- Versie
- Downloaden 34
- Bestandsgrootte 169.40 KB
- Aantal bestanden 1
- Datum plaatsing 15 februari 2025
- Laatst geüpdatet 15 februari 2025
Palm- of Passiezondag, C jaar, 13-4-2025
13 april 2025
Palm-of Passiezondag
Lezingen: Luc. 19,28-40; Jes. 50,4-7; Ps. 22; Fil. 2,6-11; Luc. 22,14(23,1-49)–23,56 (C-jaar)
Inleiding
Jesaja 50,4-7
De lezing uit het boek Jesaja is één van de zogenaamde ‘dienaar-teksten’ waarin de dienaar volledig gehoorzaam en trouw is aan zijn heer. Evenals in Jes. 42,1-9; 49,1-6 en 52,13–53,12 is hij dan wel in grote problemen (zie vers 6 van onze lezing waarin de dienaar wordt gefolterd en vernederd), hij behoudt het vertrouwen in zijn goddelijke missie en blijft het Woord van JHWH verkondigen. Waar Israël meent dat God zijn volk verlaten heeft, wijst de dienaar op de betrouwbaarheid van JHWH en de belofte van verlossing.
In vers 5 zegt de dienaar dat JHWH zijn oren geopend heeft en dat hij geen verzet heeft geboden. Dit wijst op de gehoorzaamheid van de dienaar. ‘Ik heb gehoord’ staat in de Bijbel vaak voor ‘ik heb gehoorzaamd.’ Elke ochtend wekt God het oor van de dienaar (v. 4) en luistert deze als een leerling naar zijn meester. Een leerling spreekt na gehoorzaam te hebben geluisterd. Zo kan de dienaar de boodschap van verlossing verkondigen aan zijn volk, omdat hij geluisterd heeft naar de stem van God. Het is een goddelijke boodschap die hij verkondigt aan een gebroken wereld en aan gebroken mensen.
Psalm 22
Psalm 22 is in de christelijke traditie onlosmakelijk verbonden geraakt met het passieverhaal. Het lied begint immers met dezelfde woorden die Jezus uitsprak voordat hij aan het kruis de geest gaf. Eli, Eli, lema sabachtani? Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten? Het is een zeer persoonlijke psalm waarin het lijden van het individu centraal staat. De lijdende spreekt God direct aan en stort zijn hart uit bij de Heer. In sterke beelden (‘een troep stieren staat om mij heen’, ‘als water ben ik uitgegoten’) getuigt de psalmist van de hopeloze situatie waarin hij verkeert. Maar daar blijft het niet bij. De lijdende zoekt in grote wanhoop hulp bij de Heer en verwacht deze ook want ‘Hij veracht de zwakke niet … maar hoort zijn schreeuw om hulp’ (v. 25).
De psalm sluit af met een lofzang aan de Heer die Koning is, rechtvaardig en voor wie alle knieën zullen buigen. Hetzelfde thema zien we hier dus terug als in de dienaar-tekst van Jesaja: zelfs in de diepste duisternis, in totale wanhoop en in de gebrokenheid van het leven mag de mens hulp verwachten van JHWH. Hij heeft immers het leven van elk mens in zijn handen en laat deze nooit los: ‘bij mijn geboorte vingen uw handen mij op, van de moederschoot af bent U mijn God’ (Ps. 22,11).
Het is niet moeilijk om hier het verband te zien met de roep van Jezus aan het kruis. ‘Mijn God, waarom hebt U mij verlaten’ lijkt in eerste instantie alsof Jezus alle vertrouwen in zijn Vader verloren heeft. Eenzaam en verlaten door (bijna) alle mensen gaat Jezus een weg die in een totale desillusie lijkt te eindigen. Gedurende zijn prediking en handelen op aarde sprak hij immers steeds over God, zijn Vader, en nu, nu zijn verkondiging tot een einde kwam, leek de Vader verder weg dan ooit tevoren. Als je echter Psalm 22 leest kun je de woorden van Jezus daarentegen juist lezen als woorden van vertrouwen en hoop: zelfs in de diepste duisternis, als alles voorbij lijkt te zijn, is er het vertrouwen in God die geen mens ooit uit zijn handen laat vallen. JHWH blijft trouw aan zijn belofte.
Filippenzen 2,6-11
In Filippenzen 2,6-11 wordt het thema van ‘dienaar’ opnieuw opgenomen. Jezus die de ‘vorm’ of ‘essentie’ van God had, werd gelijk aan mensen. Hij vernederde zich, verlaagde zich tot dienaar en was gehoorzaam tot in de dood. Hierna heeft God Jezus verhoogd en zal in de toekomst elke knie zich buigen voor zijn naam. In de Bijbel wordt heel vaak gebruik gemaakt van beelden en metaforen die bewust en onbewust de boodschap van de tekst ondersteunen. In deze tekst ‘speelt’ Paulus met de beelden van hoog en laag. Jezus die gelijk was aan God en dus hoog verheven, daalde af naar de wereld en werd een dienaar (denk aan de voetwassing voor het Laatste Avondmaal in Joh. 13,2-20). Door mensen werd hij letterlijk verhoogd aan het kruis en na zijn sterven daalde Jezus af naar het dodenrijk. Op de derde dag steeg hij echter weer omhoog om dan met Hemelvaart naar de hemel en de troon op te stijgen. Nu zullen de mensen die Jezus omhooggestoken hadden aan het kruis zelf hun knieën buigen voor de Heer die eerst dienaar was geweest. In gehoorzaamheid aan zijn Vader overwon Jezus de dood. In nederigheid als dienaar behaalde hij de grootste overwinning. Wat voor ons mensen belangrijk lijkt, is dat in Gods ogen vaak niet. Meestal is het precies omgekeerd: sterven is geboren worden, in duisternis vinden we licht, heersen is dienen en dienen is heersen.
Zie: Bert Jan Lietaert Peerbolte, ‘Filippenzen. Wat navolging verdient’ in: Henk Janssen & Klaas Touwen (red.), Paulus zelf, Vught 2014, 20162, 90-95.
Lucas 19,28-40
En zo komen we bij Lucas 19,28-40, de vierde tekst van deze zondag. Het verhaal van de intocht in Jeruzalem opent de passieweek met een reeds bekende tegenstelling. Een vreugdevolle intrede in de stad loopt uit op een openbare terechtstelling, duisternis en wanhoop, maar eindigt aan het eind van de week weer vreugdevol met de overwinning op de dood. De koning, Jezus de Messias, reed daarbij niet op een koninklijk paard, geen militair ‘vervoermiddel’, maar op een ezel, een gewoon lastdier. Het was zelfs nog maar een veulen, een jong dier, zonder enige pretentie van machtsvertoon. De leerlingen leggen hun mantels op de grond, wat men voor een aardse koning ook zou doen, en verkondigen daarbij Jezus als koning. Dit doen ze op het moment dat ze afdalen van de Olijfberg. Ook hier dus speelt de symboliek van naar beneden gaan (letterlijk de berg afdalen) en zichzelf vernederen (rijden op een ezelsveulen), terwijl tegelijk de man op de ezel door de discipelen aangekondigd wordt als koning. Het is duidelijk dat het koninkrijk van God anders is dan aardse koninkrijken.
Enkele farizeeën willen dat de leerlingen stoppen met hun geroep, maar Jezus stelt dat als ze dat zouden doen, de stenen zouden beginnen te schreeuwen. Zo zijn we weer terug bij de dienaar van Jesaja, die niet kan zwijgen, ondanks alle onderdrukking en tegenstand, om te spreken van de bevrijdende kracht van jhwh. Uit het niets ontstaat een nieuw begin, uit de dood komt het leven voort en uit een wanhopige situatie groeit het besef dat God nooit loslaat waar Hij ooit aan is begonnen. De boodschap van de levende Heer gaat altijd door, zowel in de blijdschap van een feestelijke intocht, als in de diepste verlatenheid bij het sterven. ‘Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste!’ (Luc. 19,38).
Preekvoorbeeld
Offerlam maar geen slachtoffer
We staan aan het begin van de stille week. Jezus wordt als een bevrijder onthaald in Jeruzalem. Enkele dagen later wordt hij gedood. Zijn band met God garandeert hem geen makkelijk leven, maar hij brengt hem wel thuis.
Ik stond laatst te kijken naar de drukte bij de supermarkt. Een vrouw had, achteruit rijdend, een kleine Kia niet gezien, die net voorbij kwam. Een aanrijding was niet meer te vermijden. Een oude man stapte moeizaam uit. Hij liep naar voren om de deuk te bekijken. De jonge vrouw was ook uitgestapt. Geërgerd. Ze had haast; zat met haar hoofd al in het kinderdagverblijf. Lonneke had overgegeven en om half tien moest ze bij de tandarts zijn. De oude man jammerde. Zijn vrouw had hem bezworen dat hij z’n rijbewijs moest inleveren. Hij kwam net uit de garage van de vorige deuk. ‘Kunt u niet wat voorzichtiger rijden?’ beet de vrouw hem toe. ‘U reed zo hard....’ De vrouw stapelde een aantal argumenten op elkaar: hoofdpijn, het dagverblijf, haar zieke dochtertje, tegenlicht... Kortom, ze presenteerde zich niet als schuldige, als de veroorzaker van de botsing maar als het slachtoffer.
Dat doen mensen graag. Wij kiezen graag de slachtofferrol. Neem een jarenlange ruzie tussen ouders en een van de kinderen. Als je met hen allebei praat, hoor je twee slachtofferverhalen. Een leerling die bij spieken is betrapt..., een voetballer die een gele kaart krijgt... een verstokte roker met longproblemen..., we kiezen graag de rol van de gedupeerde. Slachtoffer zijn lijkt veilig. Je wijst ermee je eigen verantwoordelijkheid af!
Jezus wás slachtoffer. Het slachtoffer van zijn bange overheden. Het slachtoffer van de Romeinen die geen oproer duldden. Het slachtoffer van het Paasfeest, waarop Jeruzalem een smeltkroes was van opgewonden lieden die de bevrijding uit Egypte vierden en daarbij de Romeinse bezetting op het oog hadden. Tientallen rebellenleiders zochten die feestdag steun onder de bevolking. Jezus was het slachtoffer.
Maar... Lucas beschrijft Jezus nu juist níet als een slachtoffer. Lucas begint het lijdensverhaal met een duidelijke vaststelling, namelijk dat Jezus de regie heeft. Hij heeft alle touwtjes in handen. ‘Ga naar het dorp’, ‘Neem de ezel mee’, ‘Zeg maar dat de Heer het veulen nodig heeft.’ Jezus regelt alles tot in de details. In zijn hele relaas laat de evangelist zien dat Jezus boven het noodlot staat dat hem treft.
In een huiskamer is het dressoir weggezet. Het staat nu ergens in de bijkeuken. Twee fauteuils zijn naar boven verdwenen. Langs de muur staat een bed. Het heeft heel wat moeite gekost voordat de patiënt zich erbij neerlegde. Maar toen hij kruipend naar boven moest, had zijn dochter doorgezet. Een bed was in de kamer gekomen. Dit werd gevoeld als een decorwisseling voor het laatste bedrijf. En dat was het ook.
De man was het slachtoffer van een gemene ziekte. Drie jaar had hij ermee geleefd, gewandeld over toppen van geluk en blije triomfen en door dalen van slechte berichten en moordende kuren. Nu ligt hij in bed. Zijn vrouw wijkt niet van zijn zijde. Ze leest hem de wensen van zijn gezicht. Maar hij is geen slachtoffer.
Zo voelt hij zich niet en zo gedraagt hij zich niet. Hij toont zich dankbaar, hij maakt complimenten. Hij laat zich het kleinkind op zijn borst zetten en zegt: ‘Ik weet niet of jij je dit later herinnert, maar ik neem dit moment mee naar de hemel!’ Hij maakt grappen. Tegen de verpleegster die een formulier invulde en vroeg: ‘hoelang ben ik nou hier geweest?’, zei hij prompt: ‘veel te kort!’ Hij zegt vaak dank-je-wel tegen zijn vrouw. Hij is geen slachtoffer. Hij kan het onvermijdelijke niet tegenhouden maar hij aanvaardt het en neemt de regie, en hij creëert met zijn dierbaren misschien wel de memorabelste dagen van hun leven.
Hannibal trok per olifant over de Alpen, Caesar veroverde de Germanen hoog te paard, en de wijzen uit het oosten lieten zich door kamelen dragen, maar Jezus wil ons duidelijk maken dat God niet verovert en niet imponeert. Hij is niet het slachtoffer, maar de dienaar. Hij zit op een ezel!
Jezus wordt vermorzeld door politieke spanningen en theologische discussies, maar hij blijft de baas over zijn leven. Hij regelt wat er gebeuren moet: ‘Haal me een veulen.’
Ik herinner me een boerin uit ons dorp. Ze was lectrice en we lazen dit evangelie ter voorbereiding van de dienst. Ze schoot hardop in een lach. ‘Daar had ik bij willen zijn!’, schaterde ze. Toen iedereen haar vragend aankeek legde ze uit: ‘een ezel waar nog nooit iemand op gezeten heeft, die werpt iedereen direct van zijn rug af!’ Eens temeer werd me duidelijk hoezeer de evangelist Jezus hier als soevereine heerser over de situatie typeert.
‘Hosanna’ zingen de mensen. Jezus weet precies wat hij doet. Hij, die als een lammetje op het Paasfeest wordt geslacht, schuldloos offer aan God, hij stijgt uit boven zijn lot. De Eeuwige is hem genadig. Het Paasgeloof wordt geboren, en alvast met palmen gevierd.
inleiding dr. Arjan Knop
preekvoorbeeld Harrie Brouwers