv. 45). Wanneer we geen uitzicht meer hebben op de toekomst, is er niets meer om naartoe te leven. Dan is er geen waakzaamheid; daar heerst slapeloosheid. Wij hebben een ideaal, een visioen, een perspectief, een uitzicht nodig om verder te kunnen denken, door te kunnen leven. Dat is het beeld van de ‘zoon van de mens’.

Wanneer dat uitzicht bewust wordt ontkend, zoals de rentmeester in dit voorbeeld, leidt dat naar een doodlopende weg, letterlijk (v. 46): ‘het lot der trouwelozen’. Maar wie handelt in waakzaamheid en trouw aan de heer des huizes, die wordt ‘zalig’ (v. 43) bevonden. Daarmee staan we in een lange traditie, zoals de Hebreeënbrief aangeeft: Abel, Noach, Abraham, Isaac en Jakob en zelfs (!) Sara. Geloofsgetuigen die ons zijn voorgegaan naar de Schriften. ‘In geloof geroepen … zonder te weten waar hij [Abraham] zou komen. In geloof leefde hij als vreemdeling…’ Leven in geloof, in vertrouwen op het visioen. Geloven dat het anders kan.

Geloofsgetuigen als de steunpunten waaraan we ons kunnen spiegelen, vastklampen in onze eigen tijd. Want hoe zullen wij anders overleven? Het visioen van de wereld zoals God die heeft bedoeld. Zo moet het kunnen. Dat hebben we meer dan ooit nodig in onze wereld die door hol gepraat wordt overspoeld. Waar mensen vluchten voor geweld en stranden in hopeloosheid. Waar grenzen worden gesloten en toekomstdromen uiteen spatten.

‘Geloof viert de werkelijkheid van wat wordt gehoopt’ (Heb. 11,1 – Naardense Bijbel). Daarom moet er een plek zijn in ons leven, in deze wereld, als een toegankelijk huis, met open armen en uitgestoken handen, gevoed door warm kloppende harten en blijde ogen. Een plaats waar geloof in een nieuwe toekomst levend wordt gehouden. Een open kerk waar we niet zeuren over krimp, maar waar tegen de klippen op feest wordt gevierd, als een bruiloft. Waar mensen klaar staan voor elkaar. Waar het visioen met waakzaamheid wordt bewaard en in hoopvol vertrouwen wordt gerealiseerd, ‘de lendenen omgord en de lampen brandend’.

inleiding prof. dr. Gerard Rouwhorst
preekvoorbeeld drs. Frans Wiersma